Uitspraak 202001767/1/A2


Volledige tekst

202001767/1/A2.
Datum uitspraak: 14 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad),

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 februari 2020 in zaak nr. 19/4740 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats],

en

de raad.

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2019 heeft de raad de aanvraag van [wederpartij] om een toevoeging voor gesubsidieerde rechtsbijstand door [advocaat] afgewezen.

Bij besluit van 20 augustus 2019 heeft de raad het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 5 februari 2020 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 20 augustus 2019 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de raad hoger beroep ingesteld.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

Inleiding en feiten

1.       Rechtzoekenden van wie het inkomen en vermogen beneden een bepaalde grens liggen en die daarom de kosten van een advocaat niet geheel zelf kunnen dragen, kunnen bij de raad een aanvraag indienen om een toevoeging voor door de overheid gesubsidieerde rechtsbijstand. De regels om in aanmerking te komen voor een toevoeging zijn neergelegd in de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb). Daarnaast heeft de raad hiervoor beleid vastgesteld, neergelegd in zogenoemde werkinstructies.

De belangrijkste toepasselijke bepalingen voor deze zaak zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2.       [wederpartij] heeft een geschil met het college van burgemeester en wethouders van Zwolle over zijn bijstandsuitkering. Bij besluit van 25 mei 2018 heeft de raad [wederpartij] een toevoeging verleend voor het maken van bezwaar door [advocaat] tegen een besluit van het college om [wederpartij] een boete op te leggen wegens het schenden van de inlichtingenplicht. Het bezwaar is ongegrond verklaard. [wederpartij] heeft daartegen beroep ingesteld. Voor het instellen van het beroep heeft hij geen toevoeging aangevraagd. Bij uitspraak van 13 mei 2019 heeft de rechtbank Zwolle dat beroep ongegrond verklaard.

[wederpartij] heeft vervolgens op 22 mei 2019 een aanvraag ingediend om een toevoeging voor advies door [advocaat] over het instellen van hoger beroep. Bij het besluit van 24 juni 2019 heeft de raad die aanvraag afgewezen, omdat het geven van advies volgens de werkinstructie Bereik valt onder de eerder verleende toevoeging van 25 mei 2018 voor het maken van bezwaar.

Op 23 mei 2019 heeft [wederpartij] een toevoeging aangevraagd voor het daadwerkelijk instellen van hoger beroep door [advocaat]. Bij besluit van 25 juni 2019 heeft de raad die toevoeging verleend.

3.       Het geschil in deze zaak gaat uitsluitend over de vraag of de raad [wederpartij] terecht geen afzonderlijke toevoeging heeft verleend voor advies over het instellen van hoger beroep in de bijstandszaak.

Oordeel van de rechtbank

4.       De rechtbank heeft overwogen dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd dat uit de tekst van de werkinstructie Bereik volgt dat het advies over wel of niet instellen van hoger beroep onder het bereik valt van de voor bezwaar verstrekte toevoeging. Volgens die werkinstructie moet het gaan om een toevoeging die is verstrekt voor de eerdere aanleg. In dit geval is dat volgens de rechtbank de beroepsfase, zodat de toevoeging voor het maken van bezwaar geen bereik meer had voor het instellen van hoger beroep. Verder blijkt uit de toevoeging voor het maken van bezwaar dat deze is verleend voor het voeren van een procedure en niet voor het geven van advies, aldus de rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

5.       De raad betoogt dat de rechtbank de werkinstructie Bereik verkeerd heeft geïnterpreteerd en haar lezing niet aansluit bij het door de raad gevoerde beleid over de toepassing van artikel 28, eerste lid, van de Wrb en artikel 32 van de Wrb. Volgens dat beleid wordt de eerste voor een rechtsbelang afgegeven toevoeging verstrekt voor "advies c.q. procedure". Die toevoeging omvat ook het advies over het al dan niet instellen van een vervolgprocedure. Een volgende toevoeging voor hetzelfde rechtsbelang wordt enkel voor "procedure" afgegeven.

