Besluit wijziging vergoeding bewindvoerder schuldsanering.
- Kenmerk
- W16.23.00299/II
- Datum aanhangig
- 6 oktober 2023
- Datum vastgesteld
- 15 november 2023
- Datum advies
- 15 november 2023
- Datum publicatie
- 20 november 2023
- Vindplaats
- Website Raad van State
- Justitie en Veiligheid
- Algemene maatregel van bestuur
Bij Kabinetsmissive van 6 oktober 2023, no.2023002314, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering in verband met de invoering van de Wet van 10 februari 2023 tot wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Stb. 2023, 87) (Besluit wijziging vergoeding bewindvoerder schuldsanering), met nota van toelichting.
Het ontwerpbesluit voorziet in een aanpassing van het Besluit wijziging vergoeding bewindvoerder schuldsanering in die zin dat het looptijdonafhankelijk bedrag (hierna: LOB) als onderdeel van de vergoeding die de bewindvoerder ontvangt wordt verhoogd. Deze verhoging is het gevolg van de inwerkingtreding per 1 juli 2023 van de wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen. Daarin is onder meer geregeld dat het standaardtraject voor een wettelijke schuldsanering wordt teruggebracht van drie jaar tot anderhalf jaar.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de motivering van de keuze om binnen de bestaande vergoedingssystematiek slechts het LOB te verhogen. Deze keuze werkt volgens de toelichting budgettair neutraal uit ten opzichte van het oude recht in een standaardsituatie. Verschillende consultatiepartijen hebben echter aangedrongen op een gecombineerde verhoging van het LOB en het looptijdafhankelijk bedrag (hierna: LAB). Op die wijze kan namelijk beter rekening worden gehouden met onder andere de situatie waarin de rechter tot een verlenging van het wettelijk schuldsaneringstraject zou besluiten. Een nadere motivering voor de gemaakte keuze ligt daarom in de rede.
In verband met deze opmerkingen is aanpassing wenselijk van de toelichting, en zo nodig van het ontwerpbesluit.
1. Achtergrond
Op 1 juli 2023 is de Wet tot wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (hierna: de wet) in werking getreden. (zie noot 1) Het oorspronkelijke wetsvoorstel dat bij de Tweede Kamer werd ingediend bevatte twee relatief beperkte versoepelingen van de schuldsaneringsregeling. (zie noot 2) De Tweede Kamer wenste - mede tegen de achtergrond van de wens in het coalitieakkoord om het schuldsaneringstraject te bekorten (zie noot 3) - bij de behandeling echter een veel ingrijpender wijziging van de schuldensaneringsregeling.
Verschillende amendementen zijn ingediend, waaronder een amendement om de standaardduur van het wettelijk schuldsaneringstraject te verkorten van drie jaar tot anderhalf jaar. (zie noot 4) Deze amendementen leidden ertoe dat de regering een tweede consultatieronde bij de relevante partijen in het maatschappelijk veld heeft laten uitvoeren. Daaruit kwam een gemengd beeld naar voren met daarin ook kritische kanttekeningen bij de voorgestelde amendementen. Onder meer is gewezen op de complexiteit van schuldenproblematiek waaruit de verwachting voortvloeit dat een aanzienlijke verkorting van het wettelijk schuldsaneringstraject niet per definitie een positieve bijdrage aan het oplossen van deze problematiek hoeft te betekenen. (zie noot 5)
Uiteindelijk heeft de Tweede Kamer ingestemd met de halvering van de standaardtermijn en zijn ook andere substantiële wijzigingen doorgevoerd: het wettelijk traject kan bijvoorbeeld al zijn aanvang nemen als de schuldenaar tijdens het buitengerechtelijke traject is begonnen met aflossen. De maximale duur van het traject kan bovendien door de rechter op maximaal drie-en-een-half jaar worden vastgesteld in plaats van vijf jaar. (zie noot 6) De Eerste Kamer heeft het voorstel op 7 februari 2023 aangenomen.
