Uitspraak 201609353/1/A1


Volledige tekst

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201609353/1/A1.
Datum uitspraak: 18 oktober 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. Bang on the Beach B.V. h.o.d.n. People (hierna: People), gevestigd te Den Haag,
2. Stichting Leef met de Zee (hierna: de Stichting), gevestigd te Den Haag,
3. het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 november 2016 in zaak nrs. 15/7879 en 16/423 in het geding tussen:

Vereniging Sail Center 107 (hierna: Sail Center) en anderen

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2015 heeft het college aan de Stichting een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk plaatsen van 20 seizoensgebonden strandhuisjes op het Zuiderstrand van Kijkduin tussen de strandslagen 2a en 3 voor een periode van vijf jaar.

Bij besluit van 1 oktober 2015 heeft het college aan People een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk plaatsen van 20 seizoensgebonden strandhuisjes op het Zuiderstrand van Kijkduin nabij de strandslagen 2 en 2a voor een periode van vijf jaar.

Bij tussenuitspraak van 31 maart 2016 heeft de rechtbank naar aanleiding van de door Sail Center tegen de besluiten van 29 september 2015 en 1 oktober 2015 ingestelde beroepen het college in de gelegenheid gesteld de door de rechtbank in die besluiten geconstateerde gebreken te herstellen.

Bij brief van 12 mei 2016 heeft het college de rechtbank een nadere motivering van de besluiten van 29 september 2015 en 1 oktober 2015 toegezonden.

Bij uitspraak van 1 november 2016 heeft de rechtbank de door Sail Center tegen de besluiten van 29 september 2015 en 1 oktober 2015 ingestelde beroepen gegrond verklaard en die besluiten vernietigd.

Tegen deze uitspraak hebben People, de Stichting en het college hoger beroep ingesteld.

People, de Stichting en Sail Center hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Stichting en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2017, waar People, vertegenwoordigd door mr. E. Koornwinder, advocaat te Den Haag, en [gemachtigde], de Stichting, vertegenwoordigd door mr. D. Korsse, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. E. Schippers en R.D. Reinders, beiden advocaat te Den Haag, en mr. J.H. Potter, zijn verschenen. Voorts is Sail Center, vertegenwoordigd door mr. M.R. Plug, advocaat te Den Haag, [en gemachtigden], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Sail Center is een watersportvereniging die zich onder meer richt op brandingsporten. Zij huurt van de gemeente Den Haag een deel van het strand tussen de strandslagen 2 en 2a. Het gehuurde is door de gemeente aanwezen als watersportgebied en wordt door Sail Center onder meer gebruikt voor de afvaart, landing en de stalling van zeilboten, catamarans en ander materieel. Sail Center vreest dat de aanwezigheid van de strandhuisjes, die jaarlijks van maart tot november op het strand aanwezig zullen zijn en zullen worden verhuurd voor recreatief nachtverblijf, haar beperkt in het gebruik van het strand. Omdat de plaatsing van de strandhuisjes in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Strand", heeft het college de omgevingsvergunningen verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).

Ontvankelijkheid Sail Center

2. De Stichting en het college betogen terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat Sail Center geen belanghebbende is bij de aan de Stichting verleende omgevingsvergunning van 29 september 2015. Daarbij is van belang dat de bij dit besluit vergunde strandhuisjes zijn voorzien tussen de strandslagen 2a en 3 en niet in de nabijheid van het verenigingsgebouw van Sail Center of het door haar gehuurde deel van het strand. De afstand tussen het verenigingsgebouw en de bij besluit van 29 september 2015 vergunde strandhuisjes bedraagt ongeveer 300 m en daartussen is bebouwing gelegen, zodat er vanuit het verenigingsgebouw geen zicht op de strandhuisjes bestaat. Daarbij komt dat Sail Center niet gerechtigd is het strand tussen de genoemde strandslagen te gebruiken voor watersportactiviteiten, omdat zij daarvoor een ander deel van het strand van de gemeente Den Haag huurt, namelijk een deel van het strand tussen de strandslagen 2 en 2a. Ook overigens is niet gebleken dat de belangen van Sail Center worden geraakt door de verlening van de omgevingsvergunning aan de Stichting.

De betogen van de Stichting en het college slagen in zoverre. Hetgeen de Stichting en het college voor het overige hebben aangevoerd tegen de aangevallen uitspraak voor zover dat het besluit van 29 september 2015 betreft, behoeft geen bespreking.

