Uitspraak 201601595/1/V2
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2016:958
- Datum uitspraak
- 13 april 2016
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 27 januari 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
- Hoger beroep
- Asiel
Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.
201601595/1/V2.
Datum uitspraak: 13 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 29 februari 2016 in zaak nr. 16/1888 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 29 februari 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. Z.M. Alaca, advocaat te Eindhoven, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In grief 1 klaagt de vreemdeling dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte is gevolgd in zijn standpunt dat het asielrelaas ongeloofwaardig is. Daarover voert hij onder meer aan dat de rechtbank, in navolging van de staatssecretaris, zich ten onrechte heeft beperkt tot de vaststelling dat hij zijn asielrelaas niet heeft gestaafd.
1.1. Zoals volgt uit de uitspraak van vandaag in zaak nr. 201507952/1/V2 is de manier waarop de bestuursrechter in het algemene Nederlandse bestuursrechtelijke stelsel een besluit van een bestuursorgaan toetst, afhankelijk van de aard en inhoud van de bevoegdheid die het bestuursorgaan heeft uitgeoefend en het voorliggende besluit. Uitgangspunt is dat de bestuursrechter toetst of het bestuursorgaan het besluit zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd heeft genomen. Als het bestuursorgaan beslissingsruimte heeft, toetst de bestuursrechter op die aspecten en onderdelen met inachtneming van die beslissingsruimte. Dat geldt ook in het vreemdelingenrecht, met inbegrip van het asielrecht. In het asielrecht heeft de staatssecretaris beslissingsruimte bij zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van niet met bewijs gestaafde verklaringen en vermoedens van een vreemdeling. De bestuursrechter moet echter ook in dat geval de zorgvuldigheid en motivering van de besluitvorming van de staatssecretaris waarbij hij die beslissingsruimte gebruikt, op de hiervoor bedoelde manier toetsen.
1.2. De rechtbank is de staatssecretaris gevolgd in zijn standpunt dat de vreemdeling zijn asielrelaas niet heeft gestaafd. Anders dan de vreemdeling aanvoert heeft de rechtbank zich echter niet tot die vaststelling beperkt. Zij heeft in rechtsoverwegingen 12 en 13 immers ook onderzocht of de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat de verklaringen van de vreemdeling op hoofdlijnen niet consistent en aannemelijk zijn, en dit gedaan op de hiervoor onder 1.1. omschreven manier.
1.3. Grief 1 faalt.
2. Wat de vreemdeling in zijn tweede grief heeft aangevoerd kan evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met dat oordeel volstaan.
3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Bosma
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2016
284/572-791.
Indringendere toetsing asielbesluit door bestuursrechter
Toetsing asielrelaas
Bij sommige delen van het asielrelaas kan de bestuursrechter op basis van het besluit net zo goed als de staatssecretaris beoordelen of de vreemdeling geloofwaardig is. In die gevallen toetst de Afdeling bestuursrechtspraak indringend.
Als de vreemdeling echter geen bewijs levert, maar alleen zelf vertelt over wat hem is overkomen, heeft de staatssecretaris 'beslissingsruimte' om in te schatten of de vreemdeling moet worden geloofd of niet. In zulke gevallen mag de bestuursrechter niet zijn eigen inschatting in de plaats stellen van de inschatting van de geloofwaardigheid door de staatssecretaris.
Als gevolg van de Procedurerichtlijn wordt de bestuursrechterlijke toetsing van de inschatting van de geloofwaardigheid van het asielrelaas intensiever dan tot nu toe gebruikelijk was.
Wat niet verandert is dat de bestuursrechter nooit zelfstandig het asielrelaas beoordeelt, maar dat het besluit van de staatssecretaris daarover het uitgangspunt voor zijn toetsing vormt.
Uitspraken
Lees de twee uitspraken met zaaknummers 201507952/1 en 201506502/1 waarin de toetsingswijze voor de bestuursrechter is uitgelegd.
In de uitspraken met zaaknummers 201601482/1, 201600227/1 en 201601595/1 is de nieuwe toetsingswijze toegepast.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft ook in het jaarverslag 2015 aandacht besteed aan de versterking van de toetsing van besluiten door de bestuursrechter.
Press release: more intensive review of asylum decision by administrative courts (pdf, 24 kB).
English version of ruling in case number 201506502/1 (pdf, 172 kB).
English version of ruling in case number 201507952/1 (pdf, 203 kB).