Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten.


Volledige tekst

Ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten.

Bij Kabinetsmissive van 8 januari 2003, no.03.000047, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit met nota van toelichting houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten.

Het ontwerpbesluit bevat op drie punten een wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten. In de eerste plaats worden de strafbare feiten waarvoor een Halt-afdoening mogelijk is uitgebreid met de artikelen 72 en 73 van de Wet personenvervoer 2000.(zie noot 1) Voorts wordt in het besluit een uitzonderingsbepaling opgenomen welke voorziet in een Halt-afdoening terzake van feiten die in het besluit niet als Halt-feit zijn aangewezen, maar die zich voordoen in een vorm die aansluit bij de Halt-feiten. Ten slotte worden de schadebedragen waarvoor Halt-afdoening mogelijk is, aangepast aan het prijsindexcijfer.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt kanttekeningen met betrekking tot de uitzonderingsbepaling en de schadebedragen.

1. In artikel 1 van het besluit zijn de Halt-feiten aangewezen. Voor de beoordeling van feiten die in aanmerking komen voor opname in het besluit spelen volgens de toelichting de volgende overwegingen een rol: het moet gaan om strafbare feiten van betrekkelijk geringe ernst, de ernst van de feiten moet eenvoudig te bepalen zijn, de feiten moeten zich lenen voor een pedagogische benadering, de schuldvraag moet eenvoudig zijn te beantwoorden, de feiten moeten eenduidig zijn vast te stellen en betrekking hebben op het belangrijkste onderdeel van het strafbaar gedrag van de jongere.(zie noot 2) Voorgesteld wordt om in het besluit een uitzonderingsbepaling op te nemen op grond waarvan in individuele gevallen, met toestemming van de officier van justitie, een Halt-afdoening kan worden toegepast bij strafbare feiten die niet in het besluit zijn opgenomen, maar zich voordoen in een vorm die hierbij wel aansluit.(zie noot 3) Volgens het voorgestelde artikel 1a dient het te gaan om een strafbaar feit dat eenvoudig van aard is en waarbij sprake is van overlast veroorzakend gedrag van geringe ernst en de aard en omvang van de toegebrachte schade zich niet onderscheidt van de feiten genoemd in artikel 1.

In deze uitzonderingsbepaling zijn niet alle criteria terug te vinden die gelden voor opname als Halt-feit in het besluit, terwijl uit de toelichting blijkt dat het wel de bedoeling is dat de uitzonderingsbepaling aansluit bij de Halt-feiten.(zie noot 4) Zo ontbreekt in de voorgestelde bepaling het criterium dat de feiten betrekking moeten hebben op het belangrijkste onderdeel van het strafbaar gedrag van de jongere. Op grond van de tekst van de voorgestelde bepaling is het daardoor mogelijk een voorstel voor Halt-afdoening te doen wegens een feit dat niet de kern van het strafbaar gedrag van de jongere uitmaakt, zoals dat nogal eens het geval blijkt bij het opgeven van een valse naam.(zie noot 5) Omdat in de praktijk geen eensgezindheid blijkt te bestaan over de vraag welke gedragingen als Halt-waardige feiten kunnen worden aangemerkt(zie noot 6) en de minister bovendien te kennen geeft dat de uitzonderingsbepaling met terughoudendheid dient te worden toegepast,(zie noot 7) adviseert de Raad om de criteria in artikel 1a beter te laten aansluiten bij de inhoudelijke overwegingen die gelden voor opname van feiten in het besluit als Halt-feit.

2. Voorgesteld wordt om de schadebedragen in artikel 1 van het besluit te verhogen. Volgens de toelichting is de hoogte van de schadegrens berekend naar aanleiding van de mutaties in de consumentenprijsindex voor alle huishoudens over de periode 1996 tot 2002.(zie noot 8)

De bedragen worden evenwel niet met hetzelfde percentage verhoogd. De verhoging (sub 1) van 115 euro naar 150 euro is ruim 30%; de verhoging (sub 2) van 700 euro naar 850 euro ruim 21% en de verhoging (sub 3) van 3.500 euro naar 4.000 euro 14%. De Raad adviseert deze verschillen toe te lichten.

De Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State



Nader rapport (reactie op het advies) van 15 augustus 2003

1. De Raad van State adviseert om de criteria in artikel 1a beter te laten aansluiten bij de inhoudelijke overwegingen die gelden voor opname van feiten in het besluit als Halt-feit. Aan het advies van de Raad van State is gevolg gegeven door deze inhoudelijke overwegingen uitdrukkelijk op te nemen als criteria die de officier van justitie bij zijn beslissing dient te betrekken. Het aan de Raad van State voorgelegde artikel 1a van het conceptbesluit is vernummerd tot artikel 2.

2. De Raad van State merkt op dat de schadebedragen in artikel 1 van het Besluit aanwijzing Halt-feiten niet alle met hetzelfde percentage worden verhoogd en adviseert om deze verschillen toe te lichten. Deze verschillen zijn voortgekomen uit de wens om tot afgeronde bedragen te komen die in de praktijk gemakkelijk hanteerbaar zijn. Dit kan bij nader inzien evenwel ook worden bereikt zonder de verschillen in percentages te laten ontstaan waarop de Raad wijst. In plaats van de bestaande bedragen 115, 700 en 3500 euro te verhogen tot 150, 850 4000 euro, wordt voorgesteld deze bedragen te verhogen tot 150, 900 en 4500 euro. De voorgestelde sterkere afronding naar boven valt uit in het voordeel van de jeugdige.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Justitie



(1) In artikel 72 is - kort gezegd - strafbaar gesteld het gebruikmaken van het openbaar vervoer op een zodanige wijze dat de rust, orde, veiligheid of een goede bedrijfsgang wordt of kan worden verstoord. Artikel 73 stelt strafbaar het niet navolgen van aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang.
(2) Nota van toelichting, Algemeen, derde alinea.
(3) Op grond van de huidige Aanwijzing Halt-afdoening van het openbaar ministerie kan de officier in individuele gevallen toestemming verlenen tot een voorstel tot Halt-afdoening wegens feiten die niet in het besluit zijn opgenomen als Halt-feit. Stcrt.1999, nr.82, blz.13, sub 5. De aanwijzing bevat echter geen inhoudelijke criteria aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of een Halt-afdoening kan worden toegepast terzake van die andere feiten.
(4) Nota van toelichting, Algemeen, vierde alinea.
(5) Nota van toelichting, Algemeen, vierde alinea.
(6) Nota van toelichting, Algemeen, vierde alinea.
(7) Nota van toelichting, Artikelsgewijs, onder B.
(8) Nota van toelichting, Artikelsgewijs, onder A, Onderdelen 1, 2 en 3.