Uitspraak 201306464/1/R4


Volledige tekst

201306464/1/R4.
Datum uitspraak: 9 juli 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de vereniging Winkeliersvereniging Winkelcentrum Broekvelden, [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], Geloofsgemeenschap St. Willibrordus, alle gevestigd te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C1000 Vastgoed B.V., gevestigd te Amersfoort, en de stichting Stichting Bewaarder Rijnstede en de commanditaire vennootschap Rijnstede Vastgoed C.V., beide gevestigd te Amsterdam (hierna: de Winkeliersvereniging en andere),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wabo Beheer B.V. en [appellant sub 2A] (hierna: Wabo beheer en [appellant sub 2A]), beide gevestigd te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,

en

1. de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
2. het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven- Reeuwijk,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 10 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Oud Bodegraafseweg - Doortocht" gewijzigd vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Bij besluiten van 28 mei 2013 heeft het college omgevingsvergunningen verleend voor onderscheidenlijk het gedeeltelijk slopen en het verbouwen van een supermarkt op het perceel Oud Bodegraafseweg 23, en het slopen van het bouwwerk en het bouwen van een nieuwe supermarkt op het perceel Doortocht 9.

Tegen deze besluiten hebben de Winkeliersvereniging en andere beroep ingesteld. Wabo beheer en [appellant sub 2A] hebben beroep ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het plan.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

De Winkeliersvereniging en andere, alsmede de raad en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2014, waar de Winkeliersvereniging en andere, vertegenwoordigd door mr. M.R. Plug, advocaat te Delft, Wabo beheer en [appellant sub 2A], vertegenwoordigd door W. Meijer, en de raad en het college, beide vertegenwoordigd door mr. Th. L. van Deursen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde].

Overwegingen

Procedure en beschrijving van de besluiten

1. Bij besluit van 7 maart 2012 heeft de raad besloten voornoemde besluiten gecoördineerd voor te bereiden en bekend te maken, zoals bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).

2. Het plan voorziet in de uitbreiding van een supermarkt aan de Oud Bodegraafseweg 23 en in de nieuwvestiging van een supermarkt aan de Doortocht 9. Het plangebied ligt in het westen van Bodegraven en wordt in het oosten en zuiden begrensd door onderscheidenlijk de Oud Bodegraafseweg en de Doortocht. Direct ten noordwesten van het plangebied liggen de Sint-Willibrorduskerk en het bijbehorende parochiehuis.

De omgevingsvergunningen zien op de in het plan mogelijk gemaakte uitbreiding van de Albert Hein-supermarkt en de nieuwvestiging van een Aldi-supermarkt.

Ingetrokken beroepsgrond

3. Ter zitting hebben de Winkeliersvereniging en andere hun beroepsgrond tegen het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen ingetrokken.

Ontvankelijkheid van de beroepen

4. De raad en het college stellen dat het beroep van de Winkeliersvereniging en andere niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor zover het de Winkeliersvereniging, [appellant sub 1A], C1000 Vastgoed, Stichting Bewaarder Rijnstede en Rijnstede Vastgoed betreft omdat zij geen belanghebbenden zijn. De raad en het college betwisten eveneens de belanghebbendheid van Wabo beheer.

4.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende bij dit besluit. Dit geldt ongeacht de vraag of het concurrentiebelang bij het nemen van dit besluit een rol kan spelen. Bij bestemmingsplannen is het concurrentiebelang van een onderneming slechts rechtstreeks betrokken bij het besluit indien deze in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als de in het plan voorziene bedrijvigheid.

4.2. [appellant sub 1A] exploiteert een C1000-supermarkt in winkelcentrum Broekvelden dat is gelegen op een afstand van ongeveer 1 km van het plangebied. Het is aannemelijk dat [appellant sub 1A] in hetzelfde verzorgingsgebied werkzaam is als de in het plan voorziene supermarkten. Nu [appellant sub 1A] zich voorts evenals de in het plan voorziene supermarkten bezighoudt met de verkoop van levensmiddelen en aldus in hetzelfde marktsegment werkzaam is, is haar concurrentiebelang rechtstreeks bij de bestreden besluiten betrokken. De conclusie is dat [appellant sub 1A] belanghebbende is bij de bestreden besluiten.

