Uitspraak 202108039/1/R2


Volledige tekst

202108039/1/R2.
Datum uitspraak: 19 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:

[appellant], wonend te Roermond,

en

de raad van de gemeente Roermond,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2021 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een bestemmingsplan vast te stellen, dan wel het bestemmingsplan "Binnenstad Roermond" te herzien, voor de woontoren aan de Schuitenberg in Roermond, afgewezen.

[appellant] heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om wraking van het overgangsrecht van dit bestemmingsplan.

Bij brief van 21 oktober 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders het verzoek om wraking van het overgangsrecht afgewezen.

[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen.

Bij besluit van 17 februari 2022 heeft de raad het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen ongegrond verklaard.

[appellant] heeft daartegen beroepsgronden ingediend.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

Bij besluit van 16 juni 2022 heeft het college vastgesteld dat aan [appellant] een dwangsom is verschuldigd voor het niet-tijdig nemen van een besluit op bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om wraking van het overgangsrecht en deze toegekend.

[appellant] heeft hiertegen gronden van bezwaar ingediend.

[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op bezwaar tegen de toekenning van de verschuldigde dwangsom.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] ervaart overlast in zijn woning. Hij woont in een woontoren en op de verdieping boven hem is een initiatief van stichting Aut-Hôes, een wooninitiatief voor (jong)volwassenen met verschillende vormen van autisme. In het bijzonder heeft hij last van zijn bovenbuurman. [appellant] heeft het college van de gemeente Roermond eerder verzocht om handhavend op te treden tegen deze overlast, maar het college heeft laten weten dat de overlast die [appellant] ervaart, zich voordoet in het privaatrechtelijke domein en dat het college geen bevoegdheid heeft om daartegen handhavend op te treden.

1.1.    [appellant] heeft vervolgens de raad verzocht om het bestemmingsplan zo aan te passen dat er voorwaarden worden gesteld aan de bewoners die in de woontoren mogen wonen. Hij vindt dit nodig om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te creëren. De raad heeft deze aanvraag afgewezen, omdat het opnemen van voorwaarden voor de bewoners geen ruimtelijk relevant onderscheid geeft en dit in strijd is met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. [appellant] is het daar niet mee eens.

Wat bespreekt de Afdeling in deze uitspraak?

2.       [appellant] heeft zeer uitvoerige stukken ingediend met een veelvoud aan verzoeken. Ook heeft hij de leden van de Afdeling verzocht 'kennis te nemen van al de nuances, details van de belangrijkste feiten, omstandigheden, argumenten en bijbehorende jurisprudentie en verzoeken/vorderingen'. Dat heeft de Afdeling gedaan. Dat betekent alleen niet dat de Afdeling ook op elke nuance, detail, omstandigheid of argument die voor [appellant] belangrijk is, zal ingaan in de motivering van deze uitspraak. De Afdeling bespreekt alleen de juridisch relevante aspecten in deze procedure en laat alles wat niet is gericht tegen de besluiten die hier aan de orde zijn, buiten beschouwing.

2.1.    Eerst zal de Afdeling ingaan op het verzoek van [appellant] om andere partijen toe te laten tot deze procedure. Vervolgens behandelt de Afdeling het beroep over het niet-tijdig nemen van een besluit op bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen en het beroep tegen het alsnog genomen besluit op dat bezwaar van 17 februari 2022. Daarna zal de Afdeling ingaan op het beroep niet-tijdig nemen van een besluit op bezwaar tegen de toekenning van de verschuldigde dwangsom. Ten slotte zal de Afdeling ingaan op de redelijke termijn.

Verzoek toelaten partijen

3.       [appellant] heeft verzocht drie andere partijen als derdebelanghebbenden toe te laten tot deze procedure. De Afdeling wijst dit verzoek af. Deze andere partijen hebben zelf niet gevraagd om toegelaten te worden.

Beroep niet-tijdig bij afwijzing aanvraag nieuw bestemmingsplan

4.       Omdat de raad bij besluit van 17 februari 2022 alsnog een besluit op het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen heeft genomen, heeft [appellant] geen belang meer bij een uitspraak op het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. De Afdeling zal dit beroep daarom niet inhoudelijk behandelen.

5.       Het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen het besluit van 8 juli 2021 is niet-ontvankelijk.

Beroep tegen afwijzing aanvraag nieuw bestemmingsplan

6.       De raad heeft de aanvraag van [appellant] alsnog afgewezen, omdat het opnemen van voorwaarden voor de bewoners geen ruimtelijk relevant onderscheid geeft en dit in strijd is met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. [appellant] heeft hiertegen beroepsgronden ingediend. De Afdeling beoordeelt nu die gronden (artikel 6:20, derde lid, van de Awb).

