Besluit bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 13 november 2023, no.2023002626, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, in overeenstemming met de Minister van Rechtsbescherming en de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit van houdende uitvoering van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Besluit bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg), met nota van toelichting.

Het Besluit bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Bbsrz) werkt de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) uit, die zich richt op bestrijding van fraude in de zorg. In de Wbsrz worden het Waarschuwingregister en het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ) geregeld. Het IKZ verwerkt gegevens van deelnemende instanties, zoals gemeenten, inspecties en ziektekostenverzekeraars, als er een aanleiding tot een vermoeden van fraude in de zorg bestaat. Het IKZ verwerkt en verrijkt deze gegevens, en verstrekt het resultaat van deze analyse aan één of meer instanties die gelet op hun rol en wettelijke taak zijn aangewezen de betreffende mogelijke fraude in de zorg aan te pakken. Het Waarschuwingsregister is een centraal registratiesysteem dat gemeenten en ziektekostenverzekeraars gebruiken om onderling gegevens te verstrekken van partijen ten aanzien van wie de gerechtvaardigde overtuiging bestaat dat zij hebben gefraudeerd in de zorg. Het register is bedoeld om zo andere instanties te waarschuwen voor mogelijk frauduleuze partijen.

Ten aanzien van het IKZ regelt het besluit welke gegevens door welke instanties worden verstrekt aan het IKZ als er een aanleiding is tot een vermoeden van fraude in de zorg. Ook regelt het de verwerking van de gegevens door het IKZ. (zie noot 1) Daarnaast regelt het besluit dat een rechtspersoon wordt aangewezen als IKZ, en worden hieraan diverse eisen gesteld met betrekking tot de inrichting, het beheer en de financiering. (zie noot 2) Met betrekking tot het Waarschuwingsregister werkt het besluit uit wanneer sprake is van een gerechtvaardigde overtuiging, welke gegevens kunnen worden uitgewisseld, en wat verder in een protocol door de betrokken instanties moet worden opgenomen. (zie noot 3)

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de rechtsbescherming met betrekking tot de bewaartermijn en de rechten van betrokkenen. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het ontwerpbesluit.

De Wbsrz bepaalt dat alleen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de bewaartermijn en de rechten van betrokkenen, vanwege het belang van rechtsbescherming. (zie noot 4) Het ontwerpbesluit voorziet in bewaartermijnen voor het Waarschuwingsregister en het IKZ. (zie noot 5) Het besluit draagt de deelnemende instanties aan het Waarschuwingsregister en het IKZ ook op dat zij zorgdragen voor effectieve en kenbare processen voor de effectuering van de in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) genoemde rechten van betrokkenen. (zie noot 6) Voor het Waarschuwingsregister stellen deelnemende instanties daarnaast een protocol op dat een en ander invult en uitwerkt. (zie noot 7) Dit protocol wordt vastgesteld bij ministeriële regeling. (zie noot 8)

De Afdeling wijst erop dat het toepassen van de langere bewaartermijn van acht jaar voor het Waarschuwingsregister door de deelnemende instanties worden bepaald op basis van het in het protocol op te nemen criterium, zoals de toelichting vermeldt. (zie noot 9) De Afdeling merkt op dat hierdoor het protocol voorschrijft wanneer sprake is van ernstige verzwarende omstandigheden die de langere bewaartermijn rechtvaardigen. Het feitelijk doordelegeren is echter in de Wbsrz uitgesloten.

Daarnaast wijst de Afdeling erop dat onder de AVG-rechten ook het recht van de betrokkene valt om geïnformeerd te worden over de verwerking van diens persoonsgegevens. (zie noot 10) Afzien van het informeren van de betrokkene is mogelijk als het informeren, kortgezegd, de fraudebestrijding onmogelijk dreigt te maken of ernstig in het gedrang dreigt te brengen. (zie noot 11) Als van informeren wordt afgezien, heeft dat tot gevolg dat de betrokkene zich niet kan verweren tegen de verwerking en de daaruit voortvloeiende handelingen. In het protocol dat deelnemers aan het Waarschuwingsregister opstellen wordt opgenomen op welk moment personen in een concreet geval worden geïnformeerd over de verwerking van hun gegevens en de redenen daarvoor, de gevolgen en de duur ervan, en de rechtsbescherming die hiertegen openstaat. (zie noot 12)

De Afdeling concludeert dat door enerzijds de opdracht aan de deelnemende instanties aan het Waarschuwingsregister en aan het IKZ en anderzijds het protocol voorschriften over de rechten van betrokkenen door respectievelijk het IKZ en de deelnemende instanties aan het Waarschuwingsregister zelf worden vastgesteld. Dat wil zeggen dat de praktijk normeert op welk moment personen wel en wanneer zij niet worden geïnformeerd. (zie noot 13) Gelet op het belang van rechtsbescherming en de wet die subdelegatie uitsluit, dient dergelijke normering echter in het besluit te worden opgenomen. (zie noot 14)

De Afdeling adviseert het besluit in deze zin aan te passen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State

