Europees Hof beantwoordt vraag over detentie van vreemdelingen met asiel in ander EU-land

Gepubliceerd op 24 februari 2021

Vandaag (24 februari 2021) heeft het Hof van Justitie in Luxemburg een prejudiciële vraag beantwoord over de Europese Terugkeerrichtlijn. In september 2019 vroeg de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad aan het Hof of deze richtlijn in de weg staat aan de detentie van vreemdelingen die in een andere lidstaat van de Europese Unie asiel hebben gekregen en niet naar die lidstaat willen terugkeren.

Achtergrond

Het gaat in deze zaken om vreemdelingen die in Nederland asiel hebben aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen niet-ontvankelijk verklaard en dus niet inhoudelijk behandeld, omdat de vreemdelingen al in andere lidstaten van de EU een geldige asielvergunning hebben. Daarnaast heeft de staatssecretaris de vreemdelingen opgedragen onmiddellijk te vertrekken naar die lidstaten. Nadat de vreemdelingen daar niet aan hadden voldaan, heeft de staatssecretaris hen in detentie gezet om er zeker van te zijn dat zij daadwerkelijk vertrekken. Volgens de vreemdelingen is dat onrechtmatig, omdat de Europese Terugkeerrichtlijn dat niet zou toestaan.

Antwoord van het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie oordeelt in zijn arrest van vandaag dat de Terugkeerrichtlijn er niet aan in de weg staat dat de staatssecretaris een vreemdeling in detentie zet met het oog op zijn gedwongen terugkeer naar de EU-lidstaat waar hij asiel heeft gekregen.

Voortzetting behandeling

Met dit antwoord van het Hof van Justitie is nog geen einde gekomen aan de procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij heeft de behandeling van de zaken geschorst in afwachting van het antwoord van het Hof in Luxemburg. Nu het Hof de prejudiciële vraag heeft beantwoord, zal de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van deze zaken voortzetten en daarna definitief uitspraak doen.


Lees hier de volledige tekst van het arrest van het Hof van Justitie met nummer C‑673/19.