Uitspraak 202104184/1/R1


Volledige tekst

202104184/1/R1.
Datum uitspraak: 13 april 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],

2.       BIZNIZ Fashion B.V. en anderen, gevestigd respectievelijk wonend te Andelst, gemeente Overbetuwe,

3.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], wonend te [woonplaats] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 3]);

4.       [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], wonend te [woonplaats],

5.       [appellant sub 5A] en [appellant sub 5B], wonend te [woonplaats],

appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2021 heeft het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland op grond van artikel 5.4 van de Waterwet het projectplan Dijkversterking Wolferen-Sprok vastgesteld.

Bij besluit van 25 mei 2021 heeft het college op basis van artikel 5.7, eerste lid, van de Waterwet goedkeuring verleend aan het projectplan (hierna: het goedkeuringsbesluit).

Ter uitvoering van het projectplan zijn verschillende uitvoeringsbesluiten genomen.

Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt met toepassing van artikel 3.33 van de Wet ruimtelijke ordening.

Tegen het goedkeuringsbesluit hebben [appellant sub 1], BIZNIZ Fashion en anderen, [appellant sub 3], [appellanten sub 4], en [appellanten sub 5] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 3], [appellanten sub 4], [appellanten sub 5] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2022, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], BIZNIZ Fashion en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde C] en [gemachtigde D], bijgestaan door mr. R.T. Kirpestein, rechtsbijstandverlener te Roermond, [appellant sub 3], vertegenwoordigd door drs. S.A.N. Geerling, rechtsbijstandverlener te Leusden, [appellant sub 4A], en [appellanten sub 5], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, rechtsbijstandverlener te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Ross, bijgestaan door mr. J. Kramer en L. van Leeuwen, beiden advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het waterschap, vertegenwoordigd door [gemachtigde E], [gemachtigde F], [gemachtigde G] en [gemachtigde H], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het projectplan strekt ter uitvoering van de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. Het voorziet in het versterken van de Waaldijk tussen Wolferen en Sprok, zodat deze aan de wettelijke veiligheidsnormen voldoet. Voor deze dijk geldt als norm een overstromingskans van 1:10.000 jaar. Het projectgebied ligt in de provincie Gelderland aan de noordzijde van de Waal, in de gemeenten Lingewaard, Nijmegen, Overbetuwe en Neder-Betuwe. Het dijktraject is ongeveer 15 km lang, waarvan ongeveer 13 km wordt versterkt. Het traject is opgedeeld in 17 secties met voor elke sectie een eigen versterkingsopgave. Dijksectie 5 maakt daarvan geen onderdeel uit, omdat deze sectie is uitgewerkt in combinatie met woningbouw bij Nijmegen.

2.       Versterking van de dijk vindt plaats door middel van grondwerk met een verticale maatregel tegen zogenoemd piping, het voorkeursalternatief. Op locaties waar versterking in grond niet mogelijk is, is in plaats daarvan gekozen voor een maatwerkoplossing. Ten behoeve van het project is onderzoek verricht naar alternatieven. Daarbij is rekening gehouden met verschillende aspecten zoals technische haalbaarheid, eventuele milieugevolgen en kosten. De resultaten daarvan zijn neergelegd in de notitie Voorkeursalternatief; Integrale verkenning Dijkversterking Wolferen-Sprok en Dijkteruglegging Oosterhout van 21 september 2018, opgesteld door advies- en ingenieursbureau Witteveen+ Bos. Hieruit volgt dat eerst een brede variantenafweging heeft plaatsgevonden en vervolgens de meest kansrijke dijkverbeteringsvarianten nader zijn uitgewerkt. In de notitie is geconcludeerd dat het versterken in grond met een verticale pipingmaatregel de voorkeur heeft.

3.       Ter uitvoering van het projectplan zijn 14 uitvoeringsbesluiten genomen.

4.       Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) van toepassing.

Juridisch toetsingskader

5.       Artikel 5.4 van de Waterwet luidt:

"1. De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam.

2. Het plan bevat ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. Voor in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen bevat het plan een inventarisatie van maatschappelijke functies en ambities en mogelijke innovaties waarmee de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk gecombineerd zou kunnen worden, inclusief de mogelijkheden om het desbetreffende werk middels een concessie voor werken of andere vorm van publiek-private samenwerking te realiseren.

[…]."

Artikel 5.7, eerste lid, luidt: "Het projectplan behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten van de provincie op wier grondgebied het wordt uitgevoerd. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang."

6.       Een besluit tot vaststelling van een projectplan moet op grond van artikel 5.7, eerste lid, van de Waterwet worden goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten.

7.       Zoals de Afdeling heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:557, is het niet zo dat geen nadelige gevolgen mogen optreden als gevolg van het projectplan. Artikel 5.4, tweede lid, van de Waterwet vereist dat het projectplan een beschrijving bevat van de te treffen voorzieningen om de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk ongedaan te maken of te beperken.

