Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht in verband met noodzakelijk periodiek onderhoud en het herstel van enkele gebreken van inhoudelijk ondergeschikte aard.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 12 maart 2019, no.2019000485, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht in verband met noodzakelijk periodiek onderhoud en het herstel van enkele gebreken van inhoudelijk ondergeschikte aard, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit wijzigt onder meer het Besluit omgevingsrecht (Bor). De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de wijziging van de vergunningplicht voor verpakte gevaarlijke stoffen. Zij adviseert om in het ontwerpbesluit voor de vergunningplicht ondergrenzen van verschillende categorieën gevaarlijke stoffen op te nemen. Dit om te voorkomen dat bij opslag van kleine hoeveelheden gevaarlijke stoffen een vergunningplicht ontstaat waar dat met het oog op gevaarsaspecten niet nodig is, maar wel zou leiden tot lasten voor burgers en bedrijven. In verband daarmee is aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk.

Het ontwerpbesluit voorziet in een wijziging van de vergunningplicht voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen (zie noot 1). (zie noot 2) De wijziging komt erop neer dat voor het bepalen van de vergunningplicht niet langer van de capaciteit van de opslagvoorziening moet worden uitgegaan, maar van de daadwerkelijk aanwezige gevaarlijke stoffen. Daarbij worden, naast de hoeveelheid opgeslagen verpakte gevaarlijke stoffen, nu ook de zogeheten aan gevaarlijke stoffen verwante stoffen en handelsgoederen opgeslagen als stukgoed, meegeteld. (zie noot 3) In de toelichting staat dat daarmee aansluiting is gezocht bij de richtlijn in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, nr. 15 (PGS-15). (zie noot 4)

De Afdeling wijst erop dat de voorgestelde wijziging, anders dan waarvan de toelichting uitgaat, kan leiden tot een toename van vergunningplichtige gevallen. (zie noot 5) Een opslagvoorziening van een bedrijf met meer dan 10.000 kg handelsgoederen wordt door de wijziging bijvoorbeeld al vergunningplichtig indien daarin tevens 1 kg verpakte gevaarlijke stoffen wordt opgeslagen.

In PGS-15 zijn ondergrenzen voor verschillende categorieën gevaarlijke stoffen gesteld, waarbij rekening is gehouden met de gevaarsaspecten van bepaalde stoffen en de hoeveelheid verpakte gevaarlijke stoffen die voor een goede bedrijfsvoering als werkvoorraad mag worden beschouwd. (zie noot 6)

In het ontwerpbesluit ontbreken ondergrenzen voor de verschillende categorieën gevaarlijke stoffen bij het bepalen van de vergunningplicht. Dat kan ertoe leiden dat in gevallen waarin geringe hoeveelheden gevaarlijke stoffen als werkvoorraad zijn opgeslagen een vergunningplicht ontstaat, waar dat met het oog op de gevaarsaspecten niet nodig is, maar wel zou leiden tot lasten voor burgers en bedrijven.

Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling in het ontwerpbesluit voor de vergunningplicht ondergrenzen van verschillende categorieën gevaarlijke stoffen op te nemen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State


