Staatssecretaris J&V moet in nareiszaken beoordelen of vreemdeling voordeel van de twijfel verdient

Gepubliceerd op 26 januari 2022

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid moet in zogenoemde nareiszaken het beschikbare bewijs in onderlinge samenhang beoordelen, rekening houden met alle relevante elementen in de zaak en gemotiveerd beoordelen of hij de vreemdeling het voordeel van de twijfel moet geven. In specifieke nareiszaken waarbij Eritrese vreemdelingen betrokken zijn, moet de staatssecretaris bovendien rekening houden met de beperkte beschikbaarheid van documenten in Eritrea. Zo mag hij bijvoorbeeld het ontbreken van geboorteakten de vreemdeling in beginsel niet tegenwerpen. Dit staat in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (26 januari 2022).

Waar gaat de uitspraak over?

In deze uitspraak gaat het om een Eritrese man die in Nederland woont en een asielvergunning heeft. Een Eritrese vrouw wil met een minderjarig kind nareizen om samen met de man als gezin in Nederland te leven. De man en vrouw stellen dat zij getrouwd zijn en dat zij de ouders zijn van het kind. Als bewijs hiervoor hebben zij onder andere een DNA-onderzoek laten doen. De uitspraak gaat in het algemeen over de manier waarop de staatssecretaris moet onderzoeken en beoordelen of vreemdelingen die willen nareizen zijn wie ze zeggen dat ze zijn (identiteit) en of zij echt een gezin vormen (gezinsband). Bij de beoordeling van het bewijs in Eritrese nareiszaken baseert de staatssecretaris zich regelmatig op de informatie in een ambtsbericht over dat land.

Beoordeling van bewijs in nareiszaken

De Afdeling bestuursrechtspraak herhaalt dat de staatssecretaris in nareiszaken al het bewijs van de vreemdelingen in onderlinge samenhang moet beoordelen en daarbij rekening moet houden met alle andere relevante elementen, zoals leeftijd en geslacht. Anders dan in eerdere uitspraken, oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak nu dat de staatssecretaris daarbij ook expliciet en gemotiveerd moet beoordelen of hij de betrokken vreemdelingen het voordeel van de twijfel moet geven. Dat is bijvoorbeeld het geval als zij geen valse verklaringen of valse documenten hebben gegeven, er één of meer minderjarigen bij betrokken zijn en zij wel wat, maar op zichzelf niet genoeg, bewijs hebben geleverd.

Beschikbaarheid van documenten in Eritrese nareiszaken

Uit het ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken van november 2020 over de situatie in Eritrea leidt de Afdeling bestuursrechtspraak af dat er veel onduidelijkheid bestaat over welke documenten in Eritrea beschikbaar zijn en in hoeverre dit per regio verschilt. De staatssecretaris moet hier bij zijn beoordeling van het bewijs rekening mee houden. Meer specifiek geldt dat de staatssecretaris alleen mag eisen dat een vreemdeling een geboorteakte en schooldocumenten heeft als hij concrete aanwijzingen heeft dat die vreemdeling deze documenten zou moeten hebben. Wel moet een vreemdeling een plausibele en op hemzelf toegespitste verklaring geven als hij stelt dat hij helemaal geen identiteitsdocumenten heeft.

Gevolgen uitspraak

De staatssecretaris heeft in deze zaak niet beoordeeld of hij de Eritrese vrouw het voordeel van de twijfel moet geven. Dit had de staatssecretaris wel moeten doen, zeker omdat uit het DNA‑onderzoek blijkt dat zij en de Eritrese man de ouders van het kind zijn en de vrouw geen valse documenten of verklaringen heeft gegeven en onder andere daarmee wel enig bewijs heeft geleverd. De staatssecretaris moet daarom de aanvraag van de vrouw voor een machtiging tot voorlopig verblijf die zij nodig heeft om Nederland in te reizen, opnieuw beoordelen.


Lees hier de volledige tekst van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met zaaknummer 202006519/1.