8.       Gelet op artikel 10:27 van de Awb en artikel 5.7, eerste lid, van de Waterwet, beoordeelt de Afdeling of op grond van hetgeen is aangevoerd aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college het projectplan in strijd met het algemeen belang had moeten achten en het projectplan niet getuigt van een evenwichtige belangenafweging of anderszins in strijd is met het recht.

Het beroep van [appellant sub 1]

9.       [appellant sub 1] woont en exploiteert een melkveehouderij op het perceel [locatie 1] Oosterhout. Zijn perceel grenst aan dijksectie 12. De dijk wordt in deze sectie binnenwaarts versterkt. Ter hoogte van het perceel wordt maatwerk toegepast en is gekozen voor een constructieve oplossing in de vorm van een stalen damwand.

Noodzaak dijkversterking

10.     [appellant sub 1] betoogt dat de voorgestelde dijkversterking niet noodzakelijk is, omdat de delen van het dijktraject bij zijn woning en bedrijf in 1982 en 2000 zijn versterkt en in zoverre voldoen aan de wettelijke norm. De aan het projectplan ten grondslag gelegde veiligheidsanalyse is slechts gebaseerd op aannames, ter plaatse zijn ten onrechte geen metingen verricht. Verder is met de huidige communicatiemiddelen mogelijk bij een eventueel risico op overstroming snel te vertrekken uit het gebied.

10.1.  De Waaldijk tussen Wolferen en Sprok, een dijktraject van ongeveer 15 km lang, beschermt het achterland tegen hoogwater en overstromingen. Bij de derde landelijke toetsronde is beoordeeld of de dijk voldoet aan de wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Voor deze dijk geldt als norm een zogenoemde overstromingskans per jaar van 1:10.000. Het resultaat van die toetsronde is neergelegd in het rapport Veiligheidsanalyse dijkversterking Wolferen-Sprok van februari 2017, uitgevoerd door het waterschap (hierna: de Veiligheidsanalyse). Hieruit volgt dat ongeveer 13 km van het dijktraject is afgekeurd, omdat de dijk niet voldoet aan de geldende veiligheidsnorm en dus niet de vereiste veiligheid aan het achterland biedt. Bij de beoordeling is onder meer gekeken naar de diverse faalmechanismen en naar de functies en kwaliteiten van de dijk en het omliggende gebied. Uit de beoordeling volgt dat het dijktraject is afgekeurd op de faalmechanismen piping, waarbij water via een zandlaag onder de dijk door stroomt), hoogte en binnenwaartse- en buitenwaartse stabiliteit. In de Veiligheidsanalyse is geconcludeerd dat bijna het gehele traject moet worden versterkt. Op basis van deze analyse is vervolgens het voorkeursalternatief opgesteld, het binnenwaarts versterken van de bestaande dijk in grond met een maatregel tegen piping. Op bepaalde locaties is een andere oplossing nodig, omdat het voorkeursalternatief niet inpasbaar is in de omgeving. Voor die locaties is gekeken waar optimalisatie van het voorkeursalternatief of maatwerk nodig is.

10.2.  De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de uitgevoerde beoordeling, neergelegd in de Veiligheidsanalyse, gebreken bevat, die niet aan het projectplan ten grondslag gelegd had mogen worden. Voor deze dijk geldt als norm een overstromingskans per jaar van 1:10.000. Het college heeft toegelicht dat het dijktraject, ondanks de eerdere dijkversterkingen, niet voldoet aan de geldende veiligheidsnorm en daarom nogmaals moet worden versterkt. Bij de vaststelling van de veiligheidsnormen is rekening gehouden met de stand van de techniek. Gezien het resultaat van de Veiligheidsanalyse bestaat geen aanleiding om aan de toelichting van het college te twijfelen. Voor zover [appellant sub 1] stelt dat de Veiligheidsanalyse slechts is gebaseerd op aannames, volgt de Afdeling hem niet. Ten behoeve van het projectplan zijn metingen verricht. Uit de Veiligheidsanalyse volgt onder meer dat de kruinhoogtes zijn gemeten en dat sonderingen en boringen zijn uitgevoerd. Daarom bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat in zoverre een onjuiste beoordeling is uitgevoerd. In dat kader is mede van betekenis dat ook in dijksectie 12, waar het perceel van [appellant sub 1] aan grenst, metingen zijn verricht. Onder deze omstandigheden heeft het college in zoverre terecht geen aanleiding gezien om goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt.

Belangenafweging

11.     [appellant sub 1] betoogt voorts dat geen, althans onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen, omdat het projectplan leidt tot belemmering van zijn bedrijf en nadelige gevolgen voor zijn woonsituatie heeft. Zo vreest hij schade aan zijn perceel door gevolgen voor de waterhuishouding wegens het plaatsen van de damwand, omdat zijn perceel in een soort badkuip komt te liggen en de kans op wateroverlast hierdoor wordt vergroot. Een deel van zijn perceel moet worden onteigend om de dijkversterking ter plaatse mogelijk te maken, terwijl ook kan worden volstaan met een kwalitatieve verplichting en een kettingbeding. Op een deel van zijn perceel wordt een zakelijk recht gevestigd en zijn koeien kunnen daar dan niet meer grazen.