In artikel 2 van de statuten van de Winkeliersvereniging is vermeld dat de vereniging zich ten doel stelt haar leden, waaronder ondernemers zijn begrepen die een detailhandelsbedrijf exploiteren in winkelcentrum Broekvelden, te helpen bij hun commerciële activiteiten binnen en vanuit het winkelcentrum Broekvelden. Nu de bestreden besluiten voorzien in de realisatie van een tweetal supermarkten op een afstand van ongeveer 1 km van het plangebied, is niet uitgesloten dat de belangen van de desbetreffende ondernemers in het winkelcentrum Broekvelden als gevolg van de bestreden besluiten worden getroffen. De Winkeliersvereniging, die blijkens haar doelstellingen in het bijzonder opkomt voor de belangen van deze ondernemers, brengt door het optreden in rechte in dit geval een bundeling van rechtstreeks bij de bestreden besluiten betrokken individuele belangen tot stand waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijk optreden van een groot aantal individuele ondernemingen die door de bestreden besluiten rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 juni 2009 in zaak nr. 200807294/1/H2), kunnen de in artikel 1:2, derde lid, van de Awb genoemde feitelijke werkzaamheden besloten worden geacht in de aldus tot stand gebrachte bundeling van belangen. De conclusie is dat de Winkeliersvereniging kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb.

Stichting Bewaarder Rijnstede en Rijnstede Vastgoed zijn eigenaar en verhuurder van onroerend goed in winkelcentrum Raadhuisplein dat is gelegen op een afstand van ongeveer 350 meter van het plangebied. Onder hun huurders bevinden zich detailhandelsbedrijven, zoals een HEMA en een C1000-supermarkt, die zich mede richten op hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied als de in bestreden besluiten voorziene supermarkten. Niet uitgesloten is dat als gevolg van de voorziene ontwikkelingen de verhuurbaarheid van het onroerend goed van Stichting Bewaarder Rijnstede en Rijnstede Vastgoedpand in winkelcentrum Raadhuisplein nadelig zal worden beïnvloed, dan wel dat die zullen leiden tot derving van hun huurinkomsten. Gelet op het vorenstaande dienen Stichting Bewaarder Rijnstede en Rijnstede Vastgoed te worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, nu hun belangen rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken.

Niet is gebleken dat C1000 Vastgoed eigenaar is, dan wel een zakelijk recht heeft ten aanzien van percelen binnen of in de nabijheid van het plangebied. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij een belang heeft dat rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken. C1000 Vastgoed kan daarom niet worden aangemerkt als belanghebbende bij de bestreden besluiten.

Het beroep van de Winkeliersvereniging en andere is niet-ontvankelijk voor zover het is ingesteld door C1000 Vastgoed.

4.3. Wabo beheer komt op tegen de betrokken besluiten in haar hoedanigheid van eigenaar en verhuurder van de nabij het plangebied gesitueerde bedrijfsgebouwen op de percelen Doortocht 8 tot en met 20. Zij stelt dat de verhuurbaarheid van haar panden in gevaar komt doordat klanten van de supermarkten zullen parkeren op de parkeerplaatsen direct voor haar panden als gevolg waarvan onvoldoende parkeerruimte resteert voor de gebruikers van de panden. Niet uitgesloten kan worden geacht dat zich bij de bedrijfspanden van Wabo beheer in zoverre ruimtelijke gevolgen voordoen als gevolg waarvan de verhuurbaarheid ervan nadelig zal worden beïnvloed, dan wel dat die zullen leiden tot derving van haar huurinkomsten. Wabo beheer dient te worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, nu haar belangen rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken. Er is geen aanleiding het beroep van Wabo beheer en [appellant sub 2A] niet-ontvankelijk te verklaren voor zover het is ingesteld door Wabo beheer.

