Uitspraak 201600243/1/A1


Volledige tekst

201600243/1/A1.
Datum uitspraak: 28 september 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Windkr-acht B.V., gevestigd te Kampen, en anderen,
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 4 december 2015 in zaak nr. 15/1796 in het geding tussen:

Windkr-acht B.V. en anderen

en

het dagelijks bestuur van het waterschap Groot Salland (thans: Overijsselse Delta).

Procesverloop

Bij brief van 27 februari 2015 heeft het dagelijks bestuur aan Windkr-acht B.V. medegedeeld dat voor het realiseren van twee windmolens aan de Genuakade en de Haatlandhaven te Kampen een watervergunning is vereist.

Bij besluit van 8 juli 2015 heeft het dagelijks bestuur het door Windkr-acht B.V. en anderen daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 4 december 2015 heeft de rechtbank het door Windkr-acht B.V. en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben Windkr-acht B.V. en anderen hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2016, waar Windkr-acht B.V. en anderen, vertegenwoordigd door mr. S. Maakal, advocaat te Heerenveen, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. W.E.M. Klostermann, advocaat te Zwolle, en J. Klooster, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ter zitting is het hoger beroep, voor zover ingesteld door Millennium B.V., [belanghebbende A] en alle aandeelhouders van Windkr-acht B.V., Windmolenpark Kampen B.V., [belanghebbende B] en Millennium B.V., ingetrokken.

De overige appellanten (Windkr-acht B.V., Windmolenpark Kampen B.V. en [belanghebbende B]) worden hierna tezamen en in enkelvoud aangeduid als Windkr-acht B.V.

2. Windkr-acht B.V. realiseert een project dat bestaat uit de bouw en exploitatie van vier windturbines in de Haatlandhaven en de Zuiderzeehaven in Kampen. Begin februari 2014 heeft Windkr-acht B.V. de bouw van windturbine 1 (Genuakade) en windturbine 4 (Haatlandhaven) stilgelegd, nadat door medewerkers van het waterschap is medegedeeld dat voor deze windturbines een watervergunning is vereist. Bij brief van 27 februari 2015 heeft het dagelijks bestuur dit op schrift gesteld. Het dagelijks bestuur en de rechtbank zijn van oordeel dat tegen deze brief geen bezwaar en beroep kan worden ingesteld, omdat deze brief slechts een bestuurlijk rechtsoordeel bevat dat niet op rechtsgevolg is gericht en derhalve geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In hoger beroep gaat het uitsluitend over de vraag of dit oordeel juist is.

3. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Ingevolge artikel 1:2 wordt onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

4. De in de brief van 27 februari 2015 vervatte mededeling dat een watervergunning is vereist, is een bestuurlijk rechtsoordeel.

Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraken van 8 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ1862, en 14 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV8805) is een bestuurlijk rechtsoordeel in de regel geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. In uitzonderingsituaties moet echter een bestuurlijk rechtsoordeel, ondanks het ontbreken van een rechtsgevolg, als besluit worden aangemerkt. Daarvoor is in ieder geval vereist dat het voor de betrokkenen onevenredig bezwarend is om het geschil over de interpretatie van de rechtsregels via een beroepsprocedure over een daadwerkelijk besluit, met name betreffende handhaving of vergunningverlening, bij de bestuursrechter aan de orde te stellen.

4.1. Windkr-acht B.V. betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zich een uitzonderingssituatie voordoet die maakt dat de mededeling van het dagelijks bestuur als een besluit moet worden aangemerkt. Daartoe voert zij aan dat zij een oordeel wil hebben over de mogelijke vergunningplicht van de realisatie van de twee windturbines op grond van de Keur Waterschap Groot Salland, die nog gold toen de werkzaamheden werden stilgelegd. Volgens haar waren de werkzaamheden onder die keur niet vergunningplichtig. Het aanvragen van een watervergunning na stillegging van de werkzaamheden is volgens haar onevenredig bezwarend, omdat inmiddels een nieuwe keur geldt en zij dus geen oordeel meer kan krijgen over de vergunningplicht onder de Keur Waterschap Groot Salland. Indien zij langs de onderhavige procedure geen uitsluitsel krijgt over de vergunningplicht, kan zij niet anders dan een vordering instellen bij de civiele rechter, hetgeen zij onwenselijk acht, aldus Windkr-acht B.V.

Ter onderbouwing van dit betoog heeft Windkr-acht B.V. ter zitting nog gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 10 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1803.

4.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de mededeling van het dagelijks bestuur dat voor het realiseren de twee windturbines een watervergunning is vereist, geen als een besluit aan te merken bestuurlijk rechtsoordeel is. Windkr-acht B.V. had reeds voor de aanvang van de werkzaamheden een watervergunning kunnen aanvragen en via deze weg duidelijkheid kunnen krijgen over het bestaan van een vergunningplicht op grond van de toen geldende Keur Waterschap Groot Salland. Het aanvragen van een vergunning was toen naar het oordeel van de Afdeling, ook uit een oogpunt van de daarmee gepaard gaande kosten, niet onevenredig bezwarend. Niet is gesteld dat het aanvragen van een vergunning destijds niet mogelijk was. Dat Windkr-acht B.V. de gewenste duidelijkheid thans niet meer kan krijgen, maakt niet dat sprake is van een uitzonderingssituatie waarin de mededeling als een besluit moet worden aangemerkt, nu dit het gevolg is van het nalaten tijdig een vergunning aan te vragen. In de omstandigheid dat Windkr-acht B.V. het onwenselijk acht om een vordering bij de civiele rechter in te stellen, ziet de Afdeling evenmin grond de mededeling als besluit aan te merken.

4.3. De uitspraak van de Afdeling van 10 juni 2015, waarnaar Windkr-acht B.V. heeft verwezen, kan haar niet baten. In die zaak ging het om de mededeling van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem aan de gemeente Arnhem dat voor het kappen van twee bomen geen omgevingsvergunning is vereist. De Afdeling overwoog dat deze mededeling een als besluit aan te merken rechtsoordeel was, omdat niet viel te verwachten dat de gemeente alsnog een vergunningaanvraag zou indienen voor het kappen van de twee bomen en het indienen van een handhavingsverzoek voor de betrokken derde niet zinvol en onevenredig bezwarend was, gezien het afwijzende standpunt van het college en de korte termijn waarbinnen de bomen zouden worden gekapt en de onomkeerbare gevolgen die dan zouden intreden. De situatie in die zaak is niet vergelijkbaar met de voorliggende zaak.

4.4. Gelet op het vorenstaande faalt het betoog.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2016

190-784.