Ga naar de inhoud
(naar homepage)
lees voor
Direct naar
  • en (Information in English)
  • de (Deutsche Informationen)
  • fr (Informations en français)
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
  • Actueel
    • Nieuws
    • Zittingsagenda
    • Persagenda
    • Evenementen
    • Piet Hein Donner Scriptieprijs
  • Adviezen
  • Uitspraken
  • Publicaties
    • Brochures
    • Studies en onderzoeken
    • Regelingen
    • Consultaties
    • Jaarverslagen
    • Toespraken vice-president
  • Over ons
    • Raad van State in het kort
    • Organisatie
    • Advisering
    • Bestuursrechtspraak
    • Begrotingstoezicht
    • Toetsing Klimaatwet
    • Geschiedenis
    • Raad van State in beeld
  • Zoeken
  • en
  • de
  • fr
  • contact
  • pers
  • werken bij
  • app
Zoeken

  1. Home ›
  2. Adviezen ›
  3. W06.24.00279/III

Voorlichting over een mogelijke aanpassing van de procedure voor benoeming van de leden van de Algemene Rekenkamer.

Kenmerk
W06.24.00279/III
Datum aanhangig
1 oktober 2024
Datum vastgesteld
11 december 2024
Datum advies
11 december 2024
Datum publicatie
16 december 2024
Vindplaats
Website Raad van State
  • Financiën
  • Voorlichting

  • Samenvatting
  • Volledige tekst
Samenvatting

Voorlichting over benoemingsprocedure leden Rekenkamer

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op verzoek van de Tweede Kamer een zogenoemde voorlichting uitgebracht over de procedure voor benoeming van leden van de Algemene Rekenkamer. De voorlichting is op 16 december 2024 gepubliceerd op de website van de Raad van State.

Voorlichtingsverzoek

Wanneer er een vacature is in het college van de Algemene Rekenkamer, dan draagt de Tweede Kamer drie kandidaten bij de regering voor. Dat is zo geregeld in de Grondwet. Het is gebruikelijk dat de regering de voorkeurskandidaat van de Kamer benoemt.

De voordracht met drie namen is openbaar. Voor de Tweede Kamer speelt het vraagstuk dat potentieel geschikte personen vanwege die openbaarheid ervoor terugdeinzen te solliciteren. Een voordracht met minder dan drie namen zou hieraan tegemoetkomen, omdat de namen van de afgevallen kandidaten dan vertrouwelijk blijven. De Tweede Kamer wil daarom weten of de Grondwet ruimte laat voor voordrachten met daarop minder dan drie namen. De Afdeling advisering beantwoordt die vraag ontkennend.

Zorgvuldige benoemingsprocedure: persoonlijk en algemeen belang

De Afdeling advisering begrijpt dat aan de openbaarmaking van namen van kandidaten een afbreukrisico kan zitten en dat sommigen van hen om die reden mogelijk niet solliciteren. Het is ook in het algemeen belang dat voor vacatures in een belangrijk instituut zoals de Algemene Rekenkamer kwalitatief hoogwaardige kandidaten zich beschikbaar stellen. Het te hanteren profiel, de wijze van werven en de benoemingsprocedure moeten daar zo veel mogelijk aan bijdragen.

Openbaarmaking namen van kandidaten beperken

In de voorlichting verkent de Afdeling advisering hoe de openbaarmaking van de namen van kandidaten zou kunnen worden beperkt. Daarbij moet wel bedacht worden dat veranderingen in de benoemingsprocedure gevolgen kunnen hebben voor de balans tussen Kamer en regering. De Afdeling advisering acht het verder van belang dat ook voor de buitenwacht inzichtelijk blijft hoe besluiten tot stand komen. Transparantie over de gevolgde procedure kan een waarborg zijn tegen benoemingen waarbij andere factoren dan de geschiktheid voorop staan. Dergelijke transparantie betekent echter niet dat namen van kandidaten ook openbaar moeten worden gemaakt.

Volledige tekst

Bij brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 1 oktober 2024 heeft de Tweede Kamer op de voet van artikel 21a van de Wet op de Raad van State aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd haar van voorlichting te dienen over aanpassing van de procedure voor benoeming van leden van de Algemene Rekenkamer.