Het bestemmingsplan

Toetsingskader

5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Provinciale Verordening Ruimte

6. De Winkeliersvereniging en andere betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (hierna: de verordening), nu het nieuwe detailhandel mogelijk maakt op gronden die niet tot een bestaand winkelconcentratiegebied in het centrum van Bodegraven kunnen worden gerekend. Zij voeren aan dat het plangebied zich bevindt in een omgeving die volgens hen moet worden aangemerkt als een bedrijventerrein waarop - met uitzondering van de bestaande Albert Heijn-supermarkt - reguliere detailhandel niet was toegestaan. Volgens hen maken de omstandigheden dat ter plaatse reeds een Albert Heijn-supermarkt was gevestigd en dat in de directe omgeving ook andere vormen van detailhandel voorkomen - zeker nu dat planologisch niet is toegestaan - niet dat gesproken kan worden van een bestaand winkelconcentratiegebied.

6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat artikel 9, eerste lid, van de verordening onverbindend is. Daarbij voert hij aan dat deze bepaling onduidelijk en daarmee rechtsonzeker is. De raad wijst in dit verband op de begrippen "centrum" en "winkelconcentratiegebied", die niet nader zijn gedefinieerd in de verordening en niet zijn geconcretiseerd aan de hand van kaartmateriaal. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat voor zover artikel 9, eerste lid, van de verordening verbindend is, het plan daarmee niet in strijd is omdat de voorziene nieuwe detailshandelsontwikkelingen plaatsvinden binnen het bestaande winkelconcentratiegebied.

6.2. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de verordening wijst een bestemmingsplan voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra geen bestemmingen aan die nieuwe detailhandel mogelijk maken.

6.3. Aan een algemeen verbindend voorschrift, zoals artikel 9, eerste lid, van de verordening, kan alleen verbindende kracht worden ontzegd, indien het in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift, dan wel indien het in strijd is met een algemeen rechtsbeginsel. In de enkele omstandigheid dat de begrippen "centrum" en "winkelconcentratiegebied" in de verordening niet zijn gedefinieerd of geconcretiseerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat aan artikel 9, eerste lid, van de verordening verbindende kracht moet worden ontzegd.

6.4. Het plan maakt nieuwe detailhandel mogelijk, aangezien detailhandel in de in het plan voorziene aard en omvang op grond van het vorige planologische regime ter plaatse niet was toegestaan.

In de stukken en ter zitting heeft de raad uiteengezet dat het plangebied tot het centrum van Bodegraven behoort en dat daar - verspreid over meerdere straten, al dan niet aansluitend aan de Oud Bodegraafseweg - meerdere winkels aanwezig zijn. Er is geen aanleiding om aan de juistheid van deze uiteenzetting te twijfelen. Gelet hierop, alsmede op de omstandigheid dat in het plangebied reeds een Albert Heijn-supermarkt aanwezig was, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plangebied tot het bestaande winkelconcentratiegebied in het centrum van Bodegraven kan worden gerekend. Het plan is derhalve niet in strijd met artikel 9, eerste lid, van de verordening vastgesteld.

Het betoog faalt.

Duurzame stedelijke ontwikkeling

7. De Winkeliersvereniging en andere betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Zij voeren aan dat onvoldoende is onderbouwd dat het plan met de nieuwe Aldi-supermarkt en de uitbreiding van de bestaande Albert Hein-supermarkt in een regionale behoefte voorziet. Volgens hen overschrijdt de totale uitbreiding van de winkelvloeroppervlakte de ruimte van 760 m2 die er wat dat betreft blijkens het door de raad gehanteerde distributieplanologisch onderzoek is. De Winkeliersvereniging en andere voeren ook aan dat in dit onderzoek het regionale aspect onderbelicht is gebleven. Volgens hen kan voorts niet worden uitgesloten dat er goede alternatieve vestigingsplaatsen in bestaande leegstaande gebouwen in Bodegraven voor handen zijn.

