Uitspraak 201807315/2/A3


Volledige tekst

201807315/2/A3.
Datum beslissing: 26 april 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 juli 2018 in zaak nr. 17/4561 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Woerden.

Procesverloop

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 juli 2018 in zaak nr. 17/4561.

De burgemeester heeft één gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.

Het betreft een bestuurlijke rapportage van de politie Midden-Nederland van 29 maart 2017 die de burgemeester aan zijn bij de rechtbank bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd.

Overwegingen

1.    De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de bestuurlijke rapportage kennis zal nemen. Ter motivering van het verzoek om beperking van de kennisneming heeft de burgemeester aangevoerd dat de politie met een beroep op artikel 7 van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) de bestuurlijke rapportage aan hem heeft verstrekt. De bestuurlijke rapportage bevat gegevens die herleidbaar zijn tot personen. Er zijn daarom gewichtige redenen in de zin van artikel 8:29 van de Awb, aldus de burgemeester. Hij beroept zich verder op een nog lopend strafonderzoek gericht op anderen dan [appellant]. Het strafonderzoek wordt mogelijk geschaad als alle informatie uit de bestuurlijke rapportage bij [appellant] bekend zou worden. Bovendien bevat het dossier voldoende onderliggende feiten waartegen [appellant] zich kan verweren.

2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.    Vooropgesteld zij dat het feit dat in een stuk politiegegevens zijn opgenomen niet zonder meer betekent dat er gewichtige redenen zijn als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb (vergelijk de uitspraak van 31 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:287). Dat laat onverlet dat aan het feit dat sprake is van politiegegevens bij de beoordeling van een verzoek als bedoeld in artikel 8:29 en de daarbij te maken belangenafweging betekenis toekomt. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg wordt onder politiegegeven verstaan elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon dat in het kader van de uitoefening van de politietaak wordt verwerkt. De Afdeling heeft kennis genomen van de bestuurlijke rapportage. Zij stelt vast dat de bestuurlijke rapportage, die in het kader van de uitoefening van de politietaak is opgemaakt, geen namen bevat van personen, behalve die van [appellant] en de opsteller van de rapportage. De omschrijvingen van de andere in de rapportage opgenomen personen zijn evenwel zodanig dat mogelijk is vast te stellen om welke personen het gaat. Daarom is sprake van politiegegevens in de zin van de Wpg. De Afdeling acht in dit geval ten aanzien van deze gegevens, gelet op de aard en inhoud daarvan, gewichtige redenen aanwezig als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb.

4.    De Afdeling stelt verder ten aanzien van de overige in de bestuurlijke rapportage vermelde gegevens, niet zijnde politiegegevens, vast dat het belang van de opsporing van strafbare feiten geding is. De burgemeester heeft met de motivering van het verzoek om beperking van de kennisneming aannemelijk gemaakt dat deze gegevens verband houden met een nog lopend strafrechtelijk onderzoek. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de opsporing van strafbare feiten in dit geval zwaarder dan het belang dat [appellant] kennis neemt van de bestuurlijke rapportage. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de burgemeester in de besluitvorming de dragende bevindingen uit de bestuurlijke rapportage heeft vermeld.

5.    De Afdeling acht gelet op het voorgaande het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.

w.g. Daalder    w.g. Ley-Nell
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2019