Wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 24 maart 2021, no.2021000562, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit stelt op basis van de Tijdelijke wet Groningen (TWG) nadere regels met betrekking tot de reikwijdte, planning en uitvoering van de versterking van gebouwen in de provincie Groningen.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over de aanspraak op vergoeding van de kosten van versterkingsmaatregelen. In verband daarmee is aanpassing van het ontwerpbesluit of de toelichting wenselijk.

1. Aanspraak vergoeding versterkingsmaatregelen

Een versterkingsbesluit bevat in ieder geval de aanspraak van de eigenaar op vergoeding van de kosten voor de uitvoering van de versterkingsmaatregelen die nodig zijn om zijn gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen. (zie noot 1) In het ontwerpbesluit wordt gespecificeerd waaruit deze  aanspraak bestaat. (zie noot 2) Het voorgestelde artikel 10g luidt als volgt:

"1. De aanspraak van de eigenaar, bedoeld in artikel 13j, eerste lid, onderdeel b, van de wet, bestaat in ieder geval uit een vergoeding van de kosten voor:

a. activiteiten ter voorbereiding van de versterkingsmaatregelen;
b. de feitelijke uitvoering van de versterkingsmaatregelen;
c. schade die optreedt ten gevolge van de voorbereiding en de uitvoering van de versterkingsmaatregelen."

a. Niet-limitatieve opsomming
Niet wordt toegelicht waarom is gekozen voor een niet-limitatieve opsomming. De genoemde kostenposten lijken dekkend te zijn met de verplichting tot schadevergoeding op grond van het burgerlijk recht, die ook als uitgangspunt heeft te gelden bij de vormgeving van de publiekrechtelijke aanspraak op de vergoeding van versterkingsmaatregelen.

De Afdeling adviseert nader toe te lichten aan welke andere kostenposten er eventueel wordt gedacht.

b. Aanspraak in natura
Artikel 10g, tweede lid, bepaalt dat indien de aanspraak in natura aan de eigenaar ter beschikking wordt gesteld, de minister een deel van de aanspraak benut voor het verstrekken van opdrachten ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van de versterkingsmaatregelen. Ingevolge het derde lid kan in afwijking daarvan een deel van de aanspraak aan de eigenaar ter beschikking worden gesteld voor het geheel of gedeeltelijk in eigen beheer voorbereiden en uitvoeren van de versterkingsmaatregelen.

Indien de eigenaar de versterking in zijn geheel door de Nationaal Coördinator Groningen laat voorbereiden en uitvoeren (versterking in natura), ligt het voor de hand dat de aanspraak volledig door de minister wordt gebruikt. Hiervan uitgaande is niet duidelijk waarom het tweede lid spreekt over "een deel van de aanspraak". Dat suggereert dat de eigenaar de beschikking houdt over een deel van de aanspraak, ook al wordt de versterking geheel voor hem uitgevoerd.

De Afdeling adviseert hierop nader in te gaan en het artikel zo nodig aan te passen.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State


Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W18.21.0098/IV

- In de grondslag "13a, tweede lid," vervangen door "13a, zevende lid". Voorts artikel "13j, tiende lid" vervangen door "13j, twaalfde lid".
- Met het oog op de leesbaarheid en indeling van het besluit paragraaf 3a vernummeren tot 4, een doorlopende nummering toepassen, paragraaf 4 (overige bepalingen) vernummeren tot 5 en artikel 12 tot artikel 18.
- Artikel 10c, leden 2, 3 en 4 als volgt formuleren:
2. In de meerjarige planning krijgen gebouwen met een verhoogd risico voorrang op gebouwen met een licht verhoogd risico.
3. In afwijking van het tweede lid kunnen gebouwen met een licht verhoogd risico voorrang krijgen op gebouwen met een verhoogd risico indien dit geen onredelijke vertraging oplevert voor de versterking van gebouwen met een verhoogd risico, en dit:
a. de snelheid van de uitvoering van de meerjarige planning ten goede komt; of
b. het draagvlak voor de versterking ten goede komt.
4. Onder de voorwaarden, genoemd in het derde lid, kunnen ook gebouwen met een normaal risico worden opgenomen in de meerjarige planning.
- In artikel 10f, eerste lid, "welk" vervangen door "welke". In artikel 10f, tweede lid, "beoordeling op basis van de locatie" vervangen door "beoordeling op basis van de typologie en de locatie".
- In artikel 10g, derde lid, onderdeel a, "in weerwil" vervangen door "ondanks".


Nader rapport (reactie op het advies) van 6 juni 2023

1. Aanspraak vergoeding versterkingsmaatregelen

a. Niet-limitatieve opsomming
Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling is artikel 10g, aanhef en eerste lid, aangepast, evenals de bijbehorende toelichting. De opsomming van de kostenposten is limitatief gemaakt. De in het artikel genoemde posten waaruit de aanspraak kan bestaan, zijn dekkend voor de kosten waarmee de eigenaar zich geconfronteerd kan zien.

b. Aanspraak in natura
Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling zijn het eerste, tweede en derde lid van artikel 10g, en de bijbehorende toelichting aangepast. Het eerste lid is zo aangepast dat er een duidelijker onderscheid is tussen enerzijds de versterkingsmaatregelen die de NCG namens de minister uitvoert (artikel 10g, eerste lid, onderdeel a (nieuw)) en anderzijds de versterkingsmaatregelen die in eigen beheer worden uitgevoerd (artikel 10g, eerste lid, onderdeel b (nieuw)). In de toelichting is aangegeven dat voor de werkzaamheden die door de minister in natura worden uitgevoerd, het volstaat om deze in de aanspraak op te nemen zonder een bijbehorend budget.