Bevoegdheid en procedure

7.       [appellant] betoogt tevergeefs dat het mandaatbesluit waarbij de raad het college mandaat heeft verleend om aanvragen tot vaststellen van een bestemmingsplan af te wijzen, onrechtmatig is. De raad heeft de aanvraag van [appellant] zelf afgewezen. Dat de raad gelijktijdig ook heeft besloten mandaat te verlenen aan het college om besluiten tot afwijzing van aanvragen tot vaststelling van een bestemmingsplan te nemen, is in deze procedure niet relevant. Van die bevoegdheid is in dit geval namelijk geen gebruik gemaakt. Daarom kan de Afdeling het mandaatbesluit ook niet exceptief toetsen.

7.1.    Ook is er geen aanleiding om te oordelen dat de bestemmingsplanprocedure is doorkruist. De raad mag zich laten adviseren door ambtenaren of een bezwaarschriftencommissie. Het betoog slaagt niet.

Voorwaarden voor bewoners

8.       [appellant] betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen voorwaarden aan bewoners mogen worden gesteld. Hij verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:704. Volgens hem is er in dit geval een uitzonderlijke situatie als bedoeld in die uitspraak.

8.1.    Dit betoog slaagt niet. Zoals de Afdeling in voormelde uitspraak heeft overwogen, is uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening in het algemeen niet van belang wie de woningen bewonen. Weliswaar heeft de Afdeling ook overwogen dat dit in bijzondere gevallen anders kan zijn, maar dat kan alleen het geval zijn als planregels over wie daar mag wonen, een ruimtelijk relevant onderscheid geven. Te denken valt bijvoorbeeld aan het ruimtelijk relevante onderscheid tussen bewoning door studenten (kamerverhuur) en bewoning door een gezin. De Afdeling wijst ter vergelijking op haar uitspraak van 16 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP7814.

8.2.    Zo’n ruimtelijk relevant onderscheid doet zich hier niet voor. Autisme is niet ruimtelijk relevant, omdat de ruimtelijke gevolgen van het gedrag van bewoners met een vorm van autisme zich in algemene zin onvoldoende onderscheidt van bewoners zonder autisme. De raad heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat de door [appellant] gewenste voorwaarden niet mogen worden gesteld aan bewoners.

Volledige heroverweging

9.       [appellant] klaagt dat geen volledige heroverweging in bezwaar heeft plaatsgevonden, omdat er geen onderzoek in de woontoren heeft plaatsgevonden en de feiten niet goed in kaart zijn gebracht. Uit 5.2 volgt dat [appellant] het doel dat hij met zijn aanvraag beoogt, niet kan bereiken. Alleen al daarom heeft de raad terecht geen nader onderzoek gedaan in de woontoren. Om diezelfde reden ziet de Afdeling ook geen aanleiding om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie in de woontoren. Het betoog slaagt niet.

Conclusie

10.     Het beroep tegen het besluit van 17 februari 2022 is ongegrond.

Beroep niet-tijdig bij bezwaar dwangsom

11.     Daarnaast heeft [appellant] op 10 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op bezwaar tegen de toekenning van een dwangsom in de procedure over het verzoek om wraking van het overgangsrecht. Dit is het besluit van 16 juni 2022.

11.1.  Als een adviescommissie voor het bezwaar is ingesteld, beslist het bestuursorgaan binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag nadat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (artikel 7:10, eerste lid, van de Awb). In dit geval is de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift aangevangen na verzending van het besluit op 21 juni 2022 en dus verstreken op 2 augustus 2022. Omdat een adviescommissie is ingesteld, zou de beslistermijn van 12 weken - los van de mogelijkheid tot verdaging - verstrijken op 25 oktober 2022. [appellant] heeft daarom op 10 oktober 2022 beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit ingesteld, voordat de beslistermijn is verstreken. Dit beroep was dus prematuur.

12.     Het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen het besluit van 16 juni 2022 is niet-ontvankelijk.

Redelijke termijn

13.     [appellant] heeft verzocht om schadevergoeding, omdat de redelijke termijn is overschreden. Dit verzoek wijst de Afdeling af, omdat de termijn niet is overschreden. De redelijke termijn bij een procedure als deze is namelijk twee jaar. In dit geval is deze aangevangen op 16 augustus 2021 met de ontvangst van het bezwaar tegen het besluit van 8 juli 2021 door de gemeente Roermond. De termijn eindigt daarom op 16 augustus 2023 en met de uitspraak van de Afdeling is een einde gekomen aan het geschil binnen die termijn.

Proceskosten

14.     De raad moet proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart de beroepen tegen het niet-tijdig nemen van besluiten op de bezwaren tegen de besluiten van 8 juli 2021 en 16 juni 2022 niet-ontvankelijk;

II.       verklaart het beroep tegen het besluit van 17 februari 2022 ongegrond;

III.      wijst het verzoek om schadevergoeding af;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Roermond tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep niet-tijdig nemen van een besluit op het bezwaar tegen het besluit van 8 juli 2021 opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 379,50.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023

638