3. People en het college betogen tevergeefs dat de rechtbank niet heeft onderkend dat Sail Center geen belanghebbende is bij het besluit van 1 oktober 2015 voor zover dat besluit ziet op de tien strandhuisjes ten zuiden van strandslag 2. Daarbij is van belang dat in het besluit van 1 oktober 2015 één omgevingsvergunning is verleend voor de realisering van 20 strandhuisjes nabij de strandslagen 2 en 2a. In deze omgevingsvergunning wordt geen onderscheid gemaakt tussen de strandhuisjes die ten noorden en de strandhuisjes die ten zuiden van strandslag 2 zijn geprojecteerd. De rechtbank heeft Sail Center om die reden terecht als belanghebbende bij dat besluit aangemerkt.

Motivering positionering strandhuisjes

4. People en het college betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college niet voldoende heeft gemotiveerd waarom is gekozen voor de vergunde positionering van de strandhuisjes. Het college voert daartoe aan dat People een concrete aanvraag om omgevingsvergunning heeft ingediend waarop het college heeft beslist. Niet het college, maar People heeft de positionering gekozen, aldus het college. Daarnaast voeren People en het college aan dat in het "Voorstel van het college inzake plaatsing strandhuisjes" dat op 20 december 2012 door de raad van de gemeente Den Haag is aangenomen (hierna: het collegevoorstel) en dat deel uitmaakt van de ruimtelijke onderbouwing, is opgenomen dat het Zuiderstrand ten zuiden van de boulevard van Kijkduin de meest geschikte locatie is voor strandhuisjes en dat op die locatie 40 strandhuisjes kunnen worden geplaatst. Voor zover de vergunde locatie afwijkt van de in het collegevoorstel aangewezen locatie, heeft die afwijking volgens hen geen relevante gevolgen. Voorts is in de "Ruimtelijke verkenning strandhuisjes Zuiderstrand" van februari 2012 (hierna: de ruimtelijke verkenning) die eveneens deel uitmaakt van de ruimtelijke onderbouwing, de vergunde locatie met een groene pijl aangeduid, hetgeen betekent dat de locatie geschikt wordt geacht voor het plaatsen van strandhuisjes. Zij voeren voorts aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat uit de ruimtelijke verkenning blijkt dat het strand in de directe nabijheid van het verenigingsgebouw gevrijwaard zou blijven van strandhuisjes.

4.1. Tien van de aan People vergunde strandhuisjes zijn gesitueerd ten zuiden van strandpaviljoen Parker Beachclub. De andere tien strandhuisjes zijn gesitueerd ten noorden van het verenigingsgebouw van Sail Center en ten zuiden van strandpaviljoen Suiderstrand.

4.2. In het besluit van 1 oktober 2015 is voor de motivering van de beslissing verwezen naar de bij dat besluit behorende bijlage. In deze bijlage is opgenomen dat de ruimtelijke verkenning en het collegevoorstel samen de onderbouwing van de goede ruimtelijke ordening vormen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wabo.

In paragraaf 3.2.5 van de ruimtelijke verkenning staat: "Op basis van het gebruik van het Zuiderzeestrand door strandpaviljoens en zeezeilverenigingen, de planvorming in Scheveningen-Haven en Kijkduin Bad, de eisen die natuur- en kustbescherming stellen en de bereikbaarheid is een kanskaart voor de mogelijkheden van strandhuisjes gemaakt." Op deze kansenkaart is met pijlen aangeduid welke delen van het Zuiderstrand ongeschikt, slechts beperkt geschikt of juist geschikt zijn voor het plaatsen van strandhuisjes. De aan People vergunde strandhuisjes bevinden zich op het deel van het strand dat in de kansenkaart als geschikt voor het plaatsen van strandhuisjes is aangewezen. In de genoemde paragraaf is voorts vermeld: "Het gedeelte ten zuiden van Kijkduin Bad biedt goede mogelijkheden voor het mogelijk maken van strandhuisjes, aangezien het strand recent sterk verbreed is, de bereikbaarheid op orde is en hier een bijdrage aan het economisch functioneren kan worden geleverd zonder in conflict te komen met bestaande economische functies. De volgende stap zoomt in op de inpassing en mogelijkheden van strandhuisjes op deze locatie."