11.1.  Voor het project zijn verscheidene onderzoeken verricht om eventuele nadelige gevolgen in beeld te brengen. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport Dijkversterking Wolferen-Sprok; Milieueffectrapport - fase 2 van 10 juli 2020 en beschreven in hoofdstuk 6 van het projectplan. Volgens het college volgt hieruit dat er geen reden is om aan te nemen dat ter plaatse van het perceel van [appellant sub 1] als gevolg van de dijkversterking nadelige effecten optreden door wateroverlast. In dat verband heeft het college ook toegelicht dat de afwatering en waterhuishouding van de percelen niet nader zijn uitgewerkt in het projectplan en dat eventuele voorzieningen om overlast te voorkomen zullen worden getroffen in de uitvoeringsfase. In zoverre staat in het Monitoringsplan dijk Dijkversterking Wolferen-Sprok van 6 november 2020 dat de stabiliteitsschermen, uitgevoerd als stalen damwanden, werken als barrière voor grondwaterstroming en deze werking in de omgeving van de dijk kan leiden tot wijzigingen van de grondwaterstand. Volgens dit monitoringsplan zijn de effecten dusdanig klein, dat de risico's door beïnvloeding van de omgeving beperkt zijn. Verder is daarin vermeld dat eventuele wijzigingen in de grondwaterstanden door middel van peilbuizen gemeten kunnen worden, sinds 2019 op een aantal locaties langs de dijk peilbuismetingen zijn uitgevoerd en op een aantal locaties nog peilbuizen geplaatst zullen worden. In tabel 5.2 van het monitoringsplan van 6 november 2020 zijn de locaties van de te plaatsen peilbuizen opgenomen. De grondwaterstanden in het projectgebied kunnen dan met behulp van deze peilbuizen gemonitord worden. Het projectplan biedt met deze maatregelen een waarborg om eventuele negatieve effecten voor de waterhuishouding te voorkomen. De Afdeling ziet in wat is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat deze stukken niet aan het projectplan ten grondslag hadden mogen worden gelegd. Geen grond bestaat voor het oordeel dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de effecten van het project op de waterhuishouding.

11.2.  In paragraaf 7.1 van het projectplan is ingegaan op de beschikbaarheid van de benodigde gronden. Daarin is vermeld dat het waterschap de gronden die nodig zijn voor de dijkversterking en na de realisering daarvan belangrijk zijn voor een doelmatig beheer, zoveel mogelijk in eigendom wil hebben. Daartoe is verwezen naar de nota "Eigendommenbeleid 2019" en het Grondverwervingsplan Dijkversterking Wolferen-Sprok. Het hierin neergelegde beleid gaat in de eerste plaats uit van aankoop van de benodigde gronden en daarna van het vestigen van een zakelijk recht hierop. Daarin is vermeld dat voor het beheer en onderhoud van de waterkering van belang is dat vrijelijk kan worden beschikt over de binnen het ruimtebeslag van de dijkversterking betrokken gronden. Waar nodig worden de benodigde eigendommen overeenkomstig het beleid daarom verworven. Het te kiezen spoor van de grondverwerving kan per individueel geval verschillend zijn. Uitgangspunt is het minnelijk in eigendom verwerven van gronden. Als dat niet mogelijk is, kan worden overgegaan tot het opleggen van een gedoogverplichting of onteigening. De Afdeling acht dit beleid en de daarin neergelegde uitgangspunten niet onredelijk. Het college heeft in dat verband toegelicht dat het agrarisch bedrijf van [appellant sub 1] binnen het ruimtebeslag van de dijk valt en een deel van zijn gronden daarom in eigendom moet worden verworven ten behoeve van een beheerstrook. Het gaat daarbij om twee percelen van 455 m² respectievelijk 79 m². De beheerstrook van 5 m is nodig voor het onderhoud van de dijk. Daarnaast is in het projectplan vermeld dat, indien mogelijk, medegebruik van de waterkering wordt toegestaan, zodat delen van de dijk ook voor andere functies gebruikt kunnen worden. Daardoor hoeven niet alle gronden die nodig zijn voor de dijkversterking te worden aangekocht. Het college heeft toegelicht dat op een deel van de percelen van [appellant sub 1] daarom een zakelijk recht zal worden gevestigd en op dat deel de koeien kunnen blijven grazen. Onder deze omstandigheden acht de Afdeling aannemelijk dat het projectplan uitgevoerd zal kunnen worden.

11.3.  Voor zover [appellant sub 1] vreest voor financiële schade, is in hoofdstuk 7 van het projectplan beschreven hoe daarmee zal worden omgegaan. Als [appellant sub 1] schade lijdt als gevolg van het projectplan, kan hij een verzoek om vergoeding van schade indienen op basis van de regeling van artikel 7.14 van de Waterwet. Hiermee is inzichtelijk gemaakt welke mogelijkheid er in voorkomend geval is als schade wordt geleden.