De wet is per 1 juli 2023 in werking getreden, onder meer na het sturen van een brief aan de Tweede Kamer om toe te lichten dat een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding gezien het fundamentele karakter van de wet enkele uitdagingen met zich bracht. (zie noot 7) Gedurende voornoemd traject heeft de regering afgezien van de mogelijkheid om de Afdeling om advies te vragen ten aanzien van de voorgestelde amendementen. (zie noot 8)
2. Inhoud ontwerpbesluit
Eén van de gevolgen van de wetswijziging is dat de bewindvoerder die door de rechter wordt aangesteld in het wettelijke schuldsaneringstraject (hierna: Wsnp-bewindvoerder) zijn vaste werkzaamheden moet uitvoeren in een korter tijdsbestek. De halvering van de standaardduur betekent een toename van de intensiteit van het contact en de werkzaamheden per dossier. De vergoeding voor de Wsnp-bewindvoerder wordt met dit ontwerpbesluit aangepast, zodat het financieel doenlijk en aantrekkelijk blijft om Wsnp-bewindvoerder te zijn of te worden. (zie noot 9)
De vergoeding van de bewindvoerder bestaat uit een vast LOB. Dit is een vaste vergoeding, ongeacht de duur van het traject. Daarnaast bestaat de vergoeding uit een maandelijks LAB. De halvering van de standaardduur van een traject is vooral van invloed op het LOB, omdat de vaste werkzaamheden aan de start- en eindfase van een Wsnp-traject niet zijn gewijzigd, maar complexer en doorlopend zijn geworden en er extra werkzaamheden bij zijn gekomen. (zie noot 10)
Op grond hiervan en door het wegvallen van een groot deel van het LAB vanwege de verkorting van de standaardduur, is het LOB niet meer toereikend en is een verhoging gewenst. De wetgever heeft in het ontwerpbesluit het LOB zoveel verhoogd dat de vergoeding, exclusief indexatie van 1 januari 2024, voor een Wsnp-bewindvoerder bij een standaardduur van anderhalf jaar gelijk is aan de vergoeding die voorheen gold bij een schuldsaneringsregeling van drie jaar.
3. Keuze voor verhoging van alleen het LOB
De wetswijzigingen zoals onder punt 1 besproken brengen mee dat een wijziging van de financiering van de Wsnp-bewindvoerder voor de hand ligt, omdat deze zonder wijzigingen in de regel substantieel minder zou ontvangen. In reactie op het voorontwerp, dat nog uitging van een beperktere verhoging van het LOB van 40%, hebben verschillende consultatiepartijen een verhoging van het LAB naast de verhoging van het LOB voorgesteld. (zie noot 11)
Uit de toelichting blijkt dat de regering de initieel voorgestelde verhoging bij nader inzien inderdaad te beperkt vond. (zie noot 12) In het ontwerpbesluit is er vervolgens voor gekozen de wijziging van de vergoeding vorm te geven door uitsluitend het LOB te verhogen. Het LAB wordt niet verhoogd, omdat volgens de toelichting de aflosperiode gedurende een eventueel buitengerechtelijk schuldsaneringstraject meetelt voor de duur van het wettelijk traject. De maanden waarin afgelost wordt voordat het wettelijk traject is gestart, tellen niet mee voor de berekening van het (maandelijkse) LAB. De vergoeding zou dan lager uitvallen. (zie noot 13)
De Afdeling merkt op dat een nadere motivering nodig is van de keuze voor een verhoging van alléén het LOB in zodanige mate dat de totale vergoeding bij een standaardtraject ten opzichte van de oude situatie gelijk blijft. Te begrijpen valt de zojuist benoemde redenering dat bij een traject dat (nog) korter uitvalt dan de standaardduur van anderhalf jaar de bewindvoerder juist profiteert van een verhoging van alleen het LOB.
Daar staat tegenover dat de intensivering van de werkzaamheden van de bewindvoerder zich ook over een eventuele verlengde looptijd van het traject kan uitstrekken. Uit de toelichting blijkt al bijvoorbeeld dat de bewindvoerder onder het nieuwe stelsel eens in de drie maanden verslag moet uitbrengen aan de rechter-commissaris in plaats van eens in de zes maanden. (zie noot 14)
Gezien de kritische inhoud van veel reacties op het voorstel tot verkorting van het traject, is het bovendien denkbaar dat meer trajecten problematisch zullen verlopen. De rechter kan dan ook besluiten tot een langere duur van het wettelijk traject, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. (zie noot 15) Onder deze omstandigheden kan de vraag worden gesteld of een ongewijzigd LAB ongewenste gevolgen heeft voor een passende vergoeding van de bewindvoerder.
De Afdeling adviseert in licht van het voorgaande de keuze voor een aanpassing van de vergoeding van de bewindvoerder via uitsluitend een verhoging van het LOB nader te motiveren.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.
De vice-president van de Raad van State
Voetnoten
(1) Stb. 2023, 87.
(2) Kamerstukken II 2022/2023, 35915, nr. 4.
(3) Coalitieakkoord 2021-2025, ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’, p. 28.
(4) Zie voor een overzicht van de ingediende en later gewijzigde amendementen de tijdlijn op de website van de Eerste Kamer: https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/35915_verbetering_doorstroom_naar
(5) Kamerstukken II 2022/2023, 35915, nr. 16.
(6) Art. 349a, eerste lid, Fw
(7) Kamerbrief 26 mei 2023, Kamerstukken II 2022/2023, 35915, nr. 31.
(8) Zie ook Aanwijzing 7.16 van de Aanwijzingen voor de regelgeving 2011.
(9) Nota van toelichting, paragraaf 1.
(10) Nota van toelichting, paragraaf 3.
(11) Nota van toelichting, paragraaf 8.I.
(12) Nota van toelichting, paragraaf 8.I
(13) Nota van toelichting, paragraaf 8.I.
(14) Nota van toelichting, paragraaf 8.I.
(15) Zie bijvoorbeeld Rechtbank Limburg, 17 oktober 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:6126.