Vergunning voor woontoren aan het Maanplein in Den Haag definitief

Gepubliceerd op 6 september 2023

De omgevingsvergunning voor een woontoren van ruim zeventig meter hoog aan het Maanplein in Den Haag is definitief. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (6 september 2023).

Achtergrond

Het college van burgemeester en wethouders verleende in 2020 een omgevingsvergunning voor de bouw van een woontoren op het voormalige KPN-terrein aan het Maanplein in Den Haag. De gemeente paste daarbij een regel over hoogbouw toe uit het bestemmingsplan. Die regel verwees naar een gemeentelijke beleidsregel over hoogbouw. De rechtbank Den Haag oordeelde dat deze planregel in strijd is met de rechtszekerheid, omdat die onvoldoende houvast biedt over wanneer hoogbouw toelaatbaar is.

Vergunning woontoren definitief

Een omwonende kwam tegen de vergunning in hoger beroep. Een van zijn bezwaren was juist de bouwhoogte van de woontoren. De Afdeling bestuursrechtspraak stelt nu vast dat het Haagse bestemmingsplan de bouw van een 70 meter hoge woontoren op deze plek al toestond. Weliswaar maakt de vergunning een iets hogere toren van 73 meter mogelijk, maar dit valt binnen de gebruikelijke 10% afwijkingsmogelijkheid van het bestemmingsplan. Verder ziet de Afdeling bestuursrechtspraak niet in dat die drie meter extra bouwhoogte het karakter van de aangrenzende woonwijk en het uitzicht en de privacy van de omwonende onaanvaardbaar aantast. Ook de bezwaren van de omwonende over, onder meer, de welstand, verkeer en parkeren slagen niet. Dit betekent dat de omgevingsvergunning voor de woontoren nu definitief is.

Conclusie

Voor de volgers van het omgevingsrecht is deze uitspraak ook om een andere reden interessant. In de uitspraak wordt namelijk ook een juridische vraag over het omgevingsrecht beslecht. Op verzoek van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak bracht staatsraad advocaat-generaal Nijmeijer in april 2023 een conclusie uit in deze zaak.

Evidentiecriterium

De Afdeling bestuursrechtspraak wilde namelijk weten op welke wijze de rechter een regel uit een plan kan toetsen in een vergunningsprocedure, wanneer die planregel verwijst naar een beleidsregel (bijvoorbeeld hoogbouwbeleid). Als je het niet eens bent met zo’n planregel, moet je beroep indienen tegen het plan. Als je pas bezwaar maakt tegen de planregel in een concrete vergunningprocedure, kan de rechter zo’n regel alleen ‘onverbindend’ verklaren als de regel evident in strijd is met hoger recht, het zogenaamde evidentie-criterium.

Open norm

Het ging in deze zaak om de vraag of de rechter ook bij het toetsen van een planregel met een open norm, die verwijst naar een beleidsregel, dit evidentiecriterium kan blijven toepassen of dat dan indringender moet worden getoetst. In de uitspraak volgt de Afdeling bestuursrechtspraak de advocaat-generaal op twee punten, maar gaat zij niet mee in zijn advies om een regel met een open norm die verwijst naar een naderhand vastgestelde of gewijzigde beleidsregel indringender te toetsen. Ook in zo’n geval blijft het evidentiecriterium dus gelden, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.

Wat is een conclusie en wat is het nut ervan?

In de uitspraak komen alleen de onderwerpen uit de conclusie aan de orde die voor deze concrete zaak relevant waren. De andere delen van de conclusie zullen in toekomstige zaken gebruikt kunnen worden en dienen dus als voorlichting aan de Afdeling bestuursrechtspraak en de rechtspraktijk. Een conclusie draagt zo bij aan de rechtsontwikkeling. Een staatsraad advocaat-generaal kan in een conclusie namelijk een rechtsvraag in een bredere maatschappelijke, juridische en internationale context plaatsen, de stand van de rechtspraak evalueren en aanbevelingen doen om bestaande rechtspraak te nuanceren of bij te stellen. De mogelijkheid voor de bestuursrechter om een conclusie te vragen bestaat sinds 2013. De conclusie in deze zaak was de 25e die de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft gevraagd. Een overzicht van alle conclusies is te vinden op de website van de Raad van State.


Lees hier de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 202205212/3.