11.4.  Het voorgaande betekent dat in het projectplan voldoende is omschreven welke gevolgen kunnen optreden, welke maatregelen worden getroffen om eventuele nadelige gevolgen te beperken en welke mogelijkheid bestaat voor schadevergoeding. Bij de vaststelling van het projectplan is voldoende rekening gehouden met de belangen van [appellant sub 1]. Gelet op de hiervoor, onder 10.1, vermelde Veiligheidsanalyse heeft het college voldoende onderbouwd dat noodzaak bestaat voor de dijkversterking op dit traject en heeft het college aan het belang van de dijkversterking een zwaarder gewicht mogen toekennen dan aan de met de aanwijzing gepaard gaande nadelige gevolgen voor [appellant sub 1]. Onder deze omstandigheden heeft het college terecht geen aanleiding gezien om goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt.

Alternatieven

12.     [appellant sub 1] betoogt tenslotte dat ten behoeve van het projectplan onvoldoende onderzoek is verricht naar alternatieven met minder nadelige effecten voor hem, zoals een buitenwaartse versterking. Daar komt bij dat sprake is van willekeur, omdat op een deel van het traject wel is gekozen voor een buitenwaartse versterking en het Natura 2000-gebied ook in de nabijheid van dat deel is gelegen.

12.1.  Zoals hiervoor weergegeven, is voorafgaand aan het vaststellen van het projectplan onderzoek verricht naar alternatieven. Daarbij is rekening gehouden met onder meer de technische haalbaarheid, eventuele gevolgen voor de omgeving en de kosten. De resultaten daarvan zijn neergelegd in de notitie Voorkeursalternatief; Integrale verkenning Dijkversterking Wolferen-Sprok en Dijkteruglegging Oosterhout van 21 september 2018, opgesteld door Witteveen+ Bos. Hieruit volgt dat eerst een brede variantenafweging heeft plaatsgevonden en dat de meest kansrijke dijkverbeteringsvarianten vervolgens nader zijn uitgewerkt. Daarbij is gekeken naar de mogelijkheid om te versterken in grond, buitendijks te versterken met de constructie binnendijks en op te hogen en te versterken met constructies. In de notitie is geconcludeerd dat het versterken van de dijk in grond met een verticale pipingmaatregel de voorkeur heeft, omdat deze variant op termijn robuuster is en leidt tot minder negatieve effecten. Ook zijn eventuele toekomstige dijkversterkingen makkelijker op te vangen. Vervolgens is per dijksectie bekeken of het voorkeursalternatief toegepast kan worden. Op de locaties waar dit voorkeursalternatief niet ruimtelijk inpasbaar is, is in plaats daarvan gekozen voor een maatwerkoplossing. Op deze maatwerklocaties is bekeken of de grondoplossing geoptimaliseerd kan worden, daar een van de hiervoor vermelde alternatieven toegepast kan worden, of een andere maatwerkoplossing nodig is. De locaties zijn uitgewerkt in de notitie Versterkingsontwerp Dijkversterking Wolferen-Sprok van 8 juli 2020. Het college heeft toegelicht dat de locatie van [appellant sub 1] is aangemerkt als een maatwerklocatie en dat ter hoogte van zijn woning is gekozen voor een constructieve oplossing in de vorm van een stalen damwand. Zoals hiervoor is overwogen, is in zoverre voldoende omschreven welke gevolgen kunnen optreden. Over het door [appellant sub 1] vermelde alternatief heeft het college nader toegelicht dat bij de afweging van de varianten een buitenwaartse versterking niet de voorkeur had, onder meer, omdat buitendijks het Natura 2000-gebied Rijntakken ligt en eventuele rivierkundige effecten gecompenseerd moeten worden. Desondanks is op een aantal andere maatwerklocaties wel gekozen voor een buitenwaartse versterking. Voor die locaties was binnenwaarts versterken niet mogelijk wegens binnendijks objecten met een bijzondere waarde, zoals monumenten. Voor deze locaties is in dat kader een nadere toelichting opgenomen in het memo Onderbouwing buitenwaartse versterking Wolferen-Sprok " van 13 maart 2019. Aldus is de keuze voor de dijkversterking voortgekomen uit een afweging van verschillende varianten. Wat is aangevoerd geeft geen grond voor het oordeel dat de verrichte alternatievenbeoordeling zodanige gebreken of leemtes bevat, dat op grond hiervan ter hoogte van het perceel van [appellant sub 1] niet gekozen had mogen worden voor een stalen damwandconstructie.

Het betoog faalt.

Conclusie

13.     Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.

14.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Het beroep van BIZNIZ Fashion en anderen

15.     BIZNIZ Fashion B.V. en Elsewhere B.V. zijn gevestigd op het perceel Waaldijk 9 in Andelst. [gemachtigde C] is eigenaar van het perceel. De panden liggen op ca. 60 m afstand van de dijk en grenzen aan dijksectie 15. De dijk wordt in overeenstemming met het voorkeursalternatief binnenwaarts in grond versterkt.