7.1. Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaande stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, wordt in het Bro en de daarop berustende bepalingen onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

7.2. Het plan maakt uitbreiding mogelijk van de bruto vloeroppervlakte van de bestaande Albert Heijn-supermarkt met ongeveer 500 m2 ter plaatse van gronden waarop dat ingevolge het vorige planologische regime niet bij recht was toegestaan. Het plan maakt verder de realisering mogelijk - nadat de bedrijfsgebouwen van een installatiebedrijf met showroom zijn gesloopt - van een nieuwe Aldi-supermarkt met een bruto vloeroppervlakte van ongeveer 1.050 m2, eveneens op gronden waarop dat ingevolge het vorige planologische regime niet was toegestaan. Het plan voorziet derhalve in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.

7.3. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan met de voorgenomen ontwikkelingen in een actuele regionale behoefte voorziet. De plantoelichting bevat op dit punt een uiteenzetting waarbij onder meer is verwezen naar het rapport van een distributieplanologisch onderzoek, getiteld "Oud Bodegraafseweg/Doortocht DPO supermarkten", van 29 november 2012, opgesteld door het Bureau Stedelijke planning (hierna: het distributieplanologisch onderzoek) en een aanvulling daarop van 28 februari 2013. Het distributieplanologisch onderzoek inclusief de aanvulling maakt als bijlage deel uit van de toelichting.

In het distributieplanologisch onderzoek is onder meer geconcludeerd dat reeds in de huidige situatie een uitbreidingsruimte voor de dagelijkse winkelsector in Bodegraven bestaat van 760 m2 winkelvloeroppervlakte. In het onderzoek is eveneens geconcludeerd dat de aantrekkelijkheid van Bodegraven als boodschappencentrum met de in het plan voorziene ontwikkelingen toeneemt, zodat zowel de inwoners van Bodegraven als de consument in de directe regio beter worden bediend. Daarbij speelt volgens het onderzoek een rol dat met de nieuwe Aldi-supermarkt een segment - zogenoemd harddiscount - aan het aanbod wordt toegevoegd, ten aanzien waarvan de benchmark heeft laten zien dat het zeer ongewoon is dat dit segment ontbreekt. Geconcludeerd is dat de daarmee gepaard gaande substantiële kwalitatieve aanvulling van het dagelijks aanbod naar verwachting een positief effect zal hebben op de koopstromen van de inwoners van Bodegraven en van de consument uit de omliggende plaatsen zoals Nieuwerbrug, Zwammerdam en Reeuwwijk. Volgens het onderzoek zal de marktruimte in de komende jaren stijgen tot een omvang van 1.370 m2 winkelvloeroppervlakte hetgeen omgerekend naar bruto vloeroppervlakte neerkomt op ongeveer 1.700 m2. De in het plan voorziene ontwikkelingen hebben een totale omvang van ongeveer 1.550 m2 bruto vloeroppervlakte. Voorts heeft de raad toegelicht dat de in het plan voorziene ontwikkelingen plaatsvinden door benutting van in het bestaande stedelijk gebied beschikbare gronden door herstructurering onderscheidenlijk transformatie daarvan, nu het gaat om uitbreiding van een bestaande supermarkt en realisering van een nieuwe supermarkt ten behoeve waarvan de bedrijfsgebouwen van een bestaand installatiebedrijf met showroom worden gesloopt. De raad heeft ook toegelicht dat over de in het plan voorziene ontwikkelingen verdere regionale afstemming heeft plaatsgevonden die heeft geleid tot een positief advies van het Regionaal Economisch Overleg Midden-Holland.

De Winkeliersvereniging en andere hebben de juistheid van het distributieplanologisch onderzoek en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten niet gemotiveerd bestreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad daar bij de vaststelling van het plan niet van heeft mogen uitgaan. Gelet op het vorenstaande is er evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende invulling heeft gegeven aan de op hem ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro rustende verplichtingen.

Het betoog faalt.

