Uitspraak 201602143/1/R1


Volledige tekst

201602143/1/R1.
Datum uitspraak: 28 september 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VBC (Vastgoed Beleggingscentrum) B.V., gevestigd te Heerlen,
appellante,

en

de raad van de gemeente Landgraaf,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Schaesberg Centrum" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft VBC beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

VBC heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 september 2016, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Costongs-Muris en mr. P.J. Rompen-van den Broek, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het bestemmingsplan voorziet in een actuele planologisch-juridische regeling voor het centrum van de kern Schaesberg en voor de gebieden onmiddellijk ten westen en ten oosten daarvan.

VBC heeft de percelen Kerkplein 28 en 29/30 te Schaesberg in eigendom. Deze percelen maken deel uit van het plangebied. VBC is gekant tegen het plan omdat dit - behoudens één woning op het adres Kerkplein 30 - geen woningen op de percelen toelaat.

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

3. VBC heeft erop gewezen dat het bestemmingsplan "Schaesberg midden" dat voorheen voor de percelen gold, mogelijkheden bood om in totaal ongeveer tien woningen op de percelen te realiseren. Volgens VBC heeft de raad die mogelijkheden in het bestemmingsplan "Schaesberg Centrum" ten onrechte geschrapt onder de overweging dat de behoefte aan woningen in de regio afneemt en dat onbenutte bouwmogelijkheden gelet daarop dienen te vervallen. Naar haar mening heeft de raad de verwachte krimp in de behoefte aan woningen overschat en is er de laatste tijd weer meer vraag naar betaalbare huurwoningen zoals zij die zou willen realiseren. De gemeente heeft dit recentelijk ook erkend, aldus VBC, en heeft elders een stop gezet op het wegbestemmen en slopen van woningen. Het is haar niet duidelijk waarom daarvoor op deze locatie niet is gekozen.

Naar de mening van VBC werkt het niet toelaten van nieuwe woningen op haar percelen leegstand en verpaupering van het gebied in de hand. Weliswaar laat het bestemmingsplan "Schaesberg Centrum" naast detailhandel kantoren en dienstverlening toe, maar volgens VBC zal aan die mogelijkheden geen invulling worden gegeven omdat hiervoor geen belangstelling bestaat. VBC heeft verder betoogd dat het haar niet kan worden tegengeworpen dat zij de bouwmogelijkheden van het plan "Schaesberg midden" niet heeft benut. In dat verband heeft zij naar voren gebracht dat zij tot vier maal toe een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend met het oog op het bouwen van woningen. Het college van burgemeester en wethouders van Landgraaf heeft de aanvragen echter alle afgewezen.

VBC heeft ten slotte betwist of het bestemmingsplan in financieel opzicht uitvoerbaar is gezien de noodzakelijke kosten voor de vergoeding van planschade.

4. De raad heeft gewezen op het zogenoemde structuurvisiebesluit Wonen en Retail dat tezamen met andere gemeenten van de Stadsregio Parkstad Limburg op 31 oktober 2011 is vastgesteld. In dat besluit is vermeld dat het gezien de voorziene daling van het aantal huishoudens niet gewenst is om de regionale woningvoorraad verder te laten toenemen. Volgens de raad hebben de meest recente ontwikkelingen evenwel geleid tot een zekere heroriëntatie en nuancering. In dat kader wordt niet zonder meer doorgegaan met het ingezette beleid om goedkope woningen die in handen zijn van corporaties, aan de voorraad te onttrekken. In plaats daarvan wordt bezien in welke wijken de grootste leefbaarheidsvraagstukken spelen zodat ter plekke op kleinere schaal kan worden ingegrepen, aldus de raad. Volgens de raad doet de heroriëntatie echter geen afbreuk aan het uitgangspunt om uiteindelijk tot een vermindering van het aantal woningen te komen. Daarin past de beslissing om op de percelen Kerkplein 28 en 29/30 geen nieuwe woningen toe te laten, zo heeft de raad betoogd. Het structuurvisiebesluit Wonen en Retail noopt er verder weliswaar toe om de totale omvang van de detailhandelsmogelijkheden niet te laten toenemen, maar niet om bestaande mogelijkheden te schrappen, aldus de raad.

