Uitspraak 201705046/2/A2


Volledige tekst

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201705046/2/A2.
Datum uitspraak: 4 juli 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) in het geding tussen:

de Stichting Islamitisch Onderwijs (hierna: SIO), gevestigd te Den Haag,
verzoekster,

en

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de staatssecretaris)
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2017 heeft de staatssecretaris het besluit van 25 augustus 2011 van de minister van OCW, waarbij positief is beslist op een aanvraag van SIO Amsterdam om een islamitische scholengemeenschap (mavo-havo-vwo) voor bekostiging aan aanmerking te brengen, ingetrokken (hierna: het intrekkingsbesluit).

Tegen dit besluit heeft SIO bezwaar gemaakt. Zij heeft de staatssecretaris verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de Afdeling.

De staatsecretaris heeft ingestemd met rechtstreeks beroep.

Bij brief van 28 juni 2017 heeft SIO de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, bestaande uit het schorsen van het intrekkingsbesluit.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 juni 2017, waar SIO, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J. Bootsma en mr. J.V. de Kort, beiden advocaat te Den Haag, en mr. P.J. van Putten, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Op 22 juni 2017 heeft de staatssecretaris twee besluiten genomen, te weten het intrekkingsbesluit en het besluit om aan SIO (per 1 augustus 2017) geen startbekostiging, geen aanvullende bekostiging en geen reguliere bekostiging te verstrekken voor een islamitische scholengemeenschap in Amsterdam en deze bekostiging te weigeren (hierna: het weigeringsbesluit). Aan het weigeringsbesluit heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat SIO naar verwachting niet zal voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden. Ter zitting is namens SIO verklaard dat uitsluitend voorlopige voorziening is gevraagd ter zake van het intrekkingsbesluit. Deze uitspraak van de voorzieningenrechter bevat dus geen voorlopig oordeel over het weigeringsbesluit, waartegen SIO, naar zij aangeeft, rechtstreeks beroep heeft ingesteld bij de rechtbank Amsterdam.

3. De staatssecretaris heeft het intrekkingsbesluit genomen, omdat hij bij het weigeringsbesluit de bekostiging van de te stichten school heeft geweigerd en dit tot gevolg heeft dat de termijn waarbinnen de school op grond van artikel 66, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO) moet starten (uiterlijk 1 augustus 2017) ongebruikt zal verstrijken en de activiteit waarvoor bekostiging zal worden verstrekt - het geven van onderwijs - niet zal plaatsvinden. Hierin heeft de staatssecretaris grond gezien met toepassing van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Awb het intrekkingsbesluit te nemen.

4. Artikel 65, eerste lid van de WVO luidt:

"Onze Minister brengt voor bekostiging in aanmerking een school waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze, gelet op de belangstelling voor de desbetreffende schoolsoort, de verlangde richting en het leerlingenverloop, blijkens statistische gegevens, onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, zal worden bezocht door ten minste:

a. 390 leerlingen, wat een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs betreft;

b. 325 leerlingen, wat een school en 130 leerlingen wat een afdeling voor hoger algemeen voortgezet onderwijs betreft;

c. 260 leerlingen, wat een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs betreft;

d. 260 leerlingen, wat een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met één profiel als bedoeld in artikel 10b, derde lid, betreft, met dien verstande dat meer dan één profiel binnen de desbetreffende nieuw te vormen school voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht, indien voor elk profiel aannemelijk wordt gemaakt dat dit door ten minste 160 leerlingen zal worden gevolgd, of

e. 120 leerlingen, wat een school voor praktijkonderwijs betreft.".

Artikel 65, tweede lid, van de WVO luidt:

"Een scholengemeenschap die twee of meer van de in het eerste lid genoemde scholen omvat, wordt in ieder geval voor bekostiging in aanmerking gebracht indien op dezelfde manier als volgens het eerste lid kan worden aangetoond, dat het aantal leerlingen van elk van de samenstellende scholen ten minste drie kwart zal bedragen van het daarvoor in het eerste lid genoemde aantal.".

Artikel 66 van de WVO luidt:

"1. Het bevoegd gezag kan bij Onze Minister een aanvraag indienen om een school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking te brengen. De aanvraag wordt ingediend voor 1 november.