Leegstand

8. De Winkeliersvereniging en andere voeren aan dat het plan leegstand van winkelpanden in het centrum Bodegraven in de hand werkt en dat de raad zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de gevolgen die het plan om die reden zou kunnen hebben voor het woon- en leefklimaat en het ondernemersklimaat.

8.1. In de hiervoor genoemde aanvulling op het distributieplanologisch onderzoek is vermeld dat de beoogde ontwikkeling niet alleen een toename van het volume aan dagelijks aanbod behelst, maar ook een ruimtelijk structurerende component heeft. Door de functie van bronpunt die supermarkten vervullen, zal - zo is in de aanvulling op het distributieplanologisch onderzoek vermeld - het aansluitende deel van het kernwinkelgebied worden versterkt, hetgeen naar verwachting een positieve uitwerking zal hebben op de leegstand in dit deel van het centrum. Van overcapaciteit als gevolg van de realisering van het initiatief is volgens de aanvulling op het distributieplanologisch onderzoek geen sprake.

De Winkeliersvereniging en andere hebben de juistheid van het distributieplanologisch onderzoek en de aanvulling daarop ook in zoverre niet gemotiveerd bestreden. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet mede op grond daarvan in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat en het ondernemersklimaat zal voordoen.

Het betoog faalt.

Parkeren

9. De Winkeliersvereniging en andere, alsmede Wabo beheer en [appellant sub 2A] stellen dat de voorgenomen uitbreiding van de Albert Heijn-supermarkt en de vestiging van een Aldi-supermarkt zullen leiden tot parkeerproblemen.

De Winkeliersvereniging en andere betogen, onder verwijzing naar een in hun opdracht door Royal Haskoning DHV opgesteld onderzoeksrapport van 13 juli 2012, dat de raad de parkeerbehoefte van de voorziene detailhandelsontwikkelingen heeft onderschat, onder meer omdat als gevolg van de gehanteerde berekeningssystematiek ten onrechte geen rekening is gehouden met de overloopfunctie die het parkeerterrein in het plangebied volgens hen heeft. Anders dan in de meeste gemeenten gebruikelijk is, heeft de raad bij de berekening van de parkeerbehoefte de gehanteerde parkeernorm ten onrechte niet toegepast op de voorziene uitbreiding van de bruto vloeroppervlakte, maar op de totale in het plan voorziene bruto vloeroppervlakte van de supermarkten. Verder voeren zij aan dat geen rekening is gehouden met de parkeerbehoefte van de direct naast het plangebied gelegen sportschool, alsmede niet met de omstandigheid dat bij de Albert Heijn-supermarkt een Gall&Gall zal worden gevestigd. De Winkeliersvereniging en andere betogen voorts dat ook indien zou mogen worden uitgegaan van de berekening van de raad dat 168 parkeerplaatsen nodig zijn, niet is gegarandeerd dat daadwerkelijk voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Daarbij voeren zij aan dat er ruimte is voor ten hoogste 164 plaatsen. Bovendien zijn volgens hen gronden nodig die vooralsnog in eigendom zijn van de Geloofsgemeenschap St. Willibrordus.

De Winkeliersvereniging en andere en Wabo beheer en [appellant sub 2A] betogen voorts dat de raad heeft miskend dat parkeerproblemen zullen ontstaan onder meer doordat de bevoorrading van de supermarkten via het parkeerterrein zal plaatsvinden. Bevoorrading via het parkeerterrein leidt er volgens hen toe dat een aantal parkeerplaatsen niet goed bereikbaar is. Nu bovendien de ingang van de Aldi-supermarkt niet aan het parkeerterrein is voorzien maar aan de Doortocht, zullen klanten minder geneigd zijn daadwerkelijk op het parkeerterrein te parkeren. Volgens de Winkeliersvereniging en andere heeft de raad voorts miskend dat de voorziene rechte parkeervakken zullen leiden tot verkeersproblemen.