Nader rapport (reactie op het advies) van 16 mei 2019

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de wijziging van de vergunningplicht voor verpakte gevaarlijke stoffen. Zij adviseert om in het ontwerpbesluit voor de vergunningplicht ondergrenzen van verschillende categorieën gevaarlijke stoffen op te nemen. Dit om te voorkomen dat bij opslag van kleine hoeveelheden gevaarlijke stoffen een vergunningplicht ontstaat waar dat met het oog op gevaarsaspecten niet nodig is, maar wel zou leiden tot lasten voor burgers en bedrijven. Mede naar aanleiding van deze opmerkingen is het ontwerpbesluit op dit punt aangepast en worden verwante stoffen en handelsgoederen niet langer meegenomen in de vergunningplicht. De wijziging waarmee wordt verduidelijkt dat de vergunningplicht niet afhankelijk is van de opslagcapaciteit van de opslagvoorziening maar van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die hierin opgeslagen wordt blijft in stand. Dit is in lijn met de wijze waarop onder de Omgevingswet in het Besluit activiteiten leefomgeving de vergunningplicht is vormgegeven. Het oorspronkelijke wijzigingsvoorstel vloeide voort uit de wens om op dit punt aan te sluiten bij de geactualiseerde Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 15 (PGS 15:2016), waarin de eisen waar een opslagvoorziening moet voldoen ter bescherming van de externe veiligheid variëren al naar gelang de soort en de hoeveelheid stoffen die erin opgeslagen worden. Indien minder dan 10.000 kg stoffen wordt opgeslagen zijn de regels van hoofdstuk 3 van de PGS 15 van toepassing, indien de totale hoeveelheid verpakte stoffen in een opslagvoorziening boven de 10.000 kg uitkomt, valt de gehele opslag onder de systematiek van hoofdstuk 4 van de PGS 15, waarbinnen zwaardere voorschriften gelden om de externe veiligheid te garanderen. Hoofdstuk 4 van de PGS 15 is automatisch van toepassing op vergunningplichtige bedrijven en daarom werd een aanpassing van de vergunningplicht op dit punt noodzakelijk geacht. Na nadere bestudering van de teksten van de regelgeving en de PGS 15 bleek dat dit niet noodzakelijk is. Artikel 4.1 van het Activiteitenbesluit j° artikel 4.3 van de Activiteitenregeling bevatten een niet-uitputtende regeling voor de opslag van gevaarlijke stoffen en maken het mogelijk om met maatwerkvoorschriften de eisen uit hoofdstuk 4 van de PGS 15 van toepassing te verklaren. Het Besluit activiteiten leefomgeving verwijst voor de toepasbaarheid van de verschillende hoofdstukken van de PGS direct naar deze hoofdstukken en hierdoor vallen bedrijven die meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen samen met aanverwante stoffen en koopmansgoederen opslaan automatisch onder de regels van hoofdstuk 4. Door tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet via maatwerk te zorgen dat betrokken bedrijven onder de regels van hoofdstuk 4 van de PGS 15 vallen, wordt zonder aanpassing van de regelgeving geborgd dat voor de betrokken inrichtingen hetzelfde regiem geldt. De nota van toelichting is op dit punt verduidelijkt.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om onderdeel C aan te passen. Hierin werd de bevoegdheid voor het bevoegd gezag uit artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit om bij maatwerk voorschriften te stellen om het aanvaardbaar hinderniveau voor geur te bepalen, aangepast. Om te voorkomen dat de indruk zou instaan dat de maatwerkbevoegdheid verruimd wordt, wordt enkel nog verduidelijkt dat de bevoegdheid ook bestaat voordat een daadwerkelijke overschrijding van geurhinder is geconstateerd. In de nota van toelichting wordt vervolgens het systeem voor het stellen van maatwerk inzake het aanvaardbaar hinderniveau voor geur nogmaals uitgelegd.

Ten slotte is een aantal correcties op het ontwerpbesluit doorgevoerd. Zo is een nieuw onderdeel G ingevoegd om een onjuiste verwijzing in artikel 2.19a van het Activiteitenbesluit te corrigeren, en is in de tabel in onderdeel L (nieuw) een verschrijving gecorrigeerd.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT


Voetnoten

(1) CMR-stoffen zijn carcinogene (kankerverwekkende), mutagene en reprotoxische stoffen. Dat zijn stoffen die alleen (carcinogene stoffen) of in combinatie met andere stoffen (mutagene stoffen) kanker kunnen veroorzaken.
(2) Artikel II, onder B, voorgesteld categorie 4.4, onder j, onderdeel 1O, van bijlage I onderdeel C, van het Bor.
(3) Categorie 4.4, onder j, onderdeel 1O luidt nu: "een opslagvoorziening voor verpakte gevaarlijke stoffen, anders dan kunstmeststoffen van meststoffengroep 1 of 2, of CMR-stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 10.000 kg aanwezig is, of".
In het ontwerpbesluit wordt de volgende tekst voorgesteld: "in een opslagvoorziening voor verpakte gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen meer dan 10.000 kg aan verpakte gevaarlijke stoffen, anders dan kunstmeststoffen van meststoffengroep 1 of 2, en CMR-stoffen, al dan niet samen met verpakte stoffen die wat betreft producteigenschappen aan gevaarlijke stoffen verwant zijn of handelsgoederen, opgeslagen als stukgoed, aanwezig zijn.
(4) Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15:2016 versie 1.0 (09-2016) Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, Richtlijn voor opslag en tijdelijke opslag met betrekking tot brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid.
(5) De branchevereniging VHCP (Verbond van handelaren in chemische producten) en VNCW (Vereniging Nederlandse Chemische Warehousingbedrijven) hebben hier in de zienswijze van 12 november 2018 over het ontwerpbesluit ook op gewezen.
(6) PGS-15, paragraaf 1.3.