Alternatieven

16.     BIZNIZ Fashion en anderen betogen dat het gekozen alternatief niet het juiste is. Op basis van de geformuleerde criteria, technische aspecten (doelbereik, robuustheid), effecten op de omgeving en kosten, had voor alternatief 2 moeten worden gekozen, waarbij sprake is van het buitendijks versterken met constructie binnendijks, in plaats van alternatief 1. Door de gekozen oplossing worden belangrijke cultuurhistorische en landschappelijke waarden aangetast. Bijna een kwart van het perceel wordt wat vorm betreft veranderd en de gebruiksmogelijkheden daarvan worden ingeperkt. Tevens wordt de monumentale waarde van de woon-werk villa op het perceel ernstig aangetast. BIZNIZ Fashion en anderen wijzen op de maatwerkoplossingen voor Waaldijk 131, waar de monumentale waarde van het betrokken object wel aanleiding is geweest om af te wijken van het voorkeursalternatief.

16.1.  Zoals hiervoor onder 12.1 weeggeven, is voorafgaand aan het vaststellen van het projectplan onderzoek verricht naar alternatieven. Het college heeft toegelicht dat omdat er op de locatie geen problemen zijn met betrekking tot de ruimtelijke inpasbaarheid, bij deze locatie het voorkeursalternatief kan worden toegepast en deze locatie niet is aangewezen als maatwerklocatie. De panden kunnen blijven staan en door de flauw oplopende binnenberm is het medegebruik op het talud mogelijk. Het college stelt dat de ter hoogte van het perceel gekozen oplossing van versterking in grond binnenwaarts, geen effect op de cultuurhistorische waarde heeft. De impact op het landschap is zeer beperkt. Omdat de panden op een relatief grote afstand van de dijk liggen, is voldoende ruimte aanwezig voor een binnenwaartse grondoplossing met een verticale maatregel tegen piping overeenkomstig het basisontwerp in het voorkeursalternatief. De bermen hebben een flauw talud waardoor het dijkprofiel ter plaatse behouden en medegebruik van de berm mogelijk blijft. De vergelijking met de woning aan de Waalbandijk 131 in de gemeente Neder-Betuwe gaat volgens het college niet op. Daar is sprake van een monumentale woning. De panden van BIZNIZ Fashion en anderen hebben die status niet. Bovendien was aan de Waalbandijk 131 voor een oplossing in grond geen ruimte aan de binnenzijde van de dijk. Daarom is daar gekozen voor een maatwerkoplossing.

De Afdeling ziet in hetgeen is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de beoordeling van mogelijke alternatieve oplossingen zodanige gebreken of leemtes bevat, dat ter hoogte van het perceel van BIZNIZ Fashion en anderen niet in redelijkheid gekozen had kunnen worden voor het voorkeursalternatief.

Het betoog faalt.

Grondkwaliteit

17.     BIZNIZ Fashion en anderen betogen dat de uitvoering van het gekozen ontwerp een grote hoeveelheid grond noodzakelijk maakt om de dijk te stabiliseren met een grond. Andere maatregelen zijn wat dat betreft veel efficiënter en voorkomen dat grond wordt aangebracht, met een verhoogde PFAS-waarde, die tot vervuiling ter plaatse aanleiding kan geven.

17.1.  Het college heeft toegelicht dat het waterschap strenge normen hanteert voor de kwaliteit van de aan te brengen grond. Daartoe wijst het college op het memo Toepassen van grond binnen Dijkversterking Wolferen-Sprok van 26 juli 2021. Daarin is vermeld dat de grond die gebruikt wordt voor het project, van klasse "Achtergrondwaarde" is en dat dit de meest strenge norm is. BIZNIZ Fashion en anderen hebben het memo niet inhoudelijk bestreden. Onder verwijzing naar de conclusies daarvan heeft het college terecht geen grond gezien om goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt.

Conclusie

18.     Het beroep van BIZNIZ Fashion en anderen is ongegrond.

19.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Het beroep van [appellant sub 3]

20.     [appellant sub 3] woont aan de [locatie 2] in Slijk-Ewijk. Zijn woning ligt op 10 m afstand van de dijk, grenst aan dijksectie 13 en is aangewezen als beschermd rijksmonument. De dijk wordt hier binnenwaarts versterkt. Ter hoogte van zijn woning wordt maatwerk toegepast en is gekozen voor een constructieve oplossing in de vorm van een stalen damwand.

Buitenwaartse versterking

21.     Voor zover [appellant sub 3] ter zitting heeft aangevoerd dat in zijn geval gekozen had moeten worden voor een buitenwaartse versterking van de dijk, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 1.6a van de Chw na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen nieuwe beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd.

Trillinghinder

22.     [appellant sub 3] betoogt dat de nadelige gevolgen voor zijn woning door mogelijke trillinghinder bij het plaatsen van de damwand met de zogenoemde silent piler-methode onvoldoende in beeld zijn gebracht. Hij wijst op het rapport Bouwtechnisch onderzoek uit 2018. Daaruit volgt dat zijn pand niet kan worden gekwalificeerd als solide en bestendig tegen omvangrijke werkzaamheden. Het college gaat er ten onrechte aan voorbij dat zijn woning niet is onderheid. Dat maakt dat trillingen van de bodem als gevolg van het aanbrengen van een damwand, doorwerken naar zijn woning en schade veroorzaken.