Leden van de Algemene Rekenkamer worden door de regering benoemd uit een door de Tweede Kamer opgemaakte voordracht van drie personen. Op de eerste plaats van de voordracht staat de voorkeurskandidaat van de Kamer. Het is gebruikelijk dat de regering deze kandidaat benoemt. De gehele voordracht van de Kamer is openbaar. Als gevolg daarvan kunnen potentieel geschikte personen ervoor terugdeinzen hun belangstelling kenbaar te maken. Dat zou de werving van geschikte nieuwe leden bemoeilijken. Een voordracht met minder namen zou hieraan tegemoetkomen.

De Afdeling advisering van de Raad van State is gevraagd te beoordelen of een voordracht van minder dan drie personen in strijd zou zijn met de Grondwet. Dat blijkt het geval: artikel 77 van de Grondwet vergt ondubbelzinnig een voordracht van drie personen. Om het achterliggende vraagstuk van de in het voorlichtingsverzoek genoemde ‘afschrikwekkende werking van de openbare benoemingsprocedure’ te adresseren, moeten daarom andere wegen worden bewandeld.

In deze voorlichting worden enkele mogelijkheden uiteengezet om de openbaarmaking van namen van kandidaten te beperken. De Afdeling merkt op dat het van belang is dat eventuele veranderingen geen afbreuk doen aan de noodzakelijke transparantie van de procedure en dat acht wordt geslagen op eventuele gevolgen voor de balans tussen Kamer en regering.

1. Inleiding

De Algemene Rekenkamer bestaat uit een college met drie leden. Zij worden door de regering benoemd uit een voordracht van drie kandidaten die is opgesteld door de Tweede Kamer. Het is gebruikelijk dat de regering de kandidaat benoemt die de voorkeur van de Kamer heeft.

De zorg leeft dat de benoemingsprocedure potentieel geschikte kandidaten kan afschrikken. Vooral het feit dat kandidaten die niet de voorkeur van de Kamer genieten op een openbare voordracht terechtkomen, zou personen ervan kunnen weerhouden hun belangstelling kenbaar te maken. (zie noot 1) Een beperking van de voordracht tot uitsluitend de naam van de voorkeurskandidaat zou dit ondervangen.

Naar aanleiding hiervan heeft de Tweede Kamer een verzoek om voorlichting aan de Afdeling advisering gericht. (zie noot 2) De volgende vraag is aan de Afdeling voorgelegd:

"Artikel 77, eerste lid van de Grondwet bepaalt dat de leden van de Algemene Rekenkamer worden benoemd (...) uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Is een voordracht van de Tweede Kamer van minder dan drie personen in strijd met die bepaling?"

Bij de voorbereiding van deze voorlichting is gesproken met de president en de secretaris van de Algemene Rekenkamer en met functionarissen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van de griffie van de Tweede Kamer.

Leeswijzer

Deze voorlichting is als volgt opgebouwd. In punt 2 wordt het constitutionele kader geschetst. Aan de hand daarvan wordt in punt 3 de gestelde vraag beantwoord. Gelet op de achtergrond van het voorlichtingsverzoek gaat de Afdeling vervolgens nader in op het door de Tweede Kamer gesignaleerde probleem dat de openbare procedure kandidaten kan afschrikken. (zie noot 3) Daartoe wordt eerst uiteengezet hoe de benoeming van leden van de Algemene Rekenkamer tot stand komt (punt 4). Vervolgens wordt verkend welke mogelijkheden van een minder openbare procedure denkbaar zijn (punt 5).

2. Constitutioneel kader

De vraag die aan de Afdeling is voorgelegd, moet worden beantwoord aan de hand van het relevante constitutionele kader. Daarbij zijn de volgende constitutionele waarden en uitgangspunten relevant.

a. Onafhankelijkheid en objectiviteit
De Algemene Rekenkamer is een Hoog College van Staat dat door de Grondwet is belast met het onderzoek naar de ontvangsten en uitgaven van het rijk. (zie noot 4) De door de regering aan de Staten-Generaal aan te bieden rekening over die baten en lasten behoeft goedkeuring van de Rekenkamer. (zie noot 5) De wet kan voorzien in andere taken en bevoegdheden voor de Rekenkamer. (zie noot 6) In de praktijk gaat het dan om het onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het regeringsbeleid. (zie noot 7)

De werkzaamheden van de Rekenkamer zijn voornamelijk bedoeld om de Staten-Generaal te ondersteunen bij het controleren van de regering. (zie noot 8) Ook de regering (en de ambtelijke dienst) is gebaat bij betrouwbare en objectieve informatie over de doeltreffendheid en de comptabele rechtmatigheid van overheidsbeleid. Aldus heeft de Rekenkamer voor zowel het parlement als de regering een belangrijke functie bij de verantwoording over (en de controle op) het gevoerde beleid.

