Protocol van toetreding tot de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten en Colombia en Peru.


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 16 januari 2019, no.2019000061, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het protocol van toetreding tot de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van Ecuador; Brussel, 11 november 2016 (Trb. 2016, 191 - Heruitgave), met toelichtende nota.

Het protocol wijzigt de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Colombia en Peru anderzijds(hierna: het vrijhandelsverdrag). (zie noot 1) Tevens regelt het de toetreding van Ecuador tot dat verdrag.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de goedkeuringsprocedure van het protocol. In verband daarmee het wenselijk de toelichting aan te passen.

Uit de voordracht blijkt dat de ministerraad heeft vastgesteld dat het Protocol niet zal gelden voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten en evenmin Aruba, Curaçao en Sint Maarten anderszins raakt. In de toelichting wordt deze vaststelling niet toegelicht, en enkel herhaald dat het protocol alleen zal gelden voor het Europese deel van het Koninkrijk.

De Afdeling merkt op dat het vrijhandelsverdrag, dat door het protocol wordt gewijzigd, bij rijkswet is goedgekeurd. Uit de voordracht van die rijkswet blijkt dat de rijksministerraad had vastgesteld dat het vrijhandelsverdrag niet zal gelden voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten, maar dat het vrijhandelsverdrag deze landen wel anderszins raakt. (zie noot 2)

De rijkswet is gelijktijdig met het overleggen aan de Staten-Generaal aan de staten van de Caribische landen overgelegd. (zie noot 3) In de toelichting op die rijkswet opgemerkt dat Caribische landen worden geraakt, omdat Colombia en Peru in de nabije regio van Aruba, Curaçao en Sint Maarten liggen. (zie noot 4) Daarbij gaf de toelichting overigens aan dat maar een minimaal effect was te verwachten voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het verdrag zal immers niet van toepassing zijn op de feitelijke handelsbetrekkingen tussen de Caribische delen en de Zuid-Amerikaanse verdragspartijen. Bovendien was de (toenmalige) onderlinge handel tussen deze landen minder dan vier procent van hun totale handelsbalans. (zie noot 5) Naar verwachting zal dit ook gelden voor hun handel met Ecuador.

De Afdeling merkt op dat het voor de hand ligt om bij de (stilzwijgende) goedkeuring van het protocol de ‘rijksprocedure’ te volgen, nu die ook is gevolgd bij de (uitdrukkelijke) goedkeuring van het vrijhandelsverdrag. Het protocol ziet immers op de wijziging van dat vrijhandelsverdrag, zodat de goedkeuring van het protocol de Caribische landen opnieuw raakt. Verder ligt ook Ecuador in de nabije regio van de Caribische landen, en raakt het sluiten van het protocol hen ook in die zin.

De toelichting op het verdrag motiveert niet waarom het protocol de landen nu niet raakt, en ook niet waarom dat betekent dat kan worden afgezien van de ‘rijksprocedure’ voor stilzwijgende goedkeuring.

De Afdeling adviseert de toelichting in het licht van het voorgaande aan te passen, en zo nodig de voorgestelde stilzwijgende goedkeuring te doen bij ‘rijksprocedure’.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het verdrag en adviseert daarmee rekening te houden voordat het verdrag aan de beide Kamers der Staten-Generaal wordt overlegd.

De vice-president van de Raad van State

Nader rapport (reactie op het advies) van 13 juni 2019

De Afdeling advisering van de Raad van State merkt op dat het voor de hand ligt met betrekking tot goedkeuring van het Protocol een stilzwijgende ‘rijksprocedure’ te volgen. Hiertoe merkt de Afdeling op dat het Protocol ziet op wijziging van de Handelsovereenkomst met Colombia en Peru (Trb. 2012, 178), die in het verleden bij Rijkswet zou zijn goedgekeurd, omdat de Handelsovereenkomst Aruba, Curaçao en Sint Maarten zou raken. Daarnaast stelt de Afdeling dat het Protocol de Caribische landen tevens raakt vanwege de ligging van Ecuador in de nabije regio van de Caribische landen.

De regering deelt deze conclusie van de Afdeling niet.

Er is volgens de regering geen aanleiding om aan te nemen dat het Protocol de Caribische landen zal raken. De geografische ligging en mogelijke betrekkingen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten met Ecuador brengen volgens de regering niet automatisch met zich mee dat zij door het Protocol geraakt (kunnen) worden in de zin van artikel 2, derde lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Slechts indien er sprake zou zijn van bijzondere betrokkenheid van Aruba, Curaçao of Sint Maarten bij het Protocol, of het Protocol gewichtige gevolgen zou hebben voor de belangen van de landen in de zin van artikel 11, derde lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, kan er volgens de regering sprake zijn van zulk raken. Daar is, naar de mening van de regering, in dit geval geen sprake van. Daartoe zij opgemerkt dat de Handelsovereenkomst en het Protocol niet op de feitelijke (handels)betrekkingen tussen de Caribische landen en de Zuid-Amerikaanse verdragspartijen zien.

Bij de goedkeuringsprocedure van de Handelsovereenkomst met Colombia en Peru in 2013 was door de regering niet gekozen voor een rijkswet, maar voor een wet (zie Stb. 2013, 519). Wel was toentertijd de inschatting dat de Caribische landen wellicht, hoewel slechts minimaal, geraakt zouden kunnen worden door de Handelsovereenkomst en was de betreffende wet conform artikel 2, derde lid, aan de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten overgelegd. Ondertussen is echter niet gebleken van een dergelijk raken en is het uitgangspunt dan ook dat het Protocol de Caribische landen niet zal raken. Op basis hiervan is bij goedkeuring van het Protocol niet opnieuw voor een ‘raken’ gekozen. Overigens hoeft bij een wijziging van een verdrag niet dezelfde procedure gevolgd te worden als bij het oorspronkelijke verdrag: bij een wijzigingsverdrag kan de situatie ten aanzien van (mede)gelding gelijk maar ook beperkter zijn dan bij het oorspronkelijke verdrag; ook ten aanzien van ‘anderszins raken’ kan de situatie bij een wijzigingsverdrag anders zijn.

Aan deel VI (Koninkrijkspositie) van de toelichtende nota is ter verduidelijking een passage toegevoegd waarin is aangegeven waarom, anders dan bij de Handelsovereenkomst, het uitgangspunt bij het Protocol is dat de Caribische landen niet geraakt zullen worden.

Ik moge U, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het Protocol vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Voetnoten

(1) Trb. 2012, 178. Artikel 1 van het protocol.
(2) In het licht van artikel 2, derde lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen.
(3) Kamerstukken II 2012/13, 33 467, nr. 1.
(4) Memorie van toelichting, Kamerstukken II 2012/13, 33 591, nr. 3, p. 33.
(5) Memorie van toelichting, Kamerstukken II 2012/13, 33 591, nr. 3, p. 7/8.