Staatssecretaris moet een volledige beoordeling maken bij verzoek om gezinshereniging

Gepubliceerd op 27 maart 2024

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid moet bij een verzoek om gezinshereniging een volledige beoordeling maken, waarbij hij alle relevante individuele aspecten moet betrekken. Maar anders dan voorheen, hoeft de staatssecretaris niet meer in alle gevallen een belangenafweging te maken. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld in een uitspraak van vandaag (27 maart 2024).

Achtergrond

Deze zaak gaat over een Syrische vrouw die herenigd wil worden met haar meerderjarige Nederlandse zonen die in Nederland wonen. De staatssecretaris verleende haar geen visum waarmee zij naar Nederland kan komen en hier een verblijfsvergunning kan krijgen. Volgens de staatssecretaris hebben de moeder en haar zonen geen familieleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Uit rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg volgt dat tussen meerderjarige familieleden pas familieleven is dat door artikel 8 van het EVRM wordt beschermd, als tussen hen zogenoemde ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ (‘more than the normal emotional ties’) bestaan.

Beoordeling familieleven moet volledig zijn

Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak blijft onverkort van kracht dat de staatssecretaris bij de beoordeling of ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ bestaan, alle relevante individuele omstandigheden moet betrekken. Het is dan onvoldoende om alleen te betrekken of wegens de medische toestand een volledige afhankelijkheid bestaat. Ook andere elementen worden bij de beoordeling betrokken, zoals de financiële en materiële afhankelijkheid, de gezondheid van alle betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Alleen op deze manier is de beoordeling van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM volledig.

Belangenafweging niet meer in alle gevallen noodzakelijk

Als de staatssecretaris na een volledige beoordeling tot de conclusie komt dat geen ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ bestaan tussen de familieleden, en dus geen familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestaat, hoeft hij anders dan voorheen niet meer een belangenafweging te maken. Hij hoeft dan niet meer te beoordelen of het belang van Nederland bij een zogenoemd restrictief toelatingsbeleid zwaarder of lichter weegt dan het belang van de familieleden om herenigd te willen worden.

Wat betekent deze uitspraak in dit geval?

De staatssecretaris zal in deze concrete zaak opnieuw moeten beoordelen of de moeder en haar zonen in Nederland kunnen worden herenigd. Hij zal alle relevante individuele omstandigheden moeten betrekken om vast te stellen of ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ bestaan. Alleen dan heeft de staatssecretaris volledig beoordeeld of sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Mocht hij van oordeel zijn dat daarvan geen sprake is, hoeft hij niet meer een belangenafweging te maken.


Lees hier de volledige tekst van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met zaaknummer 202207185/1.