Ten behoeve van deze rol bevatten de Grondwet en de Comptabiliteitswet 2016 voorschriften die de onafhankelijkheid van leden van de Algemene Rekenkamer waarborgen. Het gaat dan in het bijzonder om de benoeming, het ontslag, onverenigbare betrekkingen en de integriteit van de leden. (zie noot 9) Zo worden leden van de Rekenkamer voor het leven benoemd en kunnen zij, net als leden van de rechterlijke macht, alleen door de Hoge Raad worden ontslagen. Van diverse functies verklaren de Grondwet en de wet dat ze niet tegelijkertijd met het lidmaatschap van de Rekenkamer kunnen worden bekleed. Nevenfuncties worden actief openbaar gemaakt en in geval van mogelijke belangenconflicten verschonen Rekenkamerleden zich. Bij de aanvang van hun lidmaatschap leggen zij een eed van zuivering en trouw, of een verklaring en belofte af.

b. Gedeelde zeggenschap Kamer en regering
Al sinds de Grondwet van 1814/1815 is de benoeming van leden van de Algemene Rekenkamer een gedeelde aangelegenheid van de regering en de Tweede Kamer. (zie noot 10) De omstandigheid dat het werk van de Rekenkamer vooral bedoeld is om het parlement in de gelegenheid te stellen de regering te controleren, verklaart waarom de Tweede Kamer hier een zware stem in heeft. (zie noot 11) Bij de meeste benoemingen in publieke ambten geldt het uitgangspunt dat deze een zaak van uitsluitend de regering zijn. In afwijking daarvan is de regering bij het aanwijzen van een nieuw lid van de Rekenkamer beperkt tot de kandidaten die door de Tweede Kamer zijn voorgedragen: een zogenoemde bindende voordracht. (zie noot 12) De omvang van die voordracht is door de Grondwet bepaald op drie personen. (zie noot 13) Daarmee heeft de regering bij de uiteindelijke benoeming enige ruimte voor het maken van een eigen afweging.

c. Transparantie en openbaarheid
Omwille van de navolgbaarheid is het belangrijk dat benoemingsprocedures van publieke ambten transparant zijn. De Raad voor het openbaar bestuur merkt hierover het volgende op: "Een transparante benoemingsprocedure betekent dat tevoren helder is hoe een procedure in elkaar steekt, wie in de procedure welke beslissingen neemt, welke criteria voor selectie worden gehanteerd, en dat de keuze uiteindelijk ook valt op degene die aan de criteria beantwoordt. Dat betekent echter niet dat de procedure ook in de openbaarheid moet worden gevoerd." (zie noot 14)

In de context van het voorlichtingsverzoek betekent dit onder meer dat inzichtelijk is hoe te werk wordt gegaan bij de werving van een nieuw lid van de Rekenkamer en aan welk profiel moet worden voldaan. Een transparante procedure hoeft niet te betekenen dat ook de namen van kandidaten openbaar worden gemaakt.

Het voorgaande sluit aan bij de grondwettelijke opdracht voor de overheid om bij de uitvoering van haar taken openbaarheid te betrachten. (zie noot 15) Voorts geldt het uitgangspunt dat de Staten-Generaal in de openbaarheid vergaderen. (zie noot 16) Voor zowel de aanbeveling (van de Algemene Rekenkamer) als de voordracht (van de Tweede Kamer) is niet expliciet voorgeschreven dat de daarop voorkomende namen openbaar worden gemaakt.

3. Voordracht van minder dan drie personen

De Tweede Kamer heeft de Afdeling gevraagd voorlichting te geven over de vraag of een voordracht voor benoeming in de Algemene Rekenkamer met daarop minder dan drie personen in strijd is met artikel 77, eerste lid, van de Grondwet. Deze bepaling spreekt ondubbelzinnig van benoeming uit een voordracht van drie personen.

De Grondwet bevat meer artikelen waarin aantallen worden genoemd. Sommige daarvan laten in hun formulering ruimte voor afwijkingen naar boven of beneden. Dat is bijvoorbeeld het geval in de bepaling over het aantal contraseigns onder wetten en koninklijke besluiten. (zie noot 17) Op andere plaatsen stelt de Grondwet aantallen zonder meer vast. Voorbeelden daarvan zijn de voorschriften over het aantal leden van de beide Kamers van de Staten-Generaal (zie noot 18) en de omvang van voordrachten voor benoemingen in de Algemene Rekenkamer en de Hoge Raad der Nederlanden. (zie noot 19) De grondwetstekst laat in die gevallen geen ruimte voor afwijkingen. De totstandkomingsgeschiedenis van het grondwetsartikel over de benoeming van de leden van de Rekenkamer is over de voordracht uiterst beknopt en biedt geen aanknopingspunten voor het standpunt dat afwijking van het gestelde aantal kandidaten toelaatbaar zou zijn. Een voordracht met minder dan drie personen is daarom niet verenigbaar met artikel 77, eerste lid, van de Grondwet.