9.1. De raad heeft bij de vaststelling van het plan als uitgangspunt gehanteerd dat in het plangebied een parkeerbehoefte bestaat van 168 plaatsen. Hij heeft daartoe in de toelichting uiteengezet dat bij de berekening van de parkeerbehoefte wat de supermarkten betreft is uitgegaan van een parkeernorm van 5,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte. De gehanteerde norm is - zo heeft de raad uiteengezet - aanzienlijk hoger dan het parkeerkencijfer van CROW die uitgaat van 2,5 tot 4,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte. Door het aldus hanteren van een aanzienlijk hogere norm op de totale bruto vloeroppervlakte van de supermarkten is tot uitdrukking gebracht dat het parkeerterrein niet alleen wordt gebruikt ten behoeve van de voorziene supermarkten maar ook voor bezoekers van andere delen van het zuidelijk centrum van Bodegraven zodat de overloopfunctie op die wijze is meegenomen. Blijkens de toelichting is bij de berekening van de totale parkeerbehoefte voorts rekening gehouden met andere functies die zijn gelegen aan het parkeerterrein zoals het parochiehuis en een showroom. De raad heeft in de zienswijzennota en in het verweerschrift verder toegelicht dat indien de voorziene uitbreiding van de bruto vloeroppervlakte van de supermarkten als uitgangspunt zou zijn genomen, toepassing zou zijn gegeven aan de minimum CROW-norm - zoals volgens de raad te doen gebruikelijk is in Bodegraven - en dat ook bij die berekeningswijze de totale parkeerbehoefte van het plangebied niet meer dan 168 plaatsen bedraagt. Wat de sportschool betreft heeft de raad toegelicht dat in zoverre geen relevante extra parkeerbehoefte bestaat, onder meer vanwege de van de supermarkten afwijkende gebruikstijden en de omstandigheid dat voor de sportschool parkeercapaciteit bestaat aan de overzijde van de Doortocht.

Hetgeen de Winkeliersvereniging en andere hebben aangevoerd geeft onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door de raad bij de berekening van de parkeerbehoefte gehanteerde uitgangspunten. Er is dan ook evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan niet heeft mogen uitgaan van een totale parkeerbehoefte in het plangebied van 168 plaatsen.

9.2. Op de verbeelding is aan de gronden rondom de percelen voor de supermarkten met de bestemming "Detailhandel", de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend.

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, b en c, van de planregels zijn de gronden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" mede bestemd voor wegen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen.

9.3. Blijkens de toelichting is op de gronden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" het parkeerterrein ten behoeve van de supermarkten voorzien. De raad heeft onbetwist gesteld dat op deze gronden 164 parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd, zonder dat gronden van de Geloofsgemeenschap St. Willibrordus benodigd zijn. Verder heeft de raad uiteengezet dat hij dat aantal gelet op het aantal parkeerplaatsen in de directe omgeving van het plangebied, voldoende acht. Daarbij heeft hij toegelicht dat het parkeerterrein aan de overzijde van de Doortocht voldoende restcapaciteit heeft. Verder heeft de raad toegelicht dat met de initiatiefnemers in het plangebied is overeengekomen dat voor het tekort een financiële bijdrage zal worden gedaan waarmee de gemeente in de directe omgeving van het plangebied twee extra parkeerplaatsen kan realiseren.

Hetgeen de Winkeliersvereniging en andere hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad er niet van heeft mogen uitgaan dat voldoende parkeerruimte wordt gerealiseerd.

9.4. De door de Winkeliervereniging en andere en Wabo beheer en [appellant sub 2A] voor het overige gevreesde parkeerproblemen in verband met onder meer de locatie van de ingang van de Aldi-supermarkt, de inrichting van de parkeerplaats met rechte in plaats van schuine vakken en de bevoorrading van de supermarkten betreffen uitvoeringsaspecten die in deze procedure niet aan de orde kunnen komen.

9.5. Het betoog faalt.

Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

10. De beroepen van de Winkeliersvereniging en andere, voor zover ontvankelijk, en Wabo beheer en [appellant sub 2A] zijn in zoverre ongegrond.