22.1.  Uit het projectplan volgt dat op het perceel van [appellant sub 3] gekozen is voor een maatwerkoplossing en ter hoogte van het perceel een stalen damwandconstructie zal worden aangebracht. In het rapport Dijkversterking Wolferen-Sprok; Milieueffectrapport - fase 2 van 10 juli 2020 is gekeken naar de werking en de effecten daarvan. Daarin is vermeld dat  verschillende uitvoeringsmethoden mogelijk zijn om de stalen damwand aan te brengen, namelijk trillen met of zonder voorboren en met of zonder fluïderen, d.w.z. het voorboren met het natmaken van de bodem,  trillingvrij drukken met een ‘silent piler’, en trillen onder voorspanning waardoor vrijwel geen trillingen ontstaan. De keuze van de methode is afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse en de aard van de constructie. Zo wordt een heavescherm hoogstwaarschijnlijk aangebracht met voorboren en wordt de silent piler-methode toegepast bij constructies die binnen 15 m van een woning worden aangebracht. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het perceel van [appellant sub 3] op ongeveer 10 m afstand van de dijk ligt en ter hoogte van zijn perceel niet de silent piler-methode wordt toegepast. Volgens het college is het hoogfrequent trillen van de damwanden uitgangspunt en is de silent piler-methode onderzocht als alternatief. Die methode levert ter plaatse niet het gewenste resultaat, omdat de damwanden daarmee niet op de benodigde diepte kunnen in de grond kunnen worden gebracht. Gelet op het uitvoeringsplan van 7 december 2020 is dit juist. Daarin is een voorspelling van de heibaarheid berekend om te bepalen of de stalen damwand op de gewenste diepte kan worden ingetrild. Uit die voorspelling volgt dat de damwanden trillend op gewenste diepte kunnen komen. Verder is in het rapport van 10 juli 2020 vermeld dat niet is uitgesloten dat de uitvoering van de dijkversterking leidt tot trillingsschade, maar maatregelen zullen worden getroffen voor het minimaliseren van overlast door trillingen. Dit is het geval bij ongeveer 50 woningen. Bij constructies die dichter bij woningen liggen dan 15 m wordt onder meer trillingsarm materieel toegepast. Volgens het college zijn eventuele nadelige effecten voor woningen beperkt en wordt ervan uitgegaan dat geen schade ontstaat. Om vast te kunnen stellen of mogelijke schade het gevolg is van de uitvoering van de dijkversterking zullen voor uitvoering van de werkzaamheden bouwkundige vooropnames worden gemaakt van risicovolle panden. Verder worden in de gevels van panden, gelegen binnen de invloed van de dijkversterking meetboutjes aangebracht, die elk half jaar worden gemeten. Gelet op het voorgaande acht de Afdeling aannemelijk dat eventuele trillingsschade ter plaatse van het perceel van [appellant sub 3] zoveel mogelijk wordt voorkomen. Overigens heeft het college toegelicht dat de effecten van de trillingen op de woningen tijdens de werkzaamheden worden gemonitord en dat daartoe een monitoringsplan wordt opgesteld. Als dat nodig is, kunnen tijdig aanvullende maatregelen worden genomen of kan de inbrengmethode worden gewijzigd. Hiermee biedt het projectplan een extra waarborg. Onder deze omstandigheden heeft het college in terecht geen aanleiding gezien om goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt.

Schaderegeling

23.     [appellant sub 3] betoogt dat ten onrechte geen goede schaderegeling is opgesteld. Hij heeft zelf een taxatie en een nulmeting moet laten verrichten. Onduidelijk is wie de kosten moet dragen.

23.1.  Voor zover [appellant sub 3] vreest voor financiële schade, is in hoofdstuk 7 van het projectplan vermeld hoe daarmee wordt omgegaan. Als [appellant sub 3] schade lijdt door het projectplan, kan hij een verzoek om vergoeding van schade indienen op basis van de regeling van artikel 7.14 van de Waterwet. In hoofdstuk 4 van het Monitoringsplan bebouwing: Dijkversterking Wolferen-Sprok van 11 november 2020 is toegelicht hoe de bouwkundige vooropnames, zoals een nulmeting, worden uitgevoerd. Hiermee is voldoende inzichtelijk welke mogelijkheden voor vergoeding van financiële schade bestaan. Hetgeen is aangevoerd vormt geen grond voor het oordeel dat deze schadevergoedingsregeling ontoereikend is en het college om die reden goedkeuring aan het projectplan had moeten onthouden.

Het betoog faalt.

Conclusie

24.     Het beroep van [appellant sub 3] is ongegrond.

25.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Het beroep van [appellanten sub 4]

26.     [appellanten sub 4] wonen aan de [locatie 3] in Slijk-Ewijk. Hun woning ligt op ca. 180 m afstand van de dijk en grenst aan dijksectie 13. De dijk wordt hier binnenwaarts versterkt.