Naar de mening van de raad is de vrees dat het plan tot verpaupering leidt, ongegrond. In dat verband heeft hij erop gewezen dat de mogelijkheid om op de percelen detailhandel te drijven niet wordt aangetast door het bestreden besluit, en dat het bij dit besluit vastgestelde bestemmingsplan daarnaast in ruimere mate dan het vorige plan mogelijkheden biedt voor de functies kantoor, praktijkruimten en dienstverlening. De raad heeft zich verder op het standpunt gesteld dat nu de aangevraagde omgevingsvergunningen niet zijn verleend, daarmee bij het vaststellen van het plan geen rekening behoefde te worden gehouden.

De raad ziet voorts geen aanleiding voor de conclusie dat het bestemmingsplan niet uitvoerbaar zou zijn.

5. In het bestemmingsplan "Schaesberg midden" was aan de percelen de bestemming "Woondoeleinden" toegekend. Het plan liet een gestapelde bouw met drie bouwlagen toe. Op de percelen was voorts uitoefening van een aan huis gebonden beroep toegestaan alsmede detailhandel. Vast staat dat de woonbestemming slechts in zoverre is benut, dat zich op het adres Kerkplein 30 een woning bevindt. Deze woning is ook toegestaan ingevolge het bestemmingsplan "Schaesberg Centrum". Voor het overige zijn de percelen bij dat plan aan de woonbestemming onttrokken.

Ter zitting is van de kant van de raad nader toegelicht dat vooral de vraag naar koopwoningen en naar huurwoningen in de particuliere sector de afgelopen jaren is achtergebleven. Het beleid van de gemeente is er na de hiervoor genoemde heroriëntatie daarom in het bijzonder op gericht om te voorkomen dat de voorraad van dergelijke woningen toeneemt. Aangezien de door VBC beoogde woningen tot deze categorie behoren, bestaat er volgens de raad nog steeds belang bij om het realiseren van die woningen tegen te gaan. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich, gelet op de daarvoor gegeven motivering, op dit standpunt mogen stellen.

Voorts bestaat geen grond voor de conclusie dat de raad ondanks het gehanteerde uitgangspunt in dit geval de woonbestemming had moeten handhaven, ook voor zover die onder het vorige plan niet is gebruikt. Daarbij is in aanmerking genomen dat VBC weliswaar aanvragen heeft ingediend om ter plaatse woningen te mogen realiseren, maar dat die, zoals de raad met juistheid heeft opgemerkt, geen van alle zijn toegewezen. De raad heeft er verder terecht op gewezen dat het bestemmingsplan "Schaesberg Centrum" ruimere gebruiksmogelijkheden kent dan het bestemmingsplan "Schaesberg midden" voor andere functies dan wonen. In dat verband wordt opgemerkt dat de percelen ingevolge het bestemmingsplan "Schaesberg Centrum" de bestemming "Gemengd - 2" hebben. Ingevolge artikel 9, lid 9.1, aanhef en onder a en b, van de planregels zijn de desbetreffende gronden daardoor mede bestemd voor kantoordoeleinden en praktijkruimten en voor dienstverlening. Onder het bestemmingsplan "Schaesberg midden" waren deze functies alleen toegestaan voor zover zij konden worden geschaard onder het begrip "aan huis gebonden beroep". Doordat het bestemmingsplan "Schaesberg Centrum" aan de percelen de aanduiding "detailhandel (dh)" toekent, is ingevolge artikel 9, lid 9.1, aanhef en onder d, van de planregels verder ook thans detailhandel toegestaan. Uit stukken die VBC naar voren heeft gebracht, komt naar voren dat de gemeente Landgraaf te kampen heeft met leegstand van winkels. Dit wordt door de raad ook niet ontkend. Het valt evenwel niet uit te sluiten dat ter plaatse niettemin mogelijkheden voor detailhandel aanwezig zijn. In dat verband wordt opgemerkt dat op het perceel Kerkplein 29/30 feitelijk een winkel is gevestigd. Gelet daarop en gezien de andere mogelijkheden dan detailhandel die in het plan worden toegestaan, kan niet met vrucht worden gesteld dat de raad in redelijkheid meer voorzieningen had moeten treffen om, gegeven het wegnemen van een groot deel van de woonbestemming, het risico van leegstand en verpaupering zo veel mogelijk tegen te gaan.

Verder hangt de uitvoerbaarheid van het plan, voor zover in geding, niet af van de financiële ruimte van de gemeente om zonodig tot vergoeding van planschade over te gaan. In dat verband is het van belang dat de desbetreffende gronden in eigendom zijn bij VBC. Het is niet de taak van de gemeente om de bestemming te realiseren.

De betogen falen.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. Koeman w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2016

195.