In het collegevoorstel is onder het kopje 'Locatiekeuze en inpassing' opgenomen: "Om strandhuisjes op een verantwoorde manier in te passen, heeft de gemeente een ruimtelijk verkenning uitgevoerd die rekening houdt met aspecten als bereikbaarheid, parkeergelegenheid en natuur. […] De gemeente ziet het Zuiderstrand ten zuiden van de boulevard van Kijkduin daarom als de meest geschikte plek voor de nieuwe strandhuisjes, omdat de huisjes het beste aansluiten op het rustige karakter van de familiebadplaats en hier voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. […] Op het Zuiderstrand springt de strook ten zuiden van de boulevard van Kijkduin tussen de voormalige golfbrekers 21 en 26 er als beste uit (zie ook de ruimtelijke verkenning). Hier is ruimte voor in totaal 40 strandhuisjes; het aantal dat het college op het oog heeft voor een eerste pilotperiode van vijf jaar. […] De verdeling van de huisje op dit deel van het strand is bij voorkeur vier locaties van tien huisjes." In het collegevoorstel is vervolgens een afbeelding opgenomen waarin in vier keer 10 strandhuisjes zijn ingetekend en wordt opgemerkt dat dit ook het voorkeursmodel is in de ruimtelijke verkenning.

4.3. De rechtbank heeft in de einduitspraak ten onrechte overwogen dat het college in de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de positionering van de aan People vergunde strandhuisjes in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Niet in geschil is, dat de tien strandhuisjes die ten zuiden van strandpaviljoen Parker Beachclub zijn vergund, liggen in een gebied dat in de ruimtelijke verkenning als geschikt voor het plaatsen van strandhuisjes is aangewezen. Ten aanzien van de andere tien huisjes geldt dat deze zijn gelegen op de noordelijke helft van het strand tussen strandslag 2 en strandslag 2a. Dit gebied is op de kansenkaart uit de ruimtelijke verkenning eveneens aangewezen als geschikt voor het plaatsen van strandhuisjes. Weliswaar is op de kansenkaart een gebied rondom het verenigingsgebouw van Sail Center aangewezen als ongeschikt voor het plaatsen van strandhuisjes, maar dit gebied beslaat op de kansenkaart ongeveer de zuidelijke helft van het strand tussen strandslag 2 en strandslag 2a. De tien strandhuisjes tussen deze strandslagen zijn echter gepositioneerd op de noordelijke helft daarvan. In paragraaf 3.2.5 van de ruimtelijke verkenning is vermeld: "De volgende stap zoomt in op de inpassing en mogelijkheden van strandhuisjes op deze locatie". Dit leidt niet tot een ander oordeel, omdat de Afdeling het college volgt in zijn standpunt dat deze volgende stap niet is bedoeld om aan te wijzen welk deel van het strand geschikt is voor de plaatsing van strandhuisjes, maar de voor- en nadelen van verschillende clusteringsmodellen inzichtelijk maakt. Dat in het collegevoorstel dat eveneens deel uitmaakt van de ruimtelijke onderbouwing, een afbeelding is opgenomen waarop de noordelijke helft van het strand tussen de strandslagen 2 en 2a is gereserveerd voor gebruik door onder meer Sail Center, geeft evenmin aanleiding voor een ander oordeel, omdat deze afbeelding, die is overgenomen uit paragraaf 3.4.2 van de ruimtelijke verkenning, slechts de door het college gekozen voorkeursopstelling aangeeft. In het collegevoorstel is echter opgenomen dat de gemeente de uiteindelijke locatiekeuze laat afhangen van de voorkeur van betrokken marktpartijen.

Het betoog slaagt.

Structuurvisie en Masterplan

5. Het college en People betogen voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de strandhuisjes passen in de Structuurvisie Den Haag 2020 (hierna: de structuurvisie) die op 17 november 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld en het Masterplan Kijkduin (hierna: het masterplan). Daartoe voeren zij aan dat in de structuurvisie noch het masterplan is vermeld dat de plaatsing van strandhuisjes in strijd is met het gemeentelijk beleid. Hoewel de strandhuisjes niet in de bedoelde documenten zijn genoemd, passen zij volgens hen binnen de uitgangspunten die daarin zijn opgenomen.

5.1. In de structuurvisie is onder meer opgenomen: "Uit de discussie met de bevolking is duidelijk geworden dat de zee en de duinen voor de Hagenaar van grote betekenis zijn. Nieuwe ontwikkelingen aan de kust, als voorzieningen of appartementen met zicht op zee, zullen zeer zorgvuldig ingepast moeten worden." Voorts is vermeld: "Door te zorgen dat de leefruimte een hoge kwaliteit heeft en voldoet aan de wensen en behoeften van mensen, komt de samenleving als het ware in beweging. […] Zorgen dat er ruimte is voor ontspanning, sport en spel, met name ook voor de breedtesport. En bovenal zorgen dat Den Haag zijn kenmerkende groene karakter behoudt, door ruim te investeren in het groen en de openbare ruimte. Het groene karakter is immers een grote kwaliteit die we moeten koesteren." In de structuurvisie is verder vermeld: "De duinen, strandwallen en weidegebieden, evenwijdig aan de kust, zijn kenmerkend voor onze regio. Zowel ecologisch als recreatief is deze groenstructuur van groot belang. Ruimte voor water binnen de groenstructuur heeft prioriteit: aan zee voldoende bescherming bieden tegen de stijgende zeespiegel, in de weidegebieden ruimte bieden aan piek- en seizoensberging. De kwaliteit van de groene hoofdstructuur is verbeterd door: de stranden, duinen en duinparken te koesteren; […]."