In deze zaak is de toevoeging voor de bezwaarprocedure weliswaar alleen verleend voor "procedure", maar dat komt omdat de gemachtigde van [wederpartij] de toevoeging alleen voor procedure heeft aangevraagd. Hieraan kan dus niet de betekenis worden gegeven die de rechtbank daaraan geeft. Uit de werkinstructie Art. 12 Bvr Advieszaken volgt dat voor de vast te stellen vergoeding voor een toevoeging die voor een procedure is verleend ook advieswerkzaamheden meetellen, aldus de raad.

5.1.    De Afdeling begrijpt dat het geschil is ontstaan omdat er geen toevoeging voor het instellen van beroep is aangevraagd. Indien dat wel was gebeurd, had het advies over het instellen van hoger beroep gelet op de werkinstructie Bereik zonder meer onder het bereik van die toevoeging gevallen. De vraag is of dat advies in dit specifieke geval onder het bereik van de toevoeging voor het maken van bezwaar valt, of dat de raad daarvoor een afzonderlijke adviestoevoeging had moeten verstrekken.

5.2.    Uitgangspunt is dat als er, zoals in dit geval, sprake is van één rechtsbelang, met één toevoeging kan worden volstaan, tenzij sprake is van een procedure in meer dan één instantie (uitspraak van 10 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3343). Het beleid van de raad om, nadat een toevoeging voor het maken van bezwaar is verleend, alleen toevoegingen te verlenen voor het voeren van een procedure - het instellen van beroep en hoger beroep - en geen afzonderlijke toevoegingen voor het geven van advies over het instellen van een rechtsmiddel te verlenen, is daarmee in overeenstemming.

De Afdeling is van oordeel dat de raad in redelijkheid niet van dat beleid hoefde af te wijken in dit geval waarbij de advocaat is vergeten een toevoeging voor zijn cliënt voor het instellen van beroep aan te vragen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de toevoeging voor het maken van bezwaar in dit geval geldt als de toevoeging die is verstrekt voor de eerdere aanleg, als bedoeld in de werkinstructie Bereik. Het geven van advies over het instellen van hoger beroep valt dus onder het bereik van die toevoeging. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad voldoende heeft gemotiveerd dat advieswerkzaamheden volgens zijn beleid kunnen vallen onder een toevoeging die voor het voeren van een procedure is verleend, en onder die toevoeging kunnen worden vergoed.

5.3.    Gelet op het voorgaande is de rechtbank in dit specifieke geval ten onrechte tot het oordeel gekomen dat het advies over het instellen van hoger beroep niet onder het bereik valt van de toevoeging die is verleend voor het maken van bezwaar.

Het betoog slaagt.

Eindoordeel

6.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 20 augustus 2019 alsnog ongegrond verklaren.

7.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 februari 2020 in zaak nr. 19/4740;

III.      verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. de Vries-Biharie, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. De Vries-Biharie
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2021

611

BIJLAGE - WETTELIJK KADER (zoals dit luidde ten tijde van belang)

Wet op de rechtsbijstand

Artikel 28

1. Het bestuur kan de toevoeging weigeren indien de aanvraag:

a. […];

b. betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging;

c-d. […].

2-3. […].

Artikel 32

De toevoeging geldt uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.

Werkinstructie Bereik

1.4. Geen diversiteit van procedures

[…]

Advies over beroep/hoger beroep/cassatie

Een adviesaanvraag voor beroep/hoger beroep/cassatie van dezelfde advocaat/ kantoorgenoot, wijs je af op bereik van de verstrekte toevoeging voor de eerdere aanleg.

[…].

Werkinstructie Art. 12 Bvr Advieszaken

[…]

Adviesdeclaraties van proceduretoevoegingen

Een toevoeging die expliciet voor procedure is verstrekt, kun je niet zonder meer voor advies vaststellen. Je beoordeelt eerst de verrichte werkzaamheden. Als deze werkzaamheden niet onder het bereik van een andere toevoeging vallen, stel je de adviesvergoeding vast.

[…].