Nader rapport (reactie op het advies) van 2 april 2024

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling heb ik besloten de voorschriften ten aanzien van de langere bewaartermijn in het Besluit op te nemen. Artikel 2.5 van het Besluit is daarvoor aangepast. In artikel 2.5 van het Besluit is nu tot uitdrukking gebracht dat het college of een ziektekostenverzekeraar een langere bewaartermijn dan vier jaar aangewezen kan achten indien er sprake is van ernstig verzwarende omstandigheden en de omstandigheden van het geval dit ook rechtvaardigen. In artikel 2.5 zijn de ernstig verzwarende omstandigheden nader omschreven. Ernstig verzwarende omstandigheden doen zich bijvoorbeeld voor als een betrokkene binnen vier jaar opnieuw geregistreerd wordt in het Waarschuwingsregisterzorgfraude of indien de fraude gepaard is gegaan met ernstig nadeel voor de geestelijke of lichamelijke gezondheid van een zorgbehoeftige. Ook is in artikel 2.5 opgenomen dat een college of een ziektekostenverzekeraar het bestaan van ernstig verzwarende omstandigheden onderbouwt en schriftelijk vastlegt.

Anders dan de Afdeling overweegt, wordt het protocol niet door de deelnemende instanties aan het Waarschuwingsregister zorgfraude vastgesteld. Artikel 2.1, tweede lid, van de wet vereist dat het protocol bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het advies van de Afdeling is echter, gelet op het bepaalde in 2.3, tweede lid, aanhef en onder b, van de wet opgevolgd. Het Besluit en de toelichting zijn daarop aangepast. In artikel 2.4 is vastgelegd dat de instanties een betrokkene informeren over de verstrekking van persoonsgegevens op het moment dat de registratie plaatsvindt. Dit is alleen anders als het noodzakelijk is om het informeren achterwege te laten om fraude in de zorg effectief op te sporen, te onderzoeken, te voorkomen of te vervolgen of indien dit noodzakelijk is om de rechten en vrijheden van anderen te beschermen. In dat geval legt een college of ziektekostenverzekeraar schriftelijk vast op grond van welke reden een betrokkene niet is geïnformeerd. Aan de bepaling is toegevoegd dat het college of de ziektekostenverzekeraar algemene informatie over de rechten van betrokkenen de rechtsbescherming die openstaat tegen een beslissing op de uitoefening van die rechten op een gemakkelijk vindbare en toegankelijke plaats publiceert.

Daarnaast is in artikel 3.18 van het Besluit opgenomen dat het Informatieknooppunt zorgfraude een betrokkene informeert over de verwerking van zijn persoonsgegevens op het moment dat het verwerkingsproces is afgerond. Het Informatieknooppunt zorgfraude ziet af van het informeren van een betrokkene indien een bij het Informatieknooppunt zorgfraude betrokken instantie meldt dat er een grondslag is om het informeren van een betrokkene achterwege te laten en een dergelijke melding voldoende is onderbouwd. In dat geval is het aan die instantie om een betrokkene alsnog te informeren indien de gronden voor het niet-informeren zijn vervallen.

Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling is waar nodig de toelichting aangevuld.

Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele wijzigingen aan te brengen in de tekst van het Bbsrz en de nota van toelichting, anders dan hiervoor reeds aan de orde gekomen en toegelicht. Het betreft aanpassingen van tekstuele en redactionele aard,  waarbij in artikel 3.16 de tekst is aangepast omdat de oorspronkelijke tekst aanleiding gaf tot misverstanden over de bedoeling van het proces van verrijking. In de nieuwe tekst is de bedoeling verduidelijkt.

Ik bied U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting aan en verzoek U overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport


Voetnoten

(1) Paragraaf 3 Bbsrz.
(2) Paragraaf 4 Bbsrz.
(3) Paragraaf 2 Bbsrz.
(4) Artikel 2.3, tweede lid, Wbsrz.
(5) Artikel 2.5, respectievelijk 3.17 Bbsrz.
(6) Artikel 2.4, eerste lid, sub b, respectievelijk 3.18, sub a, Bbsrz. Verordening (EU) 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PbEU L119, blz. 1.
(7) Artikel 2.1, tweede lid, Wbsrz en artikel 2.2 Bbsrz.
(8) Artikel 2.1, tweede lid, Wbsrz.
(9) Artikel 2.5, eerste en tweede lid, Bbsrz. Bij het formuleren van het criterium worden aspecten betrokken zoals het financieel belang, verzwarende omstandigheden zoals recidive en samenspanning en het ontkennen of niet meewerken, en verzachtende omstandigheden zoals bekennen en meewerken aan fraudeonderzoek (nota van toelichting, paragraaf 3.5.).
(10) Artikel 14 AVG. Zie in dit verband ook B.M.A. van Eck, D. van Hout & M. Weijers, ‘Olievlek op vlek: De zwarte lijst(en) bij de Belastingdienst’, NJB 2022/1282, paragraaf 6, waarin zij beargumenteren dat op grond van de AVG niet alleen natuurlijke personen maar ook rechtspersonen dienen te worden geïnformeerd aangezien er bijna altijd een identificeerbaar natuurlijk persoon achter een rechtspersoon zit. Ook uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zou dit kunnen worden afgeleid.
(11) Artikel 14, vijfde lid, sub b, AVG.
(12) Artikel 2.2, tweede lid, sub l, Bbsrz.
(13) Nota van toelichting, paragraaf 3.6 en 4.7.5.
(14) Zie ook advies van de Afdeling advisering van 26 maart 2020 over de wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (W13.19.0425/III), Kamerstukken II 2019/20, 35515, nr. 4, punt 3b en 8.