Het eerder voorgestelde tweede lid van artikel 10g kon vervallen, omdat het tweede lid (oud) met de aanpassing van het eerste lid overbodig is geworden. De onduidelijkheid die uit het tweede lid (oud) voortvloeide is daarmee ook weggenomen.

In verband met deze wijzigingen zijn het derde en vierde lid vernummerd tot het tweede en derde lid en zijn de formuleringen van het tweede lid (nieuw) en het derde lid (nieuw) aangepast.

2. Er is gevolg gegeven aan de redactionele opmerkingen van de Afdeling, met uitzondering van een aantal opmerkingen. Verwezen wordt naar de reactie zoals deze hieronder in de redactionele bijlage is opgenomen.

3. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om wijzigingen in het ontwerpbesluit aan te brengen.

Bij de behandeling van het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (zie noot 3) (hierna: wetsvoorstel versterken) in de Tweede Kamer zijn amendementen aangenomen, gericht op ondersteuning voor eigenaren en versterking in eigen beheer (zie noot 4). Een novelle was nodig om de amendementen uitvoerbaar te maken en aan te laten sluiten bij hetgeen al in de praktijk gebeurt en bij de verantwoordelijkheidsverdeling van de betrokken partijen. Dit heeft geleid tot de Wet van 19 april 2023 tot wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid) (Stb. 2023, 165) (hierna: novelle).

De novelle zorgde ervoor dat wijzigingen in het ontwerpbesluit nodig waren. De novelle heeft onder meer een apart regime voor versterken in eigen beheer in het leven geroepen. Dit heeft ertoe geleid dat de formulering voorbereiding van niet meer wordt gehanteerd in artikel 10g, eerste lid en tweede lid (nieuw), omdat het ontwerpbesluit alleen ziet op de uitvoering van versterkingsmaatregelen. De voorbereiding wordt met de novelle nu in artikel 13ia van de Tijdelijke wet Groningen (hierna: de wet) opgenomen.

Een groot aantal wijzigingen in de artikelen hangt indirect samen met de novelle. Het komen tot een wetswijziging kost tijd, waardoor inmiddels ruim twee jaar is verstreken vanaf het moment van het advies van de Afdeling. In die twee jaar zijn er ontwikkelingen geweest die hebben genoopt tot actualisering van het ontwerpbesluit:
• In verband met de departementale herindeling in verband met de versterkingsoperatie is de verantwoordelijkheid daarvoor met ingang van 10 januari 2022 geheel komen te berusten bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Door de taakverschuiving binnen het kabinet is de Minister van Economische Zaken en Klimaat bevoegd (zie noot 5). Het ontwerpbesluit is hierop aangepast (de aanhef, de artikelen 1, 10b, eerste lid, aanhef, tweede, derde en vierde lid, 10e, tweede en derde lid, 10f, vijfde lid (nieuw), 10g, eerste lid, onderdelen a en b, vierde lid, aanhef (nieuw), en de ondertekening).
• Als gevolg van een amendement dat bij de behandeling van het wetsvoorstel versterken in de Tweede Kamer is aangenomen, is artikel 10g uitgebreid met een lid. Het amendement was gericht op het bij algemene maatregel van bestuur aanwijzen van gevallen waarvoor de redelijke termijn en de verlenging, bedoeld in artikel 13j, eerste en tweede lid, van de wet maximaal zes maanden bedragen (opgenomen in artikel 10g, vijfde lid). In verband hiermee is ook artikel 13j, derde lid, toegevoegd aan de grondslagen in de aanhef van het ontwerpbesluit.
• Gebleken is dat het wenselijk is om te voorzien in de doordelegatie van regelgevende bevoegdheid op grond van artikel 13j, twaalfde lid, van de wet. Aan artikel 10g zijn daarom nog twee leden toegevoegd. Het vierde lid betreft een nadere uitwerking bij regeling van artikel 13j, eerste lid, onderdeel b, van de wet over de wijze waarop de aanspraak van de eigenaar op vergoeding van de kosten voor de uitvoering van de versterkingsmaatregelen wordt vastgesteld. Het zesde lid betreft een nadere uitwerking bij regeling van artikel 13j, achtste lid, van de wet om bij de aanspraak rekening te houden met de door het Instituut Mijnbouwschade (hierna: IMG) uitgekeerde of uit te keren schadevergoeding.
• De typologieaanpak is verder doorontwikkeld, waarbij door TNO ook een aanvullende typologieaanpak is ontwikkeld die qua systematiek afwijkt van de eerder ontwikkelde typologieaanpak. Het Adviescollege Veiligheid Groningen (hierna: ACVG) heeft de desbetreffende typologie en de bijbehorende aanpak op 20 februari 2023 gevalideerd (zie noot 6). Daarnaast is gebleken dat, met het oog op de validering van deze praktijkaanpak (zie noot 7) door het ACVG, de praktijkaanpak volledig binnen de individuele beoordeling valt. Dit alles heeft ertoe geleid dat artikel 10f is herzien.
• Er zijn afspraken gemaakt over de versterking van de gebouwen in de Zandplatenbuurt-Zuid in Delfzijl, op basis van dezelfde uitgangspunten voor versterking als voor gebouwen in batch 1.588. Voor deze gebouwen wordt aan artikel 10a een tweede lid toegevoegd.
• De inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet is vastgesteld op 1 januari 2024. In het nieuwe onderdeel E van artikel I is een artikel opgenomen dat voorziet in aanpassingen in het Besluit Tijdelijke wet Groningen bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. In artikel 1 zal de begripsbepaling inrichting vervallen en in artikel 10a, onderdelen c, d en f, zal worden aangesloten bij de regelgeving zoals die gaat gelden onder de Omgevingswet.