5.2. Hiervoor is onder 4.3 overwogen dat de positionering van de aan People vergunde strandhuisjes zorgvuldig is geweest. Gelet hierop heeft de rechtbank in de einduitspraak ten onrechte overwogen dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat aan de structuurvisie is voldaan omdat de positionering van de strandhuisjes, als nieuwe ontwikkeling aan de kust, onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft voorts ten onrechte overwogen dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de plaatsing van de strandhuisjes in overeenstemming is met de structuurvisie, omdat deze plaatsing ten koste zou gaan van het groene karakter van Den Haag. Weliswaar is in de structuurvisie opgenomen dat er voor moet worden gezorgd dat Den Haag zijn kenmerkende groene karakter behoudt, maar het college kan worden gevolgd in zijn stelling dat de plaatsing van de aan People vergunde strandhuisjes niet ten koste zal gaan van dit groene karakter. Daarbij is van belang dat de vergunde strandhuisjes een relatief beperkte omvang hebben en de plaatsing daarvan niet tot verwijdering van aanwezig groen leidt. De rechtbank heeft voorts uit de enkele omstandigheid dat op het strand wordt gebouwd ten onrechte de conclusie getrokken dat het strand in strijd met de structuurvisie niet wordt gekoesterd. De in de structuurvisie opgenomen verplichting om het strand te koesteren, betekent anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet zonder meer dat niet tijdelijk op het strand mag worden gebouwd. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de strandhuisjes passen in het in de structuurvisie neergelegde beleid.

5.3. Het masterplan bevat volgens de daarin opgenomen leeswijzer "een integrale visie op de ontwikkeling van Kijkduin in de periode tot 2020." In het masterplan is onder meer opgenomen: "Masterplan Kijkduin gaat uit van een integrale reconstructie van Kijkduin Bad, met als uitgangspunt de versterking van eigen identiteit en de bestaande kwaliteiten van Kijkduin: […] Vernieuwing en uitbreiding van horeca, detailhandel en voorzieningen om de badplaats in alle vier de seizoenen aantrekkelijk te maken voor bezoekers. Kijkduin richt zich op een hoogwaardig, stijlvol voorzieningenaanbod, met nadruk op wellness, gezondheid en ontspanning." Voorts is onder het kopje 'Voorzieningenaanbod' opgenomen: "Kijkduin Bad profileert zich met wellness, gezondheid en ontspanning. Deze focus betreft zowel het aanbod van de winkels en horeca als van verblijfsaccommodaties en overige voorzieningen." Ten aanzien van de verblijfsaccomodaties is in het masterplan opgenomen: "Het Atlantic Hotel zal een ingrijpende metamorfose ondergaan. Het hotel krijgt meer kamers en er worden bijzondere voorzieningen en woningen aan het hotelcomplex toegevoegd. Het nieuwe Atlantic Hotel zal zich onderscheiden door een heel bijzondere en duurzame vormgeving die goed aansluit bij het omringende natuurschoon."

5.4. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de vergunde strandhuisjes niet voldoen aan het gemeentelijke beleid dat is neergelegd in het masterplan. Dat de strandhuisjes in de maanden november tot en met februari niet op het strand aanwezig zijn, betekent anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet dat de strandhuisjes niet kunnen worden aangemerkt als een voorziening om de badplaats in alle vier de seizoenen aantrekkelijk te maken. Daarbij is van belang dat de strandhuisjes, naar het college heeft gesteld, zijn bedoeld om het strand aantrekkelijk te maken buiten een aantal zomerse piekdagen. Omdat de strandhuisjes gedurende acht maanden per jaar op het strand aanwezig zijn en gedurende die maanden geboekt kunnen worden voor recreatief nachtverblijf, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat hiermee wordt bijgedragen aan deze beleidsdoelstelling uit het masterplan, in aanmerking genomen dat bouwwerken in de wintermaanden van het strand verwijderd moeten worden. Dat in het masterplan bij de bespreking van de doelstellingen ten aanzien van verblijfsaccomodaties alleen wordt ingegaan op de opwaardering van het Atlantic Hotel, geeft evenmin aanleiding voor het oordeel dat de vergunde strandhuisjes niet aan het beleid dat is neergelegd in het masterplan voldoen, nu dit niet de conclusie dat de realisering van andere verblijfsaccomodaties en andere vormen van verblijf niet in het masterplan passen, rechtvaardigt.