Beheerstrook

27.     [appellanten sub 4] betogen dat het bevoegd gezag onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een strook van 5 m nodig is voor het beheer. Zij zijn van mening dat de dijkversterking het karakteristieke landschap schaadt door de nieuwe beheerstrook.

27.1.  Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet noodzakelijk is om gronden van [appellanten sub 4] in eigendom te verwerven voor de beheerstrook. Die strook ligt niet op hun perceel en bovendien op ca. 180 m van de dijk. De inpassing van de beheerstrook heeft ook in de directe woon- en leefomgeving van de woning geen ruimtelijke effect. Alleen de eigendomssituatie verandert. Verwerving van de grond en vrij maken van obstakels van het dijktalud tasten het landschap niet of nauwelijks aan, zeker niet in de directe woon- en leefomgeving, .

Het college heeft terecht geen grond gezien om goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt.

Kunststof damwand

28.     [appellanten sub 4] betogen voorst dat de gekozen oplossing om piping tegen te gaan met een kunststof damwand geen bewezen techniek is. Zij vrezen voor effecten op de waterveiligheid en het milieu en stellen dat kunststof damwanden minimaal zijn getest. Daarnaast is monitoring door middel van peilbuizen vlak achter de damwand nodig. Ook is langdurige monitoring van de damwanden op de grond- en kwelwaterstanden nodig.

28.1.  Op bepaalde delen van het traject wordt een stalen damwand geplaatst. In totaal is over een lengte van 4.400 m op een enkele plaats een  pipingmaatregel nodig. Deze wordt uitgevoerd als lichte, kunststof constructie, een ‘heavescherm’. De Afdeling stelt vast dat de woning van [appellanten sub 4] op een afstand van ongeveer 1 km is gelegen van delen van het traject met een kunststof pipingconstructie. [appellanten sub 4] hebben niet gesteld dat ter plaatse van hun woning nadelige veiligheids- en milieugevolgen kunnen worden ondervonden, maar trekken zich het belang aan van een veilige constructie van kunststof damwanden in het algemeen. Zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat bij de vaststelling van het projectplan onvoldoende gewicht is toegekend aan hun persoonlijk belang daarbij. Gelet op het voorgaande heeft het college hierin terecht geen aanleiding gezien om goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt.

Grondkwaliteit

29.     [appellanten sub 4] betogen voorts dat in het projectplan een voorschrift had moeten worden opgenomen met een monitoringsplicht voor de kwaliteit van de te storten grond. Zij willen de mogelijkheid behouden om de overheid aansprakelijk te stellen als achteraf blijkt dat vervuilde grond is gestort.

29.1.  Het college heeft toegelicht dat het waterschap een strenge norm voor de kwaliteit van de te gebruiken grond hanteert. Het college wijst  op het memo Toepassen van grond binnen Dijkversterking Wolferen-Sprok  van 26 juli 2021. Daarin is vermeld dat de grond die wordt voor het project wordt gebruikt van klasse "Achtergrondwaarde" moet zijn  en dat dit de meest strenge norm is. Het college heeft daarom terecht geen grond gezien om goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt.

Conclusie

30.     Het beroep van [appellanten sub 4] is ongegrond.

31.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Het beroep van [appellanten sub 5]

32.     [appellanten sub 5] wonen aan de [locatie 4] in Slijk-Ewijk. Hun woning ligt op ca. 17 m afstand van de dijk en grenst aan dijksectie 13. De dijk wordt hier binnenwaarts versterkt. Ter hoogte van de woning is voor een constructieve oplossing gekozen in de vorm van een stalen damwand, zodat de woning behouden kan blijven.

Verlenging stalen damwand

33.     [appellanten sub 5] betogen dat onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen, omdat niet is voorzien in verlenging van de stalen damwand bij hun woning in westelijke richting. Door de gekozen oplossing zal wateroverlast ontstaan in hun tuin. Zij wijzen op de Toelichting impactanalyse - Dijkversterking Wolferen-Sprok van 19 april 2021 en op een  rapportage van onderzoeksbureau Badus Bodem & Water van 29 juli 2021, waaruit volgens hen volgt dat het dijkontwerp voor negatieve effecten zorgt bij de afwatering op hun perceel en deze effecten kunnen worden ondervangen door het doortrekken van de stalen damwand. Ook worden de mogelijkheden voor gebruik van hun tuin en het uitzicht op de tuin vanaf het terras dat aan hun woning grenst, onaanvaardbaar aangetast. Ter beperking van die nadelige gevolgen had moeten worden gekozen voor optie 1 of 2, en daarmee voor een aanpassing van het projectplan, en niet voor optie 3.

33.1.  Het dijkontwerp voorziet er in dat ongeveer de helft van de tuin van [appellanten sub 5] zal ter verhoging van stabiliteit worden gebruikt als steunberm. De grondophoging zal halverwege de tuin het laagste punt bereiken en loopt schuin af.