Voor het geval dat om die reden zou worden overwogen te komen tot een wijziging van deze bepaling, merkt de Afdeling het volgende op. In het geval de Kamer slechts één persoon voordraagt, kunnen de namen van de afgevallen kandidaten vertrouwelijk blijven. Het afbreukrisico wordt daarmee geminimaliseerd. Een gevolg zou wel zijn dat besluitvorming minder navolgbaar wordt doordat niet kenbaar is welke andere kandidaten zijn overwogen.

Een ander effect van een enkelvoudige voordracht is dat de regering ‘voor het blok’ wordt gezet. Zij heeft dan geen ruimte meer voor een eigen afweging. Aldus wordt ook de balans in de procedure tussen Tweede Kamer en regering beïnvloed. Het is weliswaar praktijk dat de regering de voorkeurskandidaat van de Kamer benoemt, maar in elk geval in theorie heeft de regering de mogelijkheid om één van de andere voorgedragen personen te benoemen. Een vermindering van het aantal personen op de voordracht verandert het aandeel van de regering in de benoeming van leden van de Rekenkamer.

Het introduceren van enkelvoudige voordrachten in de Grondwet zou zodoende effecten hebben die verder strekken dan alleen het verkleinen van het gesignaleerde afbreukrisico. De Afdeling wijst er daarnaast op dat op andere manieren tegemoet kan worden gekomen aan de zorg over de afschrikwekkende werking van de openbare voordracht. Daarom gaat de Afdeling in het vervolg van deze voorlichting nader in op de benoemingsprocedure (punt 4) en worden enkele mogelijkheden geschetst voor de omgang met het gesignaleerde vraagstuk (punt 5).

4. Benoemingsprocedure

In hoofdlijnen is het proces van selectie, voordracht en benoeming van leden van de Algemene Rekenkamer als volgt ingericht.

a. Selectie Algemene Rekenkamer
De Algemene Rekenkamer is verantwoordelijk voor de werving van kandidaten voor benoeming in het college. Wanneer zich een vacature voordoet, geeft de Rekenkamer daarvan zo spoedig mogelijk kennis aan de regering en de Tweede Kamer. (zie noot 20) Vervolgens stelt de Rekenkamer een functieprofiel vast en doorloopt zij een selectieprocedure. (zie noot 21) Die procedure mondt uit in een aanbevelingslijst met ten minste vier kandidaten. (zie noot 22) Deze ‘voorselectie’ door de Rekenkamer draagt eraan bij dat gekozen kan worden uit kandidaten die voldoende gekwalificeerd zijn en die aansluiten bij de behoeften van de Rekenkamer.

De namen van de aanbevolen kandidaten zijn genummerd in volgorde van voorkeur. De Rekenkamer zendt deze aanbeveling aan de Voorzitter van de Tweede Kamer. Pas op dat moment kunnen kandidaten kennisnemen van deze lijst en de daarop gehanteerde volgorde.

b. Voorbereiding door commissie Tweede Kamer
Na ontvangst van de aanbevelingslijst gaat de Tweede Kamer aan de slag met het opstellen van een voordracht. Daarop moeten drie personen komen te staan. Hoewel de Kamer de aanbeveling van de Rekenkamer bij de voordracht zal betrekken, is zij daaraan niet gebonden. Het staat haar vrij om (ook) andere personen voor te dragen.

