Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de toepassing van het bewijsvermoeden op de gasopslag in Grijpskerk.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 27 oktober 2022, no.2022002343, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de toepassing van het bewijsvermoeden op de gasopslag in Grijpskerk, het herstel van omissies en het aanbrengen van verduidelijkingen, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt ertoe een aantal knelpunten die bij de invoering van de Tijdelijke wet Groningen en bestuurlijke afspraken naar voren zijn gekomen, weg te nemen. Voorts bevat het wetsvoorstel een aantal wijzigingen in het artikel over de heffing van kosten aan de NAM en een uitbreiding van de taak van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (hierna: het Instituut) tot de afhandeling van schade als gevolg van de gasopslag Grijpskerk, inclusief de toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over een mogelijke samenloop van de bevoegdheid van het Instituut en de Commissie Mijnbouwschade. Zij adviseert ook de grondslag voor het doorbelasten van de kostenvergoeding aan de NAM dragend te motiveren. In verband hiermee is aanpassing van de toelichting wenselijk.

1. Bevoegdheidsafbakening bij interactie met kleine velden

Voorgesteld wordt dat het Instituut verantwoordelijk wordt voor de afhandeling van schade die mogelijkerwijze ontstaat ten gevolge van de gasopslag Grijpskerk en tevens het wettelijk bewijsvermoeden uit te breiden tot de gasopslag Grijpskerk.

De gasopslag Grijpskerk is omringd door enkele kleine gasvelden, ten aanzien waarvan de Commissie Mijnbouwschade bevoegd is om te adviseren over de behandeling van meldingen van mijnbouwschade en verzoeken om vergoeding daarvan onafhankelijk te beoordelen. In die gevallen geldt het bewijsvermoeden niet. Het Instituut en het Staatstoezicht op de Mijnen hebben naar voren gebracht dat het voor de uitvoeringspraktijk van belang is om in de toelichting te vermelden dat het Instituut met toepassing van het bewijsvermoeden bevoegd is voor schade in het effectgebied. Het effectgebied is het gebied waar mogelijk schade is ontstaan door de gasopslag Grijpskerk. Dat gebied omsluit mede het gebied waar sprake is van de kans op schade door interactie met omliggende velden.

De toelichting merkt hierover op dat wanneer de schade optreedt binnen het effectgebied van de gasopslag Grijpskerk het Instituut bevoegd is. Eventuele afspraken over wie bevoegd is met betrekking tot de afhandeling van schade als gevolg van mogelijke gecombineerde effecten van mijnbouwactiviteiten in kleine velden van de gasopslag Grijpskerk behoren niet tot de reikwijdte van deze wetswijziging, aldus de toelichting.

Gelet op de positie van burgers en het belang van een optimale en begrijpelijke dienstverlening is het niettemin wenselijk dat de regering de totstandkoming van deze afspraken bevordert en daarvan ook rekenschap geeft in de toelichting. Artikel 2, derde lid, onderdeel d, van het instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade biedt daarvoor de nodige ruimte. Zonder dergelijke afspraken bestaat immers het gevaar dat beide organen naar elkaar verwijzen, omdat hun bevoegdheid afhangt van de vraag of de schade binnen het effectgebied is veroorzaakt door hetzij de gasopslag Grijpskerk, hetzij door de interactie met andere velden, waar het bewijsvermoeden niet geldt.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

2. Doorbelasting kostenvergoeding

Het wetsvoorstel wijzigt artikel 15 van de wet. In dit artikel wordt bepaald welke kosten in rekening kunnen worden gebracht bij de NAM. In de eerste plaats wordt een verwijzing opgenomen naar de kosten, genoemd in artikel 2, negende lid en elfde lid. Dit betreft kosten als gevolg van maatregelen of vergoedingen die leiden tot versterking van een gebouw (mits dit geen versterkingsmaatregelen in de zin van de wet zijn) en het oplossen van knelpunten die als gevolg van de schade zijn ontstaan. In de tweede plaats wordt de vergoeding die gedupeerden ontvangen voor kosten in het kader van juridische begeleiding in de bezwaarfase aangemerkt als kosten die worden gemaakt om de nadelige gevolgen van de gaswinning te bestrijden.

In de toelichting bij het besluit wordt onvoldoende aandacht besteed aan de grondslag voor deze doorbelasting. Gezien het uiteenlopende karakter van de hiervóór genoemde categorieënkosten is het de vraag of deze kosten in een voldoende nauw verband staan met de aansprakelijkheid van de NAM voor mijnbouwschade in Groningen. De Afdeling adviseert, net als in haar advies van 22 december 2021, (zie noot 1) de grondslag voor het doorbelasten van deze kosten nader te motiveren.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State

Voetnoot

(1) Advies van 22 december 2021, kamerstukken II 2021/22, 36094, nr. 4.