Voorstel van wet tot wijziging van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken teneinde die beperkingen beter kenbaar te maken.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 27 mei 2019, no.2019001034, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken teneinde die beperkingen beter kenbaar te maken, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt tot vereenvoudiging van de huidige Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb). De gemeentelijke registraties van publiekrechtelijke beperkingen komen te vervallen en worden overgeheveld naar het Kadaster, zodat alle publiekrechtelijke beperkingen op onroerende zaken in één register te raadplegen zijn.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft enkele opmerkingen bij het voorstel. Deze gaan over de transitieperiode en het overgangsrecht. In verband daarmee is aanpassing van het voorstel en de toelichting wenselijk.

1. Transitieperiode

Met het wetsvoorstel wordt beoogd de overschrijving van beperkingen uit de gemeentelijke registraties binnen één jaar na inwerkingtreding te realiseren.

Daartoe voorziet het wetsvoorstel in een eenmalige regeling om de beperkingenbesluiten uit de gemeentelijke beperkingenregisters over te zetten naar het Kadaster. (zie noot 1) Als alle beperkingenbesluiten van een gemeente in de basisregistratie kadaster (BRK) zijn ingeschreven, meldt het Kadaster dit op zijn website. (zie noot 2)

Beide regelingen gelden tot 1 januari 2021. (zie noot 3) Daarmee is volgens de toelichting de overgangsperiode begrensd en wordt voorkomen dat materieel uitgewerkt overgangsrecht langdurig formeel van kracht blijft.

De Afdeling onderschrijft het belang om, met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2021, vóór die datum de transitie van de gemeentelijke registraties naar het Kadaster te hebben afgerond. Een tijdige en volledige transitie is daarbij essentieel voor het bereiken van de met het wetsvoorstel beoogde betere kenbaarheid van publiekrechtelijke beperkingen. In de toelichting wordt echter niet ingegaan op de vraag of gemeenten en kadaster de transitie vóór 1 januari 2021 zullen kunnen realiseren. Voorts staat in de toelichting dat de voortgang van de transitie door het ministerie wordt gemonitord en bewaakt, maar daaruit blijkt niet welke maatregelen kunnen en zullen worden getroffen indien dreigt dat de transitie niet tijdig kan worden afgerond. Wel meldt de toelichting dat het gaat om een "omvangrijke ICT-operatie". (zie noot 4)

De Afdeling adviseert in het licht van het voorgaande de toelichting aan te vullen.

2. Overgangsrecht

In de regeling voor de overschrijving van beperkingen is niet bepaald dat aanlevering van de gemeentelijke publiekrechtelijke beperkingen door gemeenten en inschrijving in het BRK door het Kadaster vóór 1 januari 2021 dient plaats te vinden. Het is echter wel van belang dat dat vóór die datum gebeurt omdat volgens het wetsvoorstel dit tijdelijke regime op 1 januari 2021 komt te vervallen en overschrijving uit het gemeentelijke register naar het Kadaster dan niet meer volgens die tijdelijke regeling kan plaatsvinden.

De Afdeling adviseert daarom om in het voorgestelde artikel 17a van de Wkpb uitdrukkelijk te bepalen dat de gemeenten vóór 1 januari 2021 de door hen gehouden beperkingenbesluiten aanleveren bij het Kadaster en het Kadaster voor die datum voor inschrijving zorg draagt.

3. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.

De vice-president van de Raad van State


Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W04.19.0123/I

- In artikel I, onderdeel C, geen paragrafen vernummeren (aanwijzing 6.17, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).
- In artikel 17a, tweede lid, bepalen dat de publieke mededeling gebeurt door plaatsing op de website van het Kadaster, nu dat volgens de toelichting op het artikel de bedoeling is (verwijzing naar websites is in de wetgeving inmiddels gebruikelijk).
- Het Uitvoeringsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en de Uitvoeringsregeling Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken uitdrukkelijk intrekken, nu zij komen te vervallen door het wegvallen van de wettelijke grondslagbepalingen (aanwijzing 6.24 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, paragraaf 5 (Vervallen uitvoeringsregelgeving) van de toelichting).


Nader rapport (reactie op het advies) van 5 september 2019

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft enkele opmerkingen bij het voorstel en acht in verband daarmee aanpassing van het voorstel en de toelichting wenselijk.

1. Transitieperiode

Het kabinet heeft het vertrouwen dat de voor de wetswijziging tijdens de transitieperiode benodigde werkzaamheden bij het Kadaster en de gemeenten tijdig zullen worden voltooid. De voorbereidende werkzaamheden zijn reeds in 2018 gestart. Inmiddels zijn de voorbereidingen bij zowel het Kadaster als de gemeenten tot een zodanig stadium gevorderd dat geen vrees bestaat voor het in gevaar komen van de transitieopgave. De voortgang van de transitiewerkzaamheden wordt nauwgezet gemonitord. Daarnaast is met de VNG en het Kadaster een escalatieprocedure afgesproken om, daar waar nodig, gemeenten te begeleiden en tijdig en direct aan te spreken op de voortgang. Tenslotte zij opgemerkt dat de bestaande Landelijke Voorziening bij het Kadaster na de overgangsperiode zal worden uitgezet.

2. Overgangsrecht

Zoals onder 1 aangegeven heeft het kabinet vertrouwen in het welslagen van deze transitie. In nauwe samenwerking met de VNG en het Kadaster is de onderhavige wetswijziging en ICT-opgave vormgegeven en voorbereid. Het kabinet acht het opnemen van een expliciete verplichting in het voorgestelde artikel 17a van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken niet het meest geëigende middel en ook niet passen in de verhouding die bestaat tussen gemeenten en het Rijk.

3. Redactionele opmerkingen

Deze opmerkingen zijn gevolgd.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Voetnoten

(1) Artikel I, onderdeel I, voorgesteld artikel 17a.
(2) Artikel IV, eerste lid.
(3) Artikel IV, tweede lid.
(4) Toelichting, paragraaf 2 (Relatie met het Omgevingswettraject).