Terugkeerrichtlijn staat detentie toe van vreemdeling met asiel in andere EU-lidstaat

Gepubliceerd op 12 januari 2022

Vreemdelingen die illegaal in Nederland verblijven maar een geldige asielvergunning hebben in een andere lidstaat van de Europese Unie kunnen door de staatssecretaris in detentie worden gezet om er zeker van te zijn dat zij daadwerkelijk naar die lidstaat vertrekken. Dit staat in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag (12 januari 2022). Met deze uitspraak komt een einde aan een lange juridische procedure, waarin de Afdeling bestuursrechtspraak eerder een zogenoemde prejudiciële vraag stelde aan het Hof van Justitie in Luxemburg.

Europese Terugkeerrichtlijn staat niet aan detentie in de weg…

De vreemdeling in deze zaak had in Nederland een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft die aanvraag niet‑ontvankelijk verklaard en dus niet inhoudelijk behandeld, omdat zij in Duitsland al een geldige vluchtelingenstatus had. Nadat de vreemdeling geen gehoor gaf aan de opdracht zelfstandig te vertrekken naar Duitsland, heeft de staatssecretaris haar in detentie gezet om er zeker van te zijn dat zij Nederland zou verlaten en naar Duitsland zou vertrekken. In deze procedure stond de vraag centraal of de Europese Terugkeerrichtlijn aan deze detentie in de weg staat. In zijn arrest van 24 februari 2021 heeft het Hof van Justitie in Luxemburg geoordeeld dat de Terugkeerrichtlijn niet aan deze detentie in de weg staat.

…en grondrechten van de vreemdeling zijn geëerbiedigd

Daarnaast was voor de rechtmatigheid van de detentie volgens het Hof van Justitie nog van belang dat de “gebruikte wettelijke grondslag voor de bewaring de grondrechten van de vreemdelingen eerbiedigt”. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak is dat hier het geval. De detentie is in overeenstemming met het nationale recht en de wettelijke grondslag biedt voldoende bescherming tegen willekeur. “Voor de vreemdeling was voorzienbaar in welke gevallen en onder welke duidelijk omschreven voorwaarden de staatssecretaris haar rechtmatig in bewaring kon stellen”, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak. De detentie was bovendien noodzakelijk en evenredig.


Lees hier de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 201810377/2