33.2.  Ter hoogte van het perceel van [appellanten sub 5] is gekozen voor een binnenwaartse versterking in grond met een maatwerkoplossing bij de woning en tuin door middel van een damwandconstructie, zodat deze behouden kunnen blijven. Het doortrekken van de stalen damwandconstructie, voorbij de woning en tuin, langs het daar gelegen deel van het erf van [appellanten sub 5], is volgens het college niet nodig, omdat hier voldoende ruimte beschikbaar is voor een oplossing in grond. Door de binnenwaartse versterking blijft de grond voor [appellanten sub 5] op dezelfde wijze bruikbaar als nu het geval is. Versterken in grond is de basis voor het voorkeursalternatief. Wanneer de grondoplossing op een locatie niet past, wordt gekeken naar andere mogelijkheden, zoals optimaliseren van de grondoplossing of het plaatsen van een constructie. Dit is gebeurd ter plaatse van de woning en tuin, maar niet langs de rest van het perceel. In de door het college overgelegde, door het waterschap opgestelde Toelichting impactanalyse - Dijkversterking Wolferen-Sprok is een analyse opgenomen, gebaseerd op een plaatsopneming van het dijktracé. Daarin is  het perceel van [appellanten sub 5] beoordeeld op verscheidene  milieuaspecten, waaronder waterhuishouding. Het perceel is daarbij geclassificeerd als "hoog". Volgens het college houdt deze classificatie niet in dat zeker wateroverlast optreedt, maar alleen dat wanneer het ontwerp wordt uitgevoerd, een 3D-scan van het perceel wordt opgesteld. Van daaruit worden eventuele maatregelen beoordeeld.

Uit de door [appellanten sub 5] overgelegde rapportage volgt dat het verval van de dijk naar de watergang groot genoeg is om een spoedige oppervlakkige afspoeling te garanderen en de infiltratie beperkt zal zijn. Daarnaast is in die rapportage vermeld dat de afvoerroute van hemelwater door de dijkversterking ca. 5 m richting het woonhuis verplaatst wordt en dat deze verplaatsing bij een extreme of zware  regenbui van 60 mm/uur, zonder ingreep in het ontwerp problemen kan opleveren op het woonerf van [appellanten sub 5]. Om te voorkomen dat deze problemen kunnen optreden stelt het onderzoeksbureau drie verschillende opties met maatregelen voor. De eerste twee opties eisen een aanpassing van het projectplan en vallen volgens het college daarom af. De derde optie gaat ervan uit dat met een verhoogde en verlegde oppervlakkige afvoer de afwatering ter plaatse van [locatie 4] in de toekomst kan worden gegarandeerd. Het waterschap heeft toegezegd dat het invulling zal geven aan die derde optie en dat het in het uitvoeringsontwerp, in overleg met [appellanten sub 5], een maatregel zal opnemen om een adequate afwatering ter hoogte van het perceel bij appellanten te garanderen.

33.3.  De Afdeling stelt vast dat met het projectplan wateroverlast ter plaatse van het perceel niet uitgesloten is en de gebruiksmogelijkheden van de tuin en het uitzicht op de tuin gevolgen kunnen ondervinden van de binnenwaartse versterking als gevolg van het voorkeursalternatief. Zoals hiervoor, onder 7, is overwogen is het niet zo, dat geen nadelige gevolgen mogen optreden als gevolg van het projectplan. Het voorkeursalternatief is ruimtelijk inpasbaar ter hoogte van het ten westen van de woning gelegen deel van het perceel. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat waar het de te nemen maatregelen betreft, met optie 3 eventuele onaanvaardbare gevolgen voor [appellanten sub 5] worden voorkomen en dat aanpassing van het projectplan in zoverre niet nodig is. [appellanten sub 5] bestrijden niet dat met optie 3 op zichzelf de negatieve gevolgen van de toevoer van water op hun perceel worden beperkt. Onder deze omstandigheden heeft het college terecht geen aanleiding gezien om goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt.

Kwaliteit van de grond

34.     [appellanten sub 5] betogen voorts dat in het projectplan een voorschrift met een monitoringsplicht had moeten worden opgenomen wat de kwaliteit van de te storten grond betreft. Zij willen de mogelijkheid behouden om de overheid aansprakelijk te stellen als achteraf blijkt dat geen schone grond is gestort.

34.1.  Het college heeft toegelicht dat het waterschap een strenge norm voor de kwaliteit van de te gebruiken grond hanteert. Daartoe heeft het college gewezen op het memo Toepassen van grond binnen Dijkversterking Wolferen-Sprok van 26 juli 2021, waarin is vermeld dat de aangevoerde grond van klasse "Achtergrondwaarde" moet zijn en dit de meeste strenge norm is. [appellanten sub 5] hebben verwezen naar de rapportage van 4 maart 2021 "Om de Leefomgeving" van de adviescommissie Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. De door hen aangehaalde passage daarin heeft een algemene strekking en geen betrekking op het project. Onder verwijzing naar de conclusies van het memo heeft het college terecht geen grond gezien om goedkeuring aan het projectplan te onthouden.

Het betoog faalt.

Conclusie

35.     Het beroep van [appellanten sub 5] is ongegrond.

36.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. P.H.A. Knol en mr. M Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. F. Dinleyici, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Dinleyici
griffier.

Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2022

909-91