Uitspraak 201504011/1/A1


Volledige tekst

201504011/1/A1.
Datum uitspraak: 13 januari 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Emst, gemeente Epe,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 april 2015 in zaak nr. 15/104 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Epe.

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2014 heeft het college geweigerd de aan [belanghebbende] verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel op zijn woning aan de [locatie] te Emst (hierna: het perceel), in te trekken.

Bij besluit van 1 december 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 april 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2015, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door A. Oostwoud en H.M. Groen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], bijgestaan door mr. A. Kwint-Ocelikova, advocaat te Groningen, gehoord.

Overwegingen

1. De woning op het perceel is een twee-onder-een-kapwoning. [belanghebbende] woont in de linker woning vanaf de straat gezien en [appellant] woont in de rechter woning vanaf de straat gezien. In 2003 heeft [belanghebbende] een dakkappel aan de achterzijde van zijn woning gerealiseerd. Aan de achterzijde van de woning van [appellant] bevindt zich eveneens een dakkapel.

Bij besluit van 11 juni 2012 heeft het college aan [belanghebbende] een legaliserende omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van de dakkapel. Tegen dit besluit heeft [appellant] bezwaar gemaakt. Tegen de beslissing op bezwaar heeft [appellant] geen beroep ingesteld. De omgevingsvergunning is derhalve in rechte onaantastbaar, zodat van de juistheid ervan dient te worden uitgegaan.

2. Ingevolge artikel 5.19, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) kan het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning of ontheffing te verlenen, de vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de vergunning of ontheffing ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend.

Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

Ingevolge artikel 4.4, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht verstrekt de aanvrager, onverminderd artikel 4:2, tweede lid, van de Awb en voor zover dat naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is voor het nemen van de beslissing op de aanvraag, bij de aanvraag de bij ministeriële regeling aangewezen gegevens en bescheiden ten aanzien van de activiteiten binnen het project waarop de aanvraag betrekking heeft.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college bevoegd was de omgevingsvergunning in te trekken op grond van artikel 5.19, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, omdat sprake is geweest van een onjuiste of onvolledige opgave. Daartoe voert hij aan dat de aanvraag niet voldoet aan de indieningsvereisten, omdat daarbij onvoldoende gegevens zijn overlegd, met name met betrekking tot de constructie van het bouwwerk. Volgens hem had de vergunning om die reden niet mogen worden verleend. In dit verband voert [appellant] aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat vanwege het ontbreken van constructiegegevens niet aan het Bouwbesluit kon worden getoetst.

[appellant] betoogt verder dat de handelwijze van het college niet transparant is, hetgeen leidt tot willekeur en rechtsongelijkheid.

3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 11 december 2013 in zaak nr. 201304454/1/A1), is voor intrekking van een bouwvergunning wegens een onjuiste of onvolledige opgave, als bedoeld in artikel 5.19, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo noodzakelijk dat vast staat dat de bouwvergunning juist wegens de onjuistheid in de overgelegde gegevens is verleend.

Met het door [appellant] aangevoerde heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat, indien het college de beschikking had gehad over de volgens [appellant] noodzakelijke constructiegegevens, het college de omgevingsvergunning zou hebben geweigerd. In dit verband heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat volgens artikel 4.4, eerste lid, van het Bor, de aanvrager gegevens en bescheiden verstrekt zoals aangewezen in de Regeling omgevingsrecht, voor zover dat naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is voor het nemen van de beslissing op de aanvraag. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen heeft het college bij het beoordelen van de aanvraag om omgevingsvergunning kunnen volstaan met de door [belanghebbende] ingediende gegevens, bestaande uit een bouwtekening en foto’s van de bestaande dakkapel. Blijkens de stukken heeft het college de aanvraag voorgelegd aan een constructeur, die de constructie van de dakkapel op 2 mei 2012 akkoord heeft verklaard. Gelet hierop en op de aard van het bouwwerk, dat bovendien al sinds 2003 aanwezig is, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen aanleiding bestond om aan [belanghebbende] aanvullende gegevens te vragen. Er bestaat evenmin grond voor het oordeel dat het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning ten onrechte aannemelijk heeft geacht dat de dakkapel aan het Bouwbesluit voldoet.

Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de omgevingsvergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend, zodat het college niet op grond van artikel 5.19, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo bevoegd was tot intrekking van de omgevingsvergunning over te gaan.

Verder is in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanknopingspunten gelegen voor het oordeel dat de handelwijze van het college niet transparant is geweest, dan wel dat sprake is van willekeur en rechtsongelijkheid.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van den Berg, griffier.

w.g. Troostwijk w.g. Van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2016

651.