Wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG ter tijdelijke beperking van de werkingssfeer van artikel 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 8 januari 2024, no.2024000015, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG ter tijdelijke beperking van de werkingssfeer van artikel 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit wijzigt het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG (Bub WMG) door toevoeging van een nieuw artikel. Hiermee wordt geregeld dat bepaalde categorieën zorgaanbieders ontheven worden van hun verplichting zich voor de boekjaren 2022 en 2023 te verantwoorden door het openbaar maken van een jaarverantwoording (hierna: de jaarverantwoordingsplicht). Beoogd is om aan die zorgaanbieders voor wie de voormelde verplichting nieuw is, tijd en ruimte te geven om hun financiële bedrijfsvoering aan te passen en daarbij rekening te houden met een nog te ontwikkelen visie op de eerstelijnszorg.

De Afdeling advisering van de Raad van State begrijpt de wens om de jaarverantwoordingsplicht op een ordentelijke en zorgvuldige wijze te implementeren voor de categorieën van zorgaanbieders voor wie die plicht nieuw is. De Afdeling merkt echter op dat niet alle categorieën zorgaanbieders voor wie die plicht nieuw is tijdelijk lijken te worden ontheven van die plicht. Ook is het de vraag of met deze tijdelijke ontheffing de oorzaken die hebben geleid tot de tijdelijke ontheffing zijn weggenomen en iedere zorgaanbieder in staat zal zijn om vanaf het boekjaar 2024 te voldoen aan de jaarverantwoordingsplicht.

In verband met deze opmerkingen is aanpassing wenselijk van de nota van toelichting en zo nodig het ontwerpbesluit.

1. Aanleiding en inhoud van het voorstel

Het ontwerpbesluit wijzigt het Bub WMG door toevoeging van een nieuw artikel. (zie noot 1) Hiermee wordt geregeld dat bepaalde categorieën zorgaanbieders ontheven worden van hun verplichting zich voor de boekjaren 2022 en 2023 te verantwoorden door het openbaar maken van een jaarverantwoording. (zie noot 2)

Volgens de toelichting is dit nodig, omdat de jaarverantwoordingsplicht voor bepaalde categorieën van zorgaanbieders nieuw is. Het gaat om zorgaanbieders die onder de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) geen jaarverantwoordingsplicht hadden, maar die plicht per 1 januari 2023 alsnog hebben gekregen. De Wtzi is immers per 1 januari 2022 grotendeels vervangen door de Wet toetreding zorgaanbieders. Als gevolg van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders geldt de jaarverantwoordingsplicht per 1 januari 2023 voor iedere zorgaanbieder. (zie noot 3)

Met dit ontwerpbesluit is beoogd om aan die zorgaanbieders voor wie de jaarverantwoordingsplicht nieuw is, tijd en ruimte te bieden om hun financiële bedrijfsvoering aan te passen en daarbij rekening te houden met een nog te ontwikkelen visie op de eerstelijnszorg. (zie noot 4)

2. Categorie van zorgaanbieders die als onderaannemers zorg verlenen

Zoals hiervoor uiteengezet, is met dit ontwerpbesluit beoogd om voor de boekjaren 2022 en 2023 een ontheffing te verlenen van de jaarverantwoordingsplicht aan die categorieën van zorgaanbieders voor wie die plicht nieuw is. De Afdeling stelt vast dat die tijdelijke ontheffing onder meer wordt verleend aan zorgaanbieders die als onderaannemer, dat wil zeggen in opdracht van een andere zorgaanbieder (de hoofdaannemer), zorg verlenen.

Uit het ontwerpbesluit en de toelichting maakt de Afdeling op dat dit niet geldt voor onderaannemers die zorg verlenen in opdracht van een hoofdaannemer die is aan te merken als een zogeheten ‘lege huls’. Dat wil zeggen een zorgaanbieder die zelf geen zorg verleent en uitsluitend zorg doet verlenen door een onderaannemer. (zie noot 5) De toelichting vermeldt niet de reden(en) waarom aan deze specifieke categorie van onderaannemers geen tijdelijke ontheffing wordt verleend van de jaarverantwoordingsplicht, terwijl die plicht ook voor deze specifieke categorie van onderaannemers nieuw lijkt te zijn.

De Afdeling adviseert daarom de keuze voor het niet onder de tijdelijke ontheffing brengen van de voormelde doelgroep te heroverwegen of die keuze, bij handhaving daarvan, toereikend te motiveren.

3. De jaarverantwoordingsplicht vanaf het boekjaar 2024

Verder merkt de Afdeling op dat het ontwerpbesluit is gebaseerd op de veronderstelling dat de categorieën van zorgaanbieders voor wie de jaarverantwoordingsplicht nieuw is, met de tijdelijke ontheffing van die plicht, in staat zullen zijn om daaraan vanaf het boekjaar 2024 te voldoen. De Afdeling zet hier vraagtekens bij.

Allereerst merkt de Afdeling op dat de toelichting niet ingaat op de omstandigheden op grond waarvan het noodzakelijk is geacht om de doelgroep voor wie de jaarverantwoordingsplicht nieuw is tijdelijk van die plicht te ontheffen. Ook maakt de toelichting niet duidelijk of de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven voor de tijdelijke ontheffing worden opgelost en of daarnaast nog stappen moeten en zullen worden gezet, zodat invoering van de jaarverantwoordingsplicht vanaf het boekjaar 2024 wél verantwoord is.

Voor zover de tijdelijke ontheffing van de jaarverantwoordingsplicht vooral is ingegeven door de met die plicht gepaard gaande administratieve lastenverzwaring (zie noot 6), merkt de Afdeling op dat die met het voorgestelde uitstel niet wordt verholpen. Ook dringt dan, zoals de Afdeling eerder heeft opgemerkt, de vraag op of die lastenverzwaring gerechtvaardigd is. De uitbreiding van de doelgroep voor wie de jaarverantwoordingsplicht geldt heeft immers een beperkte meerwaarde. De NZa zet immers haar toezichtmiddelen in en zal die blijven inzetten waar zij de risico’s met het oog op goede, toegankelijke, betaalbare en rechtmatige zorg het grootst acht.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op het vorenstaande.

In verband met deze opmerkingen is aanpassing wenselijk van de nota van toelichting en zo nodig het ontwerpbesluit.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State

Voetnoten

(1) Voorgesteld artikel 5b Bub WMG.
(2) De jaarverantwoordingsplicht is neergelegd in artikel 40b, eerste lid, Wet marktordening gezondheidszorg (WMG).
(3) Met de AWtza is artikel 40b WMG toegevoegd, waarin de jaarverantwoordingsplicht van de zorgaanbieder is neergelegd. Deze bepaling is per 1 januari 2023 in werking getreden.
(4) Nota van toelichting, paragraaf 1.
(5) Voorgesteld artikel 5, derde lid, aanhef en onder a, Bub WMG; Nota van toelichting, paragraaf 2.2., voetnoot 4.
(6) Advies van de Afdeling van 6 september 2019 over de nota van wijziging op het wetsvoorstel toetreding zorgaanbieder (W13.19.0155/III, punt 2 onder b).