Daarnaast is het ontwerpbesluit op een aantal punten aangepast in verband met herstel van onvolkomenheden of ter verduidelijking:
• De wijziging in artikel 1 die ziet op het vervallen van opsommingstekens is van technische aard en is bedoeld om artikel 1 te laten voldoen aan aanwijzing 3.59, derde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
• De begripsbepaling Instituut is in artikel 1 geschrapt omdat met het wetsvoorstel versterken wordt geregeld dat de begripsbepalingen in artikel 1 van de wet ook van toepassing worden op de onderliggende regelgeving, waaronder het Besluit Tijdelijke wet Groningen.
• In artikel 1, derde onderdeel, is de begripsbepaling gevaarlijke stoffen vervallen, omdat deze maar één keer voorkomt, in artikel 10a, onderdeel f, dat daarvoor is aangevuld. Bij nader inzien is opname als begripsbepaling daarom niet nodig. Verder is een begripsbepaling NPR (Nederlandse Praktijkrichtlijn) toegevoegd om te verduidelijken dat het hier om een door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven Nederlandse Praktijkrichtlijn gaat. De NPR wordt genoemd in artikel 10f.
• In artikel 10a, aanhef, is toegevoegd dat artikel 13ba van de wet (de zorgplicht van de minister) van toepassing blijft op de gebouwen die zijn uitgezonderd van de reikwijdte van hoofdstuk 5 van de wet. Formeel was dit niet nodig, omdat artikel 13a, eerste lid, van de wet dit al bepaalt, maar om misverstanden te voorkomen is ervoor gekozen dit expliciet op te nemen in artikel 10a. Verder is in onderdeel c verduidelijkt dat gebouwen, en niet inrichtingen, worden uitgezonderd van hoofdstuk 5.
• In artikel 10b, tweede lid, wordt niet meer gesproken van de maar van een op grond van artikel 123, tweede lid, van de Mijnbouwwet aangewezen instelling, omdat artikel 123, tweede lid, van de Mijnbouwwet de ruimte biedt om andere instellingen aan wijzen. TNO is de aangewezen instelling op grond van artikel 11.4.1 van de Mijnbouwregeling. Het derde lid, en de toelichting daarop, zijn aangepast om het proces waarmee risicoprofielen worden bijgesteld beter te laten aansluiten bij de werkwijze in de praktijk. Het bijstellen van de risicoprofielen vanuit de seismische dreigings- en risicoanalyse door de minister gebeurt namelijk voorafgaand aan de vaststelling ervan. Ook is in het derde lid verduidelijkt dat de bijstelling alleen naar een hoger risicoprofiel kan plaatsvinden, en dat bijstelling naar beneden niet mogelijk is. Dit is op zich al geregeld in artikel 13e, tweede lid, van de wet maar de formulering is voor de duidelijkheid toch aangepast.
• Met het nieuwe onderdeel G in artikel I wordt voorzien in toevoeging van de bijlagen 4, 5 en 6 aan het besluit.
Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 6, eerste lid, van het Besluit Tijdelijke wet Groningen aan te passen. Dat lid ziet op de vergoeding voor de voorzitter en andere leden van het IMG voor hun werkzaamheden. Door niet meer uit te gaan van een vergoeding in de vorm van een uurtarief wordt voorkomen dat de norm uit de Wet normering topinkomens zou kunnen worden overschreden. Deze wijziging loopt mee met onderhavig ontwerpbesluit maar staat daar inhoudelijk los van.

Daar waar nodig is de nota van toelichting op bovenstaande punten aangepast, en ook is de nota van toelichting geactualiseerd waar nodig, gezien de lange periode tussen het advies van de Afdeling en onderhavig nader rapport.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat


Voetnoten

(1) Ingevolge artikel 13j, eerste lid, onderdeel b, van de TWG.
(2) Ter uitvoering van artikel 13j, twaalfde lid, van de TWG.