Uitspraak 201507847/2/R6


Volledige tekst

201507847/2/R6.
Datum uitspraak: 14 december 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), beiden wonend te Ulvenhout, gemeente Breda,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Breda,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2015, kenmerk 43338, heeft de raad het bestemmingsplan "Ulvenhout, Hertespoor 2014" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 november 2015, waar [verzoeker], bij monde van [verzoeker A] en bijgestaan door mr. T.A.M. van Oosterhout, advocaat te Utrecht, ing. R. van den Berg en drs. B.G.W. Aarts, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, zijn verschenen. Voorts is M29 Projectontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door J.A.C. van Hofwegen en G. Spruijt, gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan voorziet in 28 woningen. Aan de noordoostzijde van het plangebied grenst het plangebied aan het Natura 2000-gebied het Ulvenhoutse Bos. Ter zitting heeft M29 Projectontwikkeling B.V. te kennen gegeven dat zij zo snel mogelijk een omgevingsvergunning voor bouwen wil aanvragen en wenst te beginnen met de bouw van de 28 woningen.

3. [verzoeker] verzoekt schorsing van het plan om onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Hij voert onder meer aan dat de raad ten onrechte heeft geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van aantasting van de natuurlijke kenmerken van het naastgelegen Natura 2000-gebied Ulvenhoutse Bos en dat wordt voldaan aan de instandhoudingsdoelstellingen uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit. De in dit kader door hem naar voren gebrachte rapporten van Econsultancy "Beoordeling MER en Passende Beoordeling Bestemmingsplan Ulvenhout, Hertespoor 2014" van 19 maart 2015, "Beoordeling Bestemmingsplan Ulvenhout, Hertespoor 2014" van 29 juni 2015 en "Zienswijze op Bestemmingsplan Ulvenhout, Hertespoor 2014" van 12 oktober 2015 zijn onvoldoende weerlegd. Niet is aangetoond dat de verbreding van de watergang Kerkdreef een afdoende mitigerende maatregel is voor de negatieve hydrologische effecten van het plan voor het Ulvenhoutse Bos. Voorts leidt het plan volgens [verzoeker] tot een toename van stikstofdepositie ter plaatse van het Ulvenhoutse Bos.

4. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan kon worden vastgesteld omdat uit de passende beoordeling volgt dat dit de natuurlijke kenmerken van het Ulvenhoutse Bos niet zal aantasten. De verbreding van de watergang Kerkdreef, waarbij het hemelwater uit het plangebied en uit de wijk Kraaijenberg zal worden gebufferd en in de bodem van het Ulvenhoutse Bos zal worden geïnfiltreerd, leidt zelfs tot minder verzuring en verdroging in het Ulventhoutse Bos dan in de huidige situatie, omdat het hemelwater uit de wijk Kraaijenberg dan niet meer naar het oppervlaktewater in het Ulvenhoutse Bos zal worden afgevoerd.

5. Ingevolge artikel 19j, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) houdt een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, ongeacht de beperkingen die terzake in het wettelijk voorschrift waarop het berust, zijn gesteld, rekening met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied.

Ingevolge het tweede lid maakt het bestuursorgaan voor plannen als bedoeld in het eerste lid, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens het plan vast te stellen een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied.

Ingevolge het derde lid wordt het besluit, bedoeld in het eerste lid, in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, alleen genomen indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 19g en 19h.

Ingevolge artikel 19g, eerste lid, kan een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, indien een passende beoordeling is voorgeschreven op grond van artikel 19f, slechts worden verleend indien gedeputeerde staten zich op grond van de passende beoordeling ervan hebben verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast.

6. Ten behoeve van het plan heeft Arcadis het rapport "MER en Passende Beoordeling Bestemmingsplan Ulvenhout, Hertespoor 2014" van 6 februari 2015 opgesteld. Hieruit volgt dat met name de hydrologie in het Ulvenhoutse Bos een knelpunt vormt in de huidige situatie. De verdroging is het gevolg van te snelle afvoer van het hemelwater uit het gebied. Als gevolg daarvan zijn er ook knelpunten op het gebied van vermesting en verzuring. Geconcludeerd is dat het infiltratieoppervlak van neerslag ten gevolge van dit plan beperkt afneemt zodat de grondwaterhuishouding lokaal zal veranderen. In het plan zijn maatregelen opgenomen die lokale infiltratie van neerslag mogelijk maken via de verbrede watergang Kerkdreef, waarmee zal worden gezorgd voor een directe infiltratie richting het Ulvenhoutse Bos. Hiermee worden de negatieve hydrologische effecten voor het Natura 2000-gebied Ulvenhoutse Bos voorkomen en zal in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het plan minder verdroging en verzuring optreden, zodat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Ulvenhoutse Bos niet zullen worden aangetast. Over stikstof staat in de passende beoordeling dat de kritische depositiewaarde van de verschillende habitattypen in de huidige situatie ruim wordt overschreden. In het grootste deel van het Ulvenhoutse Bos is er geen toename van stikstofdepositie. Aan de zuidzijde van het bos is de maximale toename 0,4 mol N/ha/jr. Uit de effectbeoordeling blijkt dat de effecten van extra vermesting en verzuring, door de geringe toename aan stikstofdepositie, niet significant zijn. In de passende beoordeling wordt geconcludeerd dat aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Ulvenhoutse Bos als gevolg van de toename van de stikstofdepositie is uit te sluiten. Daarbij is voorts vermeld dat na het nemen van de hydrologische maatregelen voldoende buffering aanwezig is om vermesting en verzuring tegen te gaan.