De omgevingsvergunningen

Wijziging van de aanvraag

11. De Winkeliersvereniging en andere betogen dat het bouwplan voor de Albert Heijn-supermarkt aan de Oud Bodegraafseweg 23 na de terinzagelegging van het ontwerp van het besluit dat strekt tot verlening van een omgevingsvergunning ter zake, zodanig is gewijzigd dat een nieuwe aanvraag had moeten worden ingediend. Zij voeren daarbij aan dat op het aanvraagformulier weliswaar reeds is vermeld dat aan de bestaande supermarkt een Gall&Gall wordt toegevoegd, maar dat die slijterij op de tekening van 19 april 2013 voor het eerst daadwerkelijk is ingetekend. Volgens de Winkeliersvereniging en andere gaat het om een wijziging van de aanvraag die niet van ondergeschikte aard is, vooral omdat de ruimtelijke gevolgen van het toekomstig gebruik als slijterij anders zijn dan de ruimtelijke gevolgen van het gebruik als supermarkt zodat het om een planologisch relevante wijziging gaat. De Winkeliersvereniging en andere voeren hierbij ook aan dat een slijterij op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan.

11.1. Op het aanvraagformulier is vermeld dat de bestaande Albert Heijn-supermarkt gelegen aan de Oud Bodegraafseweg 23 op de begane grond zal worden uitgebreid en dat een Gall&Gall zal worden toegevoegd. Op de tekeningen bij de aanvraag zoals die ten grondslag heeft gelegen aan het ontwerpbesluit is de Gall&Gall niet aangeduid. Op de door de Winkeliersvereniging en andere bedoelde tekening van 19 april 2013 - die dateert van na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit - is de Gall&Gall wel aangeduid, maar binnen de contouren van de uitbreiding van het gebouw van de Albert Heijn-supermarkt. De contouren en de verschijningsvorm van het gebouw zijn evenwel niet of nauwelijks gewijzigd. Verder hebben de Winkeliersvereniging en andere niet aannemelijk gemaakt dat het anderszins zou gaan om een planologisch relevante wijziging. Evenmin valt in te zien dat een slijterij op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het bouwplan na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit zodanig is gewijzigd dat een nieuwe aanvraag had moeten worden ingediend.

Strijd met het bestemmingsplan

12. De Winkeliersvereniging en andere voeren aan dat de omgevingsvergunningen in strijd met het plan zijn verleend omdat de bevoorrading van de supermarkten zal plaatsvinden binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" alwaar die activiteit niet is toegestaan.

12.1. Anders dan de Winkeliersvereniging en andere blijkbaar veronderstellen hebben de omgevingsvergunningen - voor zover relevant - uitsluitend betrekking op de bouw van bouwwerken die zijn gelegen op gronden met de bestemming "Detailhandel" en omvatten deze niet het gebruik van naastgelegen gronden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". Reeds hierom kan deze beroepsgrond niet slagen.

Conclusie ten aanzien van de omgevingsvergunningen

13. Het beroep van de Winkeliersvereniging en andere, voor zover ontvankelijk, is in zoverre ongegrond.

Proceskosten

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van de vereniging Winkeliersvereniging Winkelcentrum Broekvelden, [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], Geloofsgemeenschap St. Willibrordus, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C1000 Vastgoed B.V., de stichting Stichting Bewaarder Rijnstede en de commanditaire vennootschap Rijnstede Vastgoed C.V. niet-ontvankelijk, voor zover dat is ingesteld door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C1000 Vastgoed B.V.;

II. verklaart het beroep van de vereniging Winkeliersvereniging Winkelcentrum Broekvelden, [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], Geloofsgemeenschap St. Willibrordus, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C1000 Vastgoed B.V., de stichting Stichting Bewaarder Rijnstede en de commanditaire vennootschap Rijnstede Vastgoed C.V. , voor zover ontvankelijk, alsmede het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wabo Beheer B.V. en [appellant sub 2A] ongegrond;

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.

w.g. Slump w.g. Timmerman
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014

431-783.