2. Elke aanvraag vermeldt de schoolsoorten, de verlangde richting en de plaats van vestiging van de school of scholengemeenschap en gaat vergezeld van een prognose over de te verwachten omvang. (…)

3. Onze Minister besluit met inachtneming van artikel 65 voor 1 mei volgend op de aanvraag of de school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht. (…)

4. De bekostiging vangt aan op 1 augustus van enig kalenderjaar, ten vroegste in het eerste en ten laatste in het zesde kalenderjaar na het besluit van Onze Minister. Behoudens in het laatste geval vangt de bekostiging aan in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het bevoegd gezag, voor 1 augustus, heeft aangetoond dat burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente uiterlijk met ingang van 1 augustus van het eerstgenoemde kalenderjaar de benodigde huisvesting ter beschikking zullen stellen.".

Artikel 4:48, eerste lid, van de Awb luidt:

"Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

(..).".

5. Uit artikel 66, derde lid, gelezen in samenhang met artikel 65, eerste en tweede lid, van de WVO volgt dat een school of scholengemeenschap van de verlangde richting in aanmerking wordt gebracht voor bekostiging, indien volgens de vereiste prognose naar verwachting voldoende leerlingen de school zullen bezoeken. Of een aanvraag om in aanmerking te komen voor bekostiging wordt ingewilligd, hangt ervan af of aan dit criterium wordt voldaan. Dit betekent naar voorlopig oordeel dat het bekostigingsbesluit van SIO alleen op grond van artikel 4:48, eerste lid aanhef en onder a of onder b kon worden ingetrokken als ten tijde van de intrekking zou zijn gebleken dat op het moment van verstrijken van de uit artikel 66, vierde lid, van de WVO volgende termijn niet aan de eisen van artikel 65, eerste en tweede lid, van de WVO is voldaan of zal worden voldaan. De staatssecretaris heeft aan zijn intrekkingsbesluit echter geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd op grond waarvan moet worden aangenomen dat de voorspelde leerlingenaantallen niet worden of zullen worden gehaald.

6. Ter verdediging van het intrekkingsbesluit heeft de staatssecretaris gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 18 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:86. Volgens hem blijkt uit deze uitspraak dat het besluit van 25 augustus 2011 wél kon worden ingetrokken op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. Naar voorlopig oordeel is dit niet het geval. In het geval dat heeft geleid tot de uitspraak van 18 januari 2017 heeft het bevoegd gezag van de te stichten school, anders dan in het geval van SIO, zelf aan de staatssecretaris te kennen gegeven niet te zullen starten met de school binnen de op grond van artikel 66, vierde lid van de WVO geldende termijn. Nu in de thans voorliggende zaak van de termijn waarbinnen de school kon worden gestart ten tijde van het intrekkingsbesluit nog ruim vijf weken resteerden, SIO de school wil starten per 1 augustus 2017 en SIO naar eigen stellen alle voorbereidende maatregelen heeft genomen om de school op deze datum te starten, kon naar voorlopig oordeel artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder a, geen grondslag bieden voor het intrekkingsbesluit.

7. Gelet op het vorenstaande twijfelt de voorzieningenrechter eraan of het intrekkingsbesluit in beroep in stand zal blijven. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding de navolgende voorlopige voorziening te treffen. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

8. Ingevolge artikel 8:82, tweede lid, gelezen in verbinding met artikel 8:41, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb was SIO voor de behandeling van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening een griffierecht van € 333,00 verschuldigd. Er is een griffierecht van € 501,00 geheven. Toepassing van artikel 8:114, tweede lid, van de Awb brengt in dit geval dan ook met zich dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier van de Raad van State aan SIO wordt terugbetaald.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 juni 2017, kenmerk 1203413;

II. gelast dat de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Stichting Islamitisch Onderwijs het door haar voor de behandeling van het verzoek verschuldigde griffierecht ten bedrage van € 333,00 (zegge: driehonderdrieendertig euro) vergoedt;

III. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan de Stichting Islamitisch Onderwijs het door haar teveel betaalde griffierecht ten bedrage van (€ 501,00 - € 333,00 =) € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, griffier.

w.g. Borman w.g. Wieland
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2017

17/502.