7. In de door [verzoeker] overgelegde rapporten van Econsultancy staat dat uit het aan het plan ten grondslag gelegde rapport "Doorlatendheidsonderzoek Watergang Kerkdreef te Ulvenhout" van Agel Adviseurs volgt dat geen slecht doorlatende leemlagen zijn aangetroffen tot aan de onderzochte diepte (4,0 m -mv), zodat het hemelwater langs de bosrand kan infiltreren in de bodem. Op basis van de beschikbare gegevens is evenwel niet aangetoond dat in dieper gelegen gronden ter plaatse van de infiltratieplaats een noodzakelijke leemlaag aanwezig is. Gelet hierop is onbekend of het hemelwater dat in de toekomstige situatie zal worden geïnfiltreerd in het lokale systeem terechtkomt dan wel vanwege het ontbreken van een leemlaag in dieper gelegen gronden wegzijgt naar een meer regionaal grondwatersysteem. Geconcludeerd is dat gelet daarop onzeker is of de mitigerende maatregel het beoogde effect zal hebben en of het plan niet tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Ulvenhoutse Bos zal leiden. Aanbevolen wordt om nader onderzoek hiernaar te verrichten. Wat betreft stikstof, wordt de berekende toename daarvan in de passende beoordeling door Econsultancy onderschreven. Evenwel wordt in de rapporten gesteld dat gezien de overbelaste situatie elke toename tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Ulvenhoutse Bos kan leiden, hetgeen niet is beoordeeld. De conclusie dat de hydrologische maatregelen de toename van stikstofdepositie teniet doen, is volgens de rapporten onvoldoende onderbouwd of gekwantificeerd, zodat het effect daarvan niet kan worden afgezet tegen het negatieve effect van de toename van stikstofdepositie.

8. Ter zitting heeft de raad ter onderbouwing van de stelling dat de mitigerende maatregel het beoogde effect heeft, verwezen naar de onderzoeken die ten grondslag liggen aan het Natura 2000-ontwerpbeheerplan Ulvenhoutse Bos. Hieruit volgt volgens de raad dat onder het Ulvenhoutse Bos in de diepere bodem een leemlaag aanwezig is, zodat nader onderzoek niet nodig is. De raad heeft met deze ter zitting ingenomen stelling niet de vragen beantwoord die in de overgelegde rapporten van Econsultancy, vanwege het ontbreken van gegevens over de diepere leemlaag, waren gesteld bij de effectiviteit van de verbreding van de watergang Kerkdreef als mitigerende maatregel voor de negatieve hydrologisch effecten. Wat betreft stikstof heeft de raad ter zitting toegelicht dat het effect van de hydrologische maatregelen bij de beoordeling van de gevolgen van de toename van de stikstofdepositie niet is meegenomen, omdat vast staat dat de geringe toename van 0,4 mol N/ha/jr niet kan leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Ulvenhoutse Bos. Nu de kritische depositiewaarde van de verschillende habitattypen in de huidige situatie al ruim wordt overschreden, kan dit standpunt op voorhand niet zonder meer worden gevolgd.

Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter op voorhand niet buiten twijfel dat de raad zich onder verwijzing naar de passende beoordeling terecht op het standpunt heeft gesteld dat het plan niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Ulvenhoutse Bos en is voldaan aan het bepaalde in artikel 19j, derde lid, in samenhang met artikel 19g van de Nbw 1998. De voorlopige voorzieningsprocedure leent zich niet voor beantwoording van de vraag of aan deze bepalingen is voldaan, zodat deze beroepsgrond door de Afdeling in de bodemprocedure dient te worden onderzocht.

9. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op de betrokken belangen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan te schorsen. De overige gronden van het verzoek behoeven gelet hierop geen bespreking.

10. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Wat betreft de opgegeven kosten die zijn gemaakt voor de aan [verzoeker] uitgebrachte deskundigenrapporten overweegt de Afdeling dat deze kosten slechts voor vergoeding in aanmerking komen indien deze kosten mede zijn gemaakt in verband met de behandeling van het in het beroep vervatte verzoek om voorlopige voorziening. De kosten voor het deskundigenrapport van 19 maart 2015, opgesteld in verband met de behandeling van de zienswijze van [verzoeker], komen gelet daarop niet voor vergoeding in aanmerking. De