Uitspraak 201803209/1/A3


Volledige tekst

201803209/1/A3.
Datum uitspraak: 20 februari 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Landgoed Sollewerf B.V., gevestigd te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 april 2018 in zaak nr. 17/2583 in het geding tussen:

het landgoed

en

de burgemeester van Apeldoorn.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2016 heeft de burgemeester de aanvraag van het landgoed voor een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet (hierna: Dhw) voor een horeca-inrichting aan de Solleweg 50 te Beekbergen, afgewezen op grond van artikel 10 van de Dhw in samenhang met artikel 5 van het Besluit inrichtingen Drank- en Horecawet.

Bij besluit van 11 mei 2017 heeft de burgemeester het door het landgoed daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 11 april 2018 heeft de rechtbank het door het landgoed daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het landgoed hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Het landgoed heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2019, waar het landgoed, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.J.C. Leysner, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    De aangehaalde regelgeving is in de bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak, opgenomen.

2.    Het landgoed betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat niet is aangetoond dat de horecaventilatie ten tijde van het besluit op bezwaar voldeed aan de eisen. Het landgoed betoogt dat de burgemeester na een onaangekondigde controle op 19 april 2017 ten onrechte zonder enige meting van de ventielen de aanvraag voor de Dhw-vergunning vanwege het ontbreken van de vereiste horecaventilatie heeft afgewezen. Uit een meetrapport van Feenstra installatietechniek  blijkt dat de ventilatiecapaciteit voldoende was. Ten onrechte staat in de checklist inrichtingseisen Drank en Horecawet, gedateerd 18 april 2016, dat de controle van 19 april 2017 een hercontrole is na een controle op 18 mei 2016.

Het landgoed betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte het rapport van Feenstra installatietechniek niet heeft meegenomen in haar beoordeling van het beroep. Dit rapport was Feenstra kwijtgeraakt, maar op 21 maart 2018 heeft zij dit rapport alsnog ontvangen en is dit opgestuurd aan de rechtbank. De stukken konden tot 27 maart 2018 ingediend worden.

2.1.    De vergunning is afgewezen omdat bij een controle op 19 april 2017 is geconstateerd dat niet is voldaan aan de eisen voor mechanische ventilatie. De ventielen tussen de kamer en de keuken kunnen niet genoeg lucht doorvoeren om aan de eisen voor ventilatie uit artikel 5 van het Besluit inrichtingen Drank- en Horecawet te voldoen. De Minifan die boven de badkamer op de vliering is aangetroffen heeft daarnaast niet voldoende capaciteit om aan de ventilatie-eis voor de betrokken ruimten te kunnen voldoen. Ook is geen aanvoer voor lucht aanwezig in de woonkamer waardoor de afvoer van lucht niet naar behoren zal functioneren.

Bij een controle van 4 oktober 2017 is geconstateerd dat inmiddels een nieuwe installatie is geplaatst op de vliering. Voorts heeft de inspecteur Toezicht en Handhaving Ruimtelijke Regelgeving die bij de controles op 19 april 2017 en 4 oktober 2017 aanwezig was op 19 februari 2018 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt van de controle op 4 oktober 2017. Daarin verklaart hij dat het hem opviel dat zich twee nieuwe aluminiumtoevoerroosters in de kamer bevonden en dat [gemachtigde], eigenaar van het landgoed, aangaf dat die roosters er altijd al waren. Ook was er een nieuw rooster tussen de keuken en de kamer. Bij de eerdere controle was dit van kunststof. Het nieuwe rooster was van roestvrij staal. Ten slotte bleek hem dat er een nieuwe mechanische ventilatie was geplaatst op de vliering bij de keuken. Deze was eerder nog niet aanwezig. Bij het proces verbaal zijn foto’s van de situatie op 4 oktober 2017 en 19 april 2017 gevoegd.

Het landgoed is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat de installatie die op 4 oktober 2017 is aangetroffen ten tijde van het besluit op bezwaar ook al aanwezig was. Daartoe heeft het landgoed een offerte van Feenstra installatietechniek van 23 januari 2017 overgelegd. Daarnaast is een factuur, gedateerd 23 november 2017, overgelegd voor het aanbrengen van mechanische ventilatie door Feenstra installatietechniek. Het college heeft in dit kader een e-mail van 15 februari 2018 van Feenstra overgelegd waarin Feenstra aan het college meedeelt dat de installatie op de vliering bij de keuken op 28 augustus 2017 is geplaatst.

2.2.    De rechtbank heeft gelet op de constateringen bij de controles, de door het landgoed overgelegde factuur en offerte van Feenstra installatietechniek en de e-mail van Feenstra over het tijdstip van plaatsing terecht geconcludeerd dat niet aannemelijk is gemaakt dat de nieuwe mechanische ventilatie ten tijde van het besluit op bezwaar al aanwezig was. De datum van de factuur en de mededeling van Feenstra over de plaatsing maken het tegendeel aannemelijk.

De rechtbank heeft voorts gelet op de feiten en constateringen in het rapport van 19 april 2017 terecht geoordeeld dat ten tijde van het besluit op bezwaar niet werd voldaan aan de eisen ten aanzien van de ventilatie. Daarbij is irrelevant of het om een eerste controle of een hercontrole ging. De rechtbank heeft bij haar oordeel over de ventilatie terecht geen waarde gehecht aan het rapport van Feenstra over de capaciteit van de ventilatie omdat dat rapport niet ziet op de situatie ten tijde van het besluit op bezwaar.

3.    Het landgoed betoogt dat de gemeente haar willens en wetens steeds tegenwerkt. Het is gebruikelijk dat een ondernemer in de gelegenheid wordt gesteld alsnog aan de eisen te voldoen. Dat is hier niet gebeurd.

3.1.    In het beroep bij de rechtbank heeft het landgoed in haar beroepschrift vermeld dat "na bezoek gemeente vorig jaar" is afgesproken dat onder andere de ventilatie wordt aangepast. In de e-mail van 30 juni 2016 over de voorgenomen weigering van de DHW-vergunning van het landgoed aan een ambtenaar van de gemeente Apeldoorn bevestigt het landgoed het bezoek van J. van ‘t Ende in week 21 van 2016 en de besproken vereiste aanpassingen van de ventilatie zijn. Het landgoed is in de gelegenheid gesteld alsnog aan deze eisen te voldoen.

Het landgoed is derhalve gewezen op de tekortkomingen en is in de gelegenheid gesteld deze op te lossen. Voor zover het landgoed betoogt dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid omdat zij niet in de gelegenheid is gesteld de tekortkomingen op te lossen, faalt dat betoog dus.

4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.

w.g. Lubberdink    w.g. Rietberg
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2019

725.

Bijlage

Drank- en horecawet

Artikel 10

De inrichting dient te voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur in het belang van de sociale hygiëne te stellen eisen.

Artikel 27

1 Een vergunning wordt geweigerd indien:

a. niet wordt voldaan aan de ingevolge de artikelen 8 tot en met 10 geldende eisen;

[…]

Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet

Artikel 5

1 Een horecalokaliteit is voorzien van een rechtstreeks met de buitenlucht in verbinding staande goed werkende mechanische ventilatie-inrichting met een luchtverversingscapaciteit van 3,8°10-3 m3/s per m2 vloeroppervlakte.

[…]