Uitspraak 201602604/1/A3


Volledige tekst

201602604/1/A3.
Datum uitspraak: 14 december 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Alphen aan den Rijn,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 maart 2016 in
zaak nr. 15/3201 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn.

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2014 heeft het college twee verzoeken om informatie van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) afgewezen.

Bij besluit van 19 maart 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, omdat het alsnog documenten openbaar had gemaakt.

Bij uitspraak van 1 maart 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 maart 2015 vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2016, waar het college, vertegenwoordigd door ing. J.E. Teunissen en I.M. Borst, is verschenen.

Overwegingen

1. Het Wob-verzoek van 6 oktober 2014 luidt: "Refererend naar de Wet openbaarheid van bestuur, verzoek ik U hierbij mij voor 9 oktober te informeren over alle wijzigingen/afwijkingen van het bestemmingsplan Ridderveld, lokatie Helmhof 28, als wel de percelen in de directe omgeving (tot ongeveer 100 m) hiervan. Voor de duidelijk vermeld ik hierbij dat mijn Wob verzoek zowel binnenplanse als buitenplanse wijzigingen/afwijkingen betreft, als wel de besluitvorming en het resultaat of iets een wijziging/afwijking is".

2. Het Wob-verzoek van 8 oktober 2014 luidt: "Refererend naar de Wet openbaarheid van bestuur, verzoek ik U hierbij mij voor 15 oktober volledig te informeren over overeenkomst(-en) tussen de gemeente en de bewoners van Helmhof 28, betreffende de inrichting van percelen gelegen naast de Helmhof 28, met bestemming "Verkeers- en Verblijfsgebied artikel 11". Voor de volledigheid vermeld ik dat dit verzoek dus tevens alle nota’s, notulen, brieven etc. betreft, die op enigerwijze bij deze overeenkomst betrokken zijn / zijn geweest".

3. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van 19 maart 2015 vernietigd, omdat [appellant] ten onrechte in bezwaar niet was gehoord. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat haar niet ongeloofwaardig voorkwam dat het college inmiddels alle beschikbare documenten openbaar had gemaakt.

4. [appellant] voert aan dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit van 19 maart 2015 ten onrechte in stand heeft gelaten. Hij vermoedt dat er meer informatie bestaat dan de documenten die hij inmiddels heeft gekregen. [appellant] betoogt dat hij de informatie uit de brief van 31 maart 2016 in antwoord op zijn Wob-verzoek had moeten ontvangen.

4.1. Ingevolge artikel 1, onder a, van de Wob, voor zover thans van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, voor zover thans van belang, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan.

4.2. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld, onder andere in haar uitspraak van 12 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4095, is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek van het bestuursorgaan, een bepaald document toch bij dat bestuursorgaan berust.

4.3. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat meer documenten bij het college berusten dan de documenten die reeds openbaar zijn gemaakt.

Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2102, bevat de Wob geen verplichting gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning.

Het betoog faalt.

4.4. Hetgeen [appellant] overigens nog heeft aangevoerd ziet niet op zijn Wob-verzoeken en valt daarom buiten de omvang van dit geschil.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.

w.g. Kranenburg w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2016

280.