Wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit ter implementatie van Richtlijn (EU) 2022/431 in verband met de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan reprotoxische stoffen.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 7 februari 2024, no.2024000266, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit ter implementatie van Richtlijn (EU) 2022/431 in verband met de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan reprotoxische stoffen, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit voorziet in implementatie van Richtlijn (EU) 2022/431. (zie noot 1) Deze richtlijn brengt reprotoxische stoffen onder de minimumvoorschriften van Richtlijn 2004/37/EG. Deze hebben ten doel werknemers op Unieniveau te beschermen tegen risico’s voor hun gezondheid en veiligheid als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan carcinogene en mutagene stoffen. Reprotoxische stoffen kunnen schadelijke effecten hebben op de seksuele functie en vruchtbaarheid van volwassen mannen en vrouwen en op de ontwikkeling van hun nageslacht.

Richtlijn (EU) 2022/431 waarborgt een minimumniveau van bescherming. Lidstaten kunnen maatregelen met een hogere beschermingsgraad vaststellen. (zie noot 2) Het ontwerpbesluit regelt dat reprotoxische stoffen waarvan (nog) onduidelijk is of zij een veilige drempelwaarde hebben, onder een strenger regime vallen dan de richtlijn voorschrijft. (zie noot 3) Volgens de toelichting maakt dit de regelgeving eenduidiger. Dat moet onduidelijkheid in de praktijk voorkomen en administratieve lasten beperken. (zie noot 4) Ook beschermt dit de gezondheid en veiligheid van werknemers zoveel mogelijk en stimuleert dit het gebruik van minder gevaarlijke alternatieven. (zie noot 5)

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de keuze van de regering om strengere eisen te stellen aan het werken met reprotoxische stoffen waarvan (nog) onduidelijk is of zij een veilige drempelwaarde hebben. Dit sluit ook aan bij het algemene voorzorgsbeginsel in het Unierecht. (zie noot 6)

Het Unierecht vereist wel dat bij het uitgaan boven de minimumvereisten van de richtlijn aandacht wordt besteed aan de verenigbaarheid van de extra beschermende maatregel met het primaire Unierecht, in het bijzonder de bepalingen inzake het vrij verkeer. Als in dat kader sprake is van een belemmering, bijvoorbeeld voor de vrijheid van vestiging, dient te worden gemotiveerd dat deze door een dwingende reden van algemeen belang gerechtvaardigd kan worden en ook noodzakelijk en geschikt is. De in de toelichting genoemde argumenten bieden hiervoor aanknopingspunten.

De Afdeling adviseert de toelichting aldus aan te vullen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State

Voetnoten

(1) Richtlijn (EU) 2022/431 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2022 tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk.
(2) Overweging 1 van Richtlijn (EU) 2022/431. Zie ook artikel 153, vierde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
(3) Een drempelwaarde is een veilig blootstellingsniveau waaronder blootstelling geen schadelijk effect heeft op de gezondheid van werknemers.
(4) Nota van toelichting, paragraaf 3, onder ‘Reprotoxische stoffen’, en paragraaf 6.(5) Nota van toelichting, paragraaf 9.
(6) Dit beginsel is opgenomen in artikel 191 VWEU.