Wijziging van het Besluit langdurige zorg.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 19 april 2021, no.2021000789, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit langdurige zorg in verband met het verduidelijken van de terugwerkende kracht van de indicatiestelling door het CIZ, het creëren van beleidsvrijheid voor zorgkantoren, het verwerken van jurisprudentie en het verduidelijken van een delegatiegrondslag voor bijkomende zorgkosten voor pgb-Wlz, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit wijzigt het Besluit langdurige zorg (Blz) op een aantal uiteenlopende onderwerpen. De Afdeling Advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over het begrip ‘bijkomende zorgkosten’ en over de kosten die zijn verbonden aan verruimd gebruik van Wlz-zorg binnen de EU, de EER en Zwitserland. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting en zo nodig het ontwerpbesluit wenselijk.

1. Bijkomende zorgkosten

De Wet langdurige zorg (Wlz) bepaalt wat kan worden verstaan onder verzekerde zorg, en dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (amvb) aard, inhoud en omvang van de verzekerde zorg nader kunnen worden geregeld. (zie noot 1) Die uitwerking vindt plaats in het Blz. Daartoe bevat het Blz onder meer bepalingen over het persoonsgebonden budget (pgb).

Het ontwerpbesluit wijzigt onder meer artikel 3.6.7 van het Blz. Dit artikel bepaalt dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld in het belang van een goede uitvoering van het pgb. Het ontwerpbesluit voegt ‘bijkomende zorgkosten’ toe aan de onderwerpen waarop die nadere regels betrekking kunnen hebben.

Op dit moment worden bijkomende zorgkosten voor pgb’s al wel vergoed, hoewel deze grondslag niet expliciet is opgenomen in de Wlz en het bijbehorende besluit.

Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het betalen van entreegeld als ergens zorg wordt verleend waar entreegeld moet worden betaald, of de kosten voor een kortdurende cursus voor een zorgverlener. (zie noot 2) Het ontwerpbesluit regelt een expliciete grondslag voor deze bijkomende zorgkosten, en geeft daaraan ook een andere invulling dan dat tot heden in de praktijk wordt gegeven.

De reden voor de voorgestelde wijziging is een ministeriële regeling die sinds 1 maart 2020 van kracht is, en geldt tot 31 december 2021. (zie noot 3) Volgens deze regeling kunnen kleinschalige wooninitiatieven onder bepaalde omstandigheden een ‘continuïteitsbijdrage’ ontvangen uit het pgb van bewoners. De regeling is bedoeld voor kleinschalige wooninitiatieven die in financiële nood verkeren door oversterfte onder de bewoners, veroorzaakt door het coronavirus. De continuïteitsbijdrage kan bijvoorbeeld bestaan uit het doorbetalen van zorgpersoneel. Deze bijdrage valt volgens de toelichting onder ‘bijkomende zorgkosten’. (zie noot 4) Het opnemen van ‘bijkomende zorgkosten’ in artikel 3.6.7 verduidelijkt volgens de toelichting de delegatiegrondslag van deze ministeriële regeling.

De Afdeling begrijpt dat de regering kleinschalige wooninitiatieven in financiële nood als gevolg van de coronacrisis tegemoet wil komen. Het brengen van de continuïteitsbijdrage onder ‘bijkomende zorgkosten’ roept echter vragen op. De kosten die vallen onder de continuïteitsbijdrage zijn niet zozeer bijkomende zorgkosten, maar kosten die worden gemaakt voor het ondervangen van continuïteitsrisico’s, zoals deze zich ook elders in de zorg voordoen als gevolg van het coronavirus. Het ontwerpbesluit lijkt daarmee te worden gebruikt om de invulling van het begrip ‘bijkomende zorgkosten’ te verruimen.

Weliswaar kent de genoemde ministeriële regeling een zekere afbakening, omdat die regeling alleen ziet op continuïteitsrisico’s als gevolg van de coronacrisis. Dat neemt niet weg dat verruiming van ‘bijkomende zorgkosten’ een precedentwerking kan hebben. Continuïteitsrisico’s kunnen zich immers ook voordoen als gevolg van andere omstandigheden dan corona. De voorgestelde ruime invulling van het begrip ‘bijkomende zorgkosten’ kan er dan toe leiden dat ook in die gevallen kosten die eerder kunnen worden getypeerd als reguliere zorgkosten, als ‘bijkomende zorgkosten’ worden gezien. Het is de vraag of dat wenselijk is vanuit het oogpunt van beheersbaarheid van de zorguitgaven.

Zo er meer in algemene zin behoefte bestaat aan een regeling voor de continuïteit van kleinschalige wooninitiatieven, dan adviseert de Afdeling daarvoor een afzonderlijke en duurzame regeling te treffen. De Afdeling adviseert hierop in de toelichting nader in te gaan en zo nodig het ontwerpbesluit aan te passen.