5.5. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de strandhuisjes niet passen in het gemeentelijk beleid dat is neergelegd in de structuurvisie en het masterplan.

Het betoog slaagt.

Belangen Sail Center

6. Het college en People betogen voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat bij de verlening van de omgevingsvergunning van 1 oktober 2015 onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van Sail Center. Daartoe voeren zij aan dat Sail Center niet het exclusieve recht heeft op het strand, maar dat zij uit hoofde van de met de gemeente Den Haag gesloten huurovereenkomst recht heeft op het gebruik van een stuk strand ter grootte van 932 m². Ook na de plaatsing van de strandhuisjes kan Sail Center over het gehuurde deel van het strand beschikken, kan het verenigingsgebouw van Sail Center blijven staan en is er voldoende ruimte voor de opslag van materialen, aldus het college en People. Zij voeren voorts aan dat de aanwezigheid van een zwin ten zuiden van het verenigingsgebouw van Sail Center niet behoeft te leiden tot stalling van de boten ten noorden van het verenigingsgebouw. Daargelaten dat de ligging van het zwin verandert, kunnen de boten eenvoudig om het zwin heen te water worden gelaten. Volgens het college en People kan Sail Center ook na de plaatsing van de strandhuisjes haar activiteiten in redelijkheid blijven uitoefenen.

6.1. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college bij de verlening van de omgevingsvergunning aan People onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van Sail Center. Daarbij is van belang dat zowel op de kansenkaart uit de ruimtelijke verkenning als op de plattegrond die in het collegevoorstel is opgenomen rondom het verenigingsgebouw van Sail Center een deel van het strand is vrijgehouden ten behoeve van gebruik door Sail Center. Deze zone is in de aan People verleende omgevingsvergunning voor de tien strandhuisjes tussen de strandslagen 2 en 2a ook in acht genomen. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de belangen van Sail Center niet of niet voldoende in de ruimtelijke onderbouwing zijn betrokken. Dat de locatie van de zone rondom het verenigingsgebouw in de diverse tekeningen gedeeltelijk verschuift geeft geen aanleiding daarover anders te oordelen, omdat de locatie van het door Sail Center gehuurde deel van het strand niet is vastgelegd in de huurovereenkomst die is gesloten tussen de gemeente Den Haag en Sail Center en de bedoelde tekeningen zijn opgesteld om de inpassingsmogelijkheden te onderzoeken, maar daarover geen uitsluitsel bieden. Ten aanzien van de belangen van Sail Center is voorts van belang dat ter zitting onweersproken is gesteld dat het zwin, dat ten tijde van de uitspraak van de rechtbank ten zuiden van het verenigingsgebouw was gelegen, thans niet meer op die locatie aanwezig is. Het door de rechtbank aanwezig geachte belang van Sail Center om al haar boten ten noorden van het verenigingsgebouw te stallen, is daarom niet langer aanwezig. De stelling van Sail Center dat met de aanwezigheid van de strandhuisjes de indruk wordt gewekt dat het strand voor de huisjes privéterrein is zodat andere strandgangers dat deel van het strand vermijden en rondom haar verenigingsgebouw zullen recreëren, kan niet leiden tot een ander oordeel reeds omdat het strand voor de strandhuisjes noch rondom het verenigingsgebouw privéterrein is.

Het betoog slaagt.

Conclusie

7. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraken dienen te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van Sail Center niet-ontvankelijk verklaren voor zover het is gericht tegen het besluit van 29 september 2015 en ongegrond verklaren voor zover het is gericht tegen het besluit van 1 oktober 2015.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de hoger beroepen van Stichting Leef met de Zee, Bang on the Beach B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag gegrond;

II. vernietigt de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 maart 2016 en de einduitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 november 2016 in zaak nrs. 15/7879 en 16/423;

III. verklaart het door Vereniging Sail Center bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 29 september 2015, kenmerk 201417383/5773776 niet-ontvankelijk;

IV. verklaart de door Vereniging Sail Center bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 1 oktober 2015, kenmerk 201415895/5776015 ongegrond;

V. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan Bang on the Beach B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt;

VI. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan Stichting Leef met de Zee het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duifhuizen, griffier.

w.g. Troostwijk w.g. Duifhuizen
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2017

724.