Uitspraak 201500799/1/A3


Volledige tekst

201500799/1/A3.
Datum uitspraak: 22 juli 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Rotterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2014 in zaak nr. 14/4656 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2014 heeft het college geweigerd gegevens van [appellant] in de basisregistratie personen (hierna: brp) te wijzigen.

Bij besluit van 12 juni 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 16 december 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 mei 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam, is verschenen.

Overwegingen

1. De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet gba) is op 6 januari 2014 vervangen door de op dit geding van toepassing zijnde Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp).

Ingevolge artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

Ingevolge artikel 2.10, tweede lid, worden aan een geschrift, als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.

2. [appellant] staat sinds 15 december 1976 in de brp geregistreerd met geboortedatum 10 augustus 1955. Op 26 november 2013 heeft [appellant] het college verzocht zijn geboortedatum te wijzigen in 10 augustus 1952. In verband met dit verzoek heeft hij een vonnis van de rechtbank te Kayseri, Turkije, van 27 september 2013, een Turks paspoort met geboortedatum 10 augustus 1955, een Turks paspoort met geboortedatum 10 augustus 1952, een Turkse identiteitskaart met geboortedatum 10 augustus 1952 en een uittreksel uit het geboorteregister overgelegd.

3. Het college heeft aan zijn besluiten van 8 januari 2014 en 12 juni 2014 ten grondslag gelegd dat moet worden uitgegaan van de juistheid van de in de brp geregistreerde geboortedatum van 10 augustus 1955. Het door [appellant] overgelegde vonnis van de rechtbank van 27 september 2013 is naar objectieve maatstaven gemeten niet op betrouwbare en controleerbare gegevens gebaseerd. Artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp verzet zich derhalve tegen wijziging van de geboortedatum op grond van dit vonnis. Dit geldt evenzeer voor de andere overgelegde documenten, nu deze naar aanleiding van het vonnis zijn opgesteld, aldus het college.

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de overgelegde documenten onvoldoende bewijs vormen om aan te tonen dat de geregistreerde geboortedatum in de brp feitelijk onjuist is en gewijzigd moet worden in 10 augustus 1952. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank heeft miskend dat de Turkse autoriteiten de geboortedatum hebben gecorrigeerd na een gerechtelijke, derhalve met waarborgen omklede, procedure. Volgens [appellant] zijn de getuigenverklaringen die ten grondslag liggen aan het Turkse vonnis gebaseerd op materiële gebeurtenissen die niet zijn weersproken. Hiermee is voldoende aangetoond dat hij niet op 10 augustus 1955, maar op 10 augustus 1952 is geboren. Daarnaast leveren de verschillende geboortedata die nu in zijn papieren staan vermeld problemen op bij het reizen, aldus [appellant].

4.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van 5 november 2014 in zaak nr. 201401990/1/A3 over de Wet gba, dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, is een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het moment van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126). Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet brp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. Voorts volgt uit de memorie van toelichting bij de Wet brp dat artikel 2.10, tweede lid, van deze wet onder meer ertoe strekt te voorkomen dat gegevens betreffende de burgerlijke staat in de brp worden opgenomen, indien bij het tot stand komen van het brondocument naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht elementaire processuele regels niet in acht zijn genomen. Een van de eisen waaraan een buitenlandse rechterlijke uitspraak in dit verband moet voldoen, is dat deze er blijk van moet geven op - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd.

4.2. Het Turkse vonnis is gebaseerd op twee getuigenverklaringen van familieleden van [appellant] en een rapport van het Publieke Ziekenhuis van Kayseri van 11 september 2013. Daargelaten of deze getuigenverklaringen gelet op de familierelatie als voldoende objectief en betrouwbaar kunnen gelden, geven de getuigenverklaringen, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, geen uitsluitsel over de exacte geboortedatum van [appellant]. [getuige A], een neef van [appellant], verklaart dat hij met [appellant] is opgegroeid, dat hij zelf in 1953 is geboren, dat toen [appellant] overging naar de tweede klas van de lagere school hij naar de eerste klas ging en dat ouderen hem hebben verteld dat [appellant] een jaar ouder was dan hij. [getuige B], een tante van [appellant], heeft slechts verklaard dat zij zich de geboortedatum van [appellant] niet herinnert, dat hij op leeftijd is en dat [getuige A] een jaar jonger is dan [appellant]. Beide verklaringen zijn aldus gebaseerd op de leeftijd van de neef die, zoals in de geboortestreek van [appellant] zoals door hem ter zitting is toegelicht gebruikelijk is, een geschatte leeftijd is en derhalve geen - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbaar gegeven. Het rapport van het Publieke Ziekenhuis kan evenmin dienen als onderbouwing van een geboortedatum van 10 augustus 1952. In het rapport, dat is opgemaakt op 11 september 2013, staat vermeld dat [appellant] tussen de 50 en 60 jaar moet zijn, hetgeen met zich brengt dat [appellant] tussen 1953 en 1963, en dus niet in 1952, zou moeten zijn geboren. Bovendien is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, uit het rapport niet op te maken op grond van welke onderzoeksmethodes de desbetreffende arts de leeftijd van [appellant] heeft vastgesteld. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat naar objectieve maatstaven gemeten het vonnis van 27 september 2013 niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd. Nu het overgelegde recente Turkse paspoort, de Turkse identiteitskaart en het uittreksel uit het geboorteregister alle zijn vervaardigd naar aanleiding van het Turkse vonnis komt aan deze documenten evenmin betekenis toe. Het betoog van [appellant] dat de geboortedatum op zijn paspoort nu verschilt met de geboortedatum op zijn verblijfsvergunning en hij daardoor problemen zou ondervinden bij het reizen, leidt niet tot een ander oordeel reeds omdat artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp het college geen ruimte voor een belangenafweging laat. Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, griffier.

w.g. Slump w.g. Zegveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2015

43-818.