2. Wlz-zorg in de EU, de EER en Zwitserland

Voorts verruimt het ontwerpbesluit de mogelijkheden om gebruik te maken van Wlz-zorg buiten Nederland. Momenteel mag men Wlz-zorg maximaal dertien weken per kalenderjaar buiten Nederland inzetten, indien het een voortzetting van in Nederland gestarte zorg betreft. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft geoordeeld dat deze beperkingen in strijd zijn met het vrije verkeer van diensten. (zie noot 5) Het ontwerpbesluit laat deze beperkingen daarom vervallen voor Wlz-zorg binnen de EU, de EER en Zwitserland.

Het voorstel leidt ertoe dat er langer gebruik kan worden gemaakt van Wlz-zorg in het buitenland, terwijl die zorg daar duurder kan zijn. Niet valt uit te sluiten dat deze wijziging leidt tot hogere zorguitgaven. Daarbij komt dat op Wlz-zorg in het buitenland minder controlemogelijkheden bestaan dan op Wlz-zorg in Nederland.

De toelichting vermeldt dat specifiek op pgb’s een aanvaardbaarheidspercentage van toepassing is. (zie noot 6) De toelichting motiveert echter niet of de toepassing van het aanvaardbaarheidspercentage op specifiek pgb’s, afdoende is om de kosten van Wlz-zorg in het algemeen binnen de EU, de EER en Zwitserland beheersbaar te houden. Evenmin bevat de toelichting een financiële paragraaf. Daardoor is onbekend wat de financiële gevolgen van de verruiming zullen zijn voor de Wlz-zorg. Vanuit het oogpunt van beheersbaarheid van de zorgkosten is dit onwenselijk. De Afdeling adviseert daarom om in de toelichting in te gaan op de mogelijke financiële gevolgen van de voorgestelde verruiming.

3. Algemene motivering van het voorstel

De wijzigingen die het ontwerpbesluit voorstelt, zijn technisch van aard. De aard en inhoud van de toelichting sluiten daarbij aan. Dit doet echter af aan de zelfstandige leesbaarheid van de toelichting, en bemoeilijkt de beoordeling van de effectiviteit en de gevolgen van het ontwerpbesluit. De Afdeling wijst erop dat alle ontwerpbesluiten en wetsvoorstellen, of die nu technisch van aard zijn of niet, een zelfstandig leesbare toelichting behoren te hebben. De Afdeling adviseert daarom om de toelichting uit te breiden.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State


Nader rapport (reactie op het advies) van 5 juli 2021

1. Bijkomende zorgkosten

Aan het advies van de Afdeling is tegemoet gekomen door een aanvulling van paragraaf 2.3 van het algemeen deel van de nota van toelichting. Met de wijziging wordt deze grondslag voor bijkomende zorgkosten expliciet opgenomen. Het gaat hier om een bestendiging van een reeds algemeen aanvaarde praktijk. Het is niet de bedoeling om de posten die onder de bijkomende zorgkosten vallen uit te breiden. Daarmee wordt voorkomen dat de invulling van het begrip ‘bijkomende zorgkosten’ wordt verruimd. Vanwege de continuïteit van kleinschalige wooninitiatieven, is er in dit bijzondere geval voor gekozen om ook deze kosten onder de bijkomende zorgkosten te brengen. Deze regeling betreft een aanvulling op eerder genomen maatregelen om de zorgcontinuïteit voor individuele pgb-houders te waarborgen. Omdat de regeling voor de kleinschalige wooninitiatieven als aanvulling is aan te merken en er sprake is van een uitzonderlijke situatie, wordt voldoende onderscheid gemaakt ten opzichte van reguliere zorgkosten. Het risico van een precedentwerking waarbij reguliere zorgkosten als bijkomende zorgkosten worden aangemerkt is daarmee beperkt.

2. Wlz-zorg in de EU, de EER en Zwitserland

Het advies van de Afdeling is gevolg door aan het eind van paragraaf 3 van het algemeen deel van de nota van toelichting nader in te gaan op de gevolgen van de mogelijkheden om buiten Nederland gebruik te maken van de Wlz-zorg, waarbij ook aandacht is besteed aan de financiële gevolgen.

3. Algemene motivering van het voorstel

Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling over de zelfstandige leesbaarheid van de toelichting is de toelichting op een aantal punten gewijzigd en uitgebreid. Zo is bijvoorbeeld in paragraaf 2.1 een aantal zinnen verduidelijkt en is bij de inhoudelijke aanvullingen rekening gehouden met de leesbaarheid.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de inwerkingtredingsbepaling te wijzigen, waardoor het mogelijk wordt om aan artikelen of onderdelen daarvan terugwerkende kracht toe te kennen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


Voetnoten

(1) Artikel 3.1.1, tweede lid, Wlz.
(2) Zie ook de ‘Vergoedingenlijst Wlz-pgb 2021’, via https://www.informatielangdurigezorg.nl/ documenten/publicaties/2020/01/10/vergoedingenlijst-wlz-pgb.(3) Stcrt. 2020, 63858.
(4) Stcrt. 2020, 63858, paragraaf 2.
(5) Artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Zie CRvB 16 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:970.
(6) Nota van toelichting, paragraaf 2.4 en paragraaf 3. Het aanvaardbaarheidspercentage bepaalt tot welk bedrag een pgb in het buitenland kan worden ingezet.