De besluitvorming in de Kamer wordt voorbereid door enkele leden van de meest betrokken Kamercommissie. (zie noot 23) Deze voorbereidingsgroep verricht haar werkzaamheden (zoals de sollicitatiegesprekken) in beslotenheid. Op aangeven van de voorbereidingsgroep stelt de betrokken Kamercommissie een ontwerp voor een voordracht vast. Het is gebruikelijk om daarin kenbaar te maken naar wie van de voorgedragen personen de voorkeur uitgaat. De ontwerp-voordracht wordt geagendeerd voor besluitvorming in de plenaire vergadering van de Tweede Kamer. Het stuk wordt, met alle daarop voorkomende namen, door de Tweede Kamer openbaar gemaakt.

c. Voordracht door Tweede Kamer
Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer hanteert als hoofdregel dat besluitvorming over personen bij schriftelijke stemming plaatsvindt. (zie noot 24) Op deze wijze blijft vertrouwelijk wie op welke kandidaat heeft gestemd. Omdat schriftelijke stemmingen veel tijd vergen, is voor de besluitvorming over voordrachten voor de Hoge Raad en de Algemene Rekenkamer een uitzonderingsmogelijkheid gecreëerd. (zie noot 25)

De voordracht wordt zonder stemming vastgesteld indien geen van de Kamerleden om stemming verzoekt en bovendien de Kamercommissie die de voordracht heeft voorbereid, geen aanleiding ziet om af te wijken van de aanbevelingslijst die de Algemene Rekenkamer had opgesteld. (zie noot 26) De recente praktijk laat zien dat deze uitzondering staande praktijk is geworden: de ontwerp-voordracht wordt doorgaans zonder stemming vastgesteld. (zie noot 27) Het kan uiteraard anders lopen: in enkele gevallen kwam de Kamer tot voordrachten die niet gelijkluidend waren aan de voorafgaande aanbevelingslijsten. (zie noot 28) In zulke gevallen is steeds een stemming nodig.

d. Benoeming door regering
De door de Tweede Kamer opgemaakte voordracht van drie personen wordt aangeboden aan de regering, die uit deze voordracht een persoon benoemt. De voordracht wordt door de Kamer openbaar gemaakt. Hoewel daartoe geen formele verplichting bestaat, is het staande praktijk dat de regering de voorkeur van de Kamer volgt en de eerste persoon op de lijst benoemt. (zie noot 29)

5. Openbaarheid

De Afdeling wijst er op voorhand op dat enkele jaren geleden het wettelijk vereiste aantal kandidaten op aanbevelingslijsten is verminderd van zes naar vier. In de praktijk bleek het voor de Rekenkamer namelijk niet altijd haalbaar om voldoende geschikte kandidaten te vinden. De openbaarheid van de aanbevelingslijst zou daaraan mede debet zijn. (zie noot 30) Het nu voorliggende voorlichtingsverzoek over een vermindering van het aantal personen op de voordracht ligt in het verlengde hiervan.

In plaats van het aantal kandidaten verder te verminderen, kan worden verkend op welke wijze beperking van de openbaarmaking van de namen van kandidaten mogelijk is. Het wettelijk kader biedt daartoe ruimte. Bij de totstandkoming van de grondwetsbepaling over de benoeming van leden van de Rekenkamer is aan de openbaarheid van de procedure geen aandacht besteed. In punt 2c kwam al aan de orde dat ook overigens geen expliciete verplichting bestaat tot het openbaar maken van de namen van kandidaten. Dat betekent dat het op zichzelf genomen mogelijk is om de openbaarmaking van de namen enigszins te beperken.

Een argument daarvoor kan gelegen zijn in de belangen van de personen die solliciteren op een vacature. Het kan voor hen wenselijk zijn hun kandidatuur niet publiek te maken, bijvoorbeeld omdat dit van invloed is op hun positie in hun huidige werkkring. De Afdeling voegt hieraan toe dat het ook in het algemeen belang is dat voor de vervulling van vacatures in een belangrijk college zoals dat van de Algemene Rekenkamer voldoende kwalitatief hoogwaardige kandidaten zich beschikbaar stellen. Het te hanteren profiel, de wijze van werven en de benoemingsprocedure moeten daar zo veel mogelijk aan bijdragen. Dit belang moet steeds worden afgewogen tegen het belang van transparante besluitvorming.

De Afdeling schetst hierna enkele mogelijkheden om terughoudend te zijn met het openbaar maken van namen van kandidaten. Deze mogelijkheden doen zich in verschillende fases in de procedure voor, te weten bij het opstellen van:
a. een aanbevelingslijst door de Rekenkamer aan de Kamer,
b. een ontwerp-voordracht van de Kamercommissie aan de Kamer,
c. een definitieve voordracht van de Kamer aan de regering.

a. Aanbeveling Algemene Rekenkamer aan Tweede Kamer
Zoals uiteengezet in punt 4, is de Rekenkamer verantwoordelijk voor de werving van kandidaten. Tot voor kort werden de namen van de aanbevolen kandidaten openbaar gemaakt. Toen in oktober 2024 een vacature voor een lid in buitengewone dienst werd voorzien, heeft de Rekenkamer besloten vertrouwelijkheid te betrachten bij het doen van een aanbeveling aan de Kamer. (zie noot 31) Daarmee beoogde de Algemene Rekenkamer het voornoemde afbreukrisico te verkleinen. De Afdeling merkt op dat deze werkwijze past binnen de geldende kaders en voorziet in een legitieme behoefte.

b. Ontwerp-voordracht Kamercommissie aan Tweede Kamer
De inspanningen van de Rekenkamer die zijn gericht op de vertrouwelijkheid van de aanbeveling komen vooral tot hun recht wanneer ook in het parlementaire proces dat erop volgt openbaarmaking van de namen achterwege blijft. De aanbeveling wordt in handen gegeven van de commissie voor de Rijksuitgaven. Het is voor deze commissie al gebruikelijk om over personen achter gesloten deuren te vergaderen. Dit zou formeel kunnen worden vastgelegd in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Daarin kan ook worden vastgelegd dat de ontwerp-voordracht - waarover in de plenaire vergadering een besluit valt - vertrouwelijk aan de Kamer wordt gestuurd.

c. Voordracht Tweede Kamer aan regering
De commissie voor de Rijksuitgaven bereidt een ontwerp-voordracht voor ten behoeve van de Kamer in plenaire zitting. De gebruikelijke werkwijze is dat de Kamer in een openbare plenaire vergadering besluit om een voordracht conform het voorstel van de commissie vast te stellen. (zie noot 32) Over zo’n vaststelling van de voordracht bij acclamatie wordt volgens het Reglement van Orde niet gestemd. (zie noot 33)

Bij hoge uitzondering kan de Kamer besluiten om over een ontwerp-voordracht inhoudelijk te vergaderen. Ook is het mogelijk dat op verzoek van een of meer Kamerleden tot stemming wordt overgegaan. In dergelijke gevallen is het niet goed voorstelbaar dat openbaarmaking van de namen op de ontwerp-voordracht achterwege blijft. In het geval van een openbare beraadslaging zouden Kamerleden dan immers met meel in de mond moeten spreken. Het niet noemen van namen zal nog moeilijker zijn in het uitzonderlijke geval dat overwogen wordt om iemand kandidaat te stellen die niet op de ontwerp-voordracht is genoemd.

Het voorgaande betekent dat voor de fase van de plenaire besluitvorming aan kandidaten geen volledige garantie op vertrouwelijkheid kan worden gegeven, ook niet in de hierna te schetsen scenario’s. De plenaire vergadering is immers openbaar. (zie noot 34) Het openlijk spreken over kandidaten zou dan ook zoveel mogelijk in de vertrouwelijke gedachtewisseling binnen de Kamercommissie moeten plaatsvinden.

Openbaarmaking van de definitieve voordracht

Hiervoor kwam aan de orde dat het gebruikelijk is om de definitieve voordracht openbaar te maken. Het is echter voorstelbaar dat besloten wordt om openbaarmaking van namen op de definitieve voordracht voortaan achterwege te laten. Hierbij zijn varianten mogelijk.

Een eerste variant is wachten met openbaarmaking van namen totdat de voordracht definitief is. Op dat punt in de procedure ligt afwijking van de voordracht door de regering niet meer in de rede. Voor de afgevallen kandidaten is het afbreukrisico hiermee weliswaar niet verdwenen, maar hun plaats op de voordracht is dan geen onderwerp van publieke discussie geweest.

In een tweede scenario wordt uitsluitend de naam van de voorkeurskandidaat openbaar en worden dus de namen van kandidaten die op de tweede en derde plaats worden voorgedragen, niet openbaar gemaakt. Op deze wijze is voor eenieder kenbaar welke kandidaat de voorkeur van de Kamer geniet en zal blijken of de regering zich daarbij aansluit.

In een derde variant kan worden overwogen de gehele voordracht vertrouwelijk aan de regering aan te bieden. Het afbreukrisico door openbaarmaking is dan verdwenen, aangezien uiteindelijk alleen de naam van de benoemde kandidaat openbaar wordt. In dit scenario is niet inzichtelijk welke kandidaat de voorkeur had van de Tweede Kamer en of de regering de voorkeur van de Kamer heeft gevolgd.

De Afdeling begrijpt dat aan de openbaarheid van de aanbevelingslijst van de Algemene Rekenkamer en de voordracht van de Tweede Kamer een afbreukrisico kan zijn gelegen voor kandidaten en dat sommigen van hen om die reden mogelijk niet solliciteren. Uit het voorgaande blijkt dat er mogelijkheden bestaan om daaraan tegemoet te komen door het verder beperken van de openbaarheid van de namen van kandidaten. Bij elk van deze varianten moet worden bedacht dat deze van invloed kan zijn op de balans tussen Kamer en regering in het benoemingsproces.

Bij het treffen van maatregelen om dit afbreukrisico te verkleinen, behoort evenwel steeds nadrukkelijk het belang van transparante overheidsbesluitvorming te worden betrokken. Ook voor de buitenwacht moet duidelijk zijn hoe besluiten tot stand zijn gekomen. Navolgbaarheid kan zo een waarborg zijn tegen benoemingen waarbij andere factoren dan de geschiktheid voorop staan.

De vice-president van de Raad van State

Voetnoten

(1) Zie ook reeds Kamerstukken II 2016/17, 34619, nr. 1, p. 5.
(2) Bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 34153, nr. 17.
(3) Over de voorgeschiedenis zie de besluitenlijst van de procedurevergadering van de commissie voor de Rijksuitgaven van 26 oktober 2023, nr. 2023D44978, agendapunt 15.
(4) Artikel 76 van de Grondwet.
(5) Artikel 105, derde lid van de Grondwet.
(6) Artikel 75, eerste lid en artikel 78, tweede lid van de Grondwet. De betreffende wet is de Comptabiliteitswet 2016.
(7) Hoofdstuk 7, paragraaf 2 van de Comptabiliteitswet 2016.
(8) In de strategie 2021-2025 van de Algemene Rekenkamer wordt het parlement aangeduid als ‘primaire doelgroep’.
(9) Deze waarborgen zijn vastgelegd in de artikelen 76 en 77 van de Grondwet en paragraaf 1 van hoofdstuk 7 van de Comptabiliteitswet 2016.
(10) De historie van de Rekenkamer gaat terug tot ver voor 1814. Benoemingswijzen veranderden mettertijd. In de Staatsregelingen van de Bataafse Republiek was de benoeming een bevoegdheid van de volksvertegenwoordiging, die daartoe een voordracht van de regering ontving.
(11) Kamerstukken II 1979/80, 16040 (R1141), nr. 4, p. 27; Kamerstukken II 1980/81, 16040 (R1141), nr. 8, p. 15.
(12) Kamerstukken II 2015/16, 34426, nr. 3, p. 131 en nr. 7, p. 34.
(13) Dit is het geval sinds de begindagen van het Koninkrijk. Zie over de ontwikkeling van het grondwetsartikel over de taak en benoemingswijze van de Algemene Rekenkamer J.T. Buijs, De Grondwet. Toelichting en kritiek, Deel 2, Arnhem: Gouda Quint 1887, p. 617-622.
(14) Raad voor het openbaar bestuur, Benoemingen in het openbaar bestuur, 2006, p. 16.
(15) Artikel 110 van de Grondwet.
(16) Artikel 66, eerste lid van de Grondwet.
(17) Artikel 47 van de Grondwet.
(18) Artikel 51, tweede en derde lid van de Grondwet.
(19) Artikel 77, eerste lid en artikel 118, eerste lid van de Grondwet.
(20) Artikel 7.1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016. In de praktijk gebeurt dat al op het moment dat de vacature binnen afzienbare tijd wordt voorzien, zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2024/25, 34153, nr. 18.
(21) Voorafgaand aan de vaststelling van het functieprofiel door de Rekenkamer krijgt de Tweede Kamer gelegenheid om wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Naar verwachting wordt dit wettelijk geregeld; zie de brief van de voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven van 27 oktober 2023, nr. 2023Z18109/2023D44920 en de reactie daarop van de Minister van Financiën, Kamerstukken II 2024/25, 33670, nr. 18, p. 6.
(22) Artikel 7.1, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016. Zie ook noot 30.
(23) Doorgaans heeft de commissie voor de Rijksuitgaven het voortouw. In de periode 2016-2021 was deze commissie opgeheven en werden onderwerpen die de Algemene Rekenkamer betroffen, behandeld door de vaste commissie voor Financiën.
(24) Artikel 8.31 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
(25) Deze verkorte procedure steunde aanvankelijk op een aanbeveling van de commissie voor de werkwijze, zie Kamerstukken II 1995/96, 24663, nr. 1. Sinds de herziening van 2021 is deze uitzonderingsmogelijkheid vastgelegd in artikel 8.37 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
(26) Strikt genomen zal de voordracht steeds afwijken van de aanbeveling omdat op de voordracht één naam minder voorkomt. In het geval de ontwerp-voordracht weliswaar de namen bevat van de eerste drie kandidaten op de aanbeveling maar daarbij een andere volgorde hanteert, is een schriftelijke stemming nodig omdat in dat geval de aanbeveling niet geheel wordt gevolgd.
(27) Dit was het geval bij de aanbevelingen uit maart 2023, juli 2020, oktober 2019, april 2015 en april 2008.
(28) De Kamer week af van de volgorde waarin de eerste drie kandidaten op de aanbevelingen uit mei 2017, oktober 2012 en januari 2011 waren gerangschikt. In 1956 en in 1991 zijn door de Tweede Kamer personen voorgedragen die in het geheel niet op de aanbevelingslijst van de Rekenkamer voorkwamen. Zie Kamerstukken II 1955/56, 4207, nr. 1 en Handelingen II 1955/56, nr. 47, p. 638 respectievelijk Kamerstukken II 1990/91, 22105, nr. 1, Handelingen II 1990/91, nr. 99, p. 5821 en Handelingen II 1991/92, nr. 16, p. 835-836.
(29) In die zin ook punt 3 in het advies van de Afdeling advisering van 10 februari 2017 over het voorstel van wet van het lid Van Vliet tot wijziging van onder andere de Comptabiliteitswet 2001 en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verlagen van het aantal kandidaten op aan de Tweede Kamer toe te zenden aanbevelingslijsten, nr. W04.16.0410/I. Op dit punt wijkt de benoemingsprocedure af van die van bijvoorbeeld burgemeesters: artikel 61 van de Gemeentewet bepaalt dat de aanbeveling van de gemeenteraad in beginsel bindend is, met inbegrip van de daarop gehanteerde volgorde. Ook dan blijft overigens afwijking mogelijk.
(30) Zie Kamerstukken II 2015/16, 34426, nr. 3, p. 133. Mogelijk zal het minimumaantal verder worden verlaagd tot drie, zie Kamerstukken II 2024/25, 33670, nr. 18, p. 6.
(31) Dit is overigens in lijn met een aanbeveling van de werkgroep Benoemingen en voordrachten uit de Tweede Kamer, zie Kamerstukken II 2016/2017, 34619, nr. 1, p. 5 en p. 9.
(32) Zie bijvoorbeeld de stemming van 9 mei 2023 over de voordracht van drie kandidaten ter vervulling van een vacature in het college van de Algemene Rekenkamer, Handelingen II 2022/23, nr. 78, item 27.
(33) Artikel 8.37 Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; zie ook hiervoor, punt 4.c.
(34) Artikel 66, eerste lid van de Grondwet; zie ook Kamerstukken II 1978/79, 14224, nr. 6, p. 4 (memorie van antwoord bij de grondwetsherziening 1983). Op grond van artikel 66, tweede en derde lid van de Grondwet kan het parlement achter gesloten deuren vergaderen. Het besluit daartoe moet per vergadering genomen worden. In de praktijk wordt van de mogelijkheid tot het sluiten van de deuren hoegenaamd geen gebruik gemaakt. Zie P.P.T. Bovend’Eert en H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse parlement, Deventer: Wolters Kluwer 2024, p. 702.


  • Zoeken
  • Link kopiëren
  • Opslaan als PDF-document
  • Opslaan als PDF-document

Raad van State

De Raad van State is onafhankelijk adviseur van regering en parlement over wetgeving en bestuur en hoogste algemene bestuursrechter van het land.

  • Meer over ons
  • Vacatures

Contact

De Raad van State bevindt zich in het centrum van Den Haag. Wilt u in contact komen met ons of wilt u ons bezoeken voor een zitting?

  • Telefoon
  • Locatie en route
  • Post en e-mail
  • Digitaal procederen
  • Wet open overheid
  • Nieuwe zaak starten

Altijd op de hoogte

Ontvang ons nieuws via de abonnementenservice in uw mailbox. Op de hoogte gehouden worden over uitspraken die gedaan worden in bepaalde zaken? Meld u dan aan voor de e-mailservice. Of bekijk de voortgang van een bepaalde procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

  • E-mailservice uitspraken
  • Voortgang procedure
  • Aanvragen oude uitspraken

Toegankelijkheid | Privacy | Cookiebeleid

Volg ons

  • Bluesky
  • LinkedIn
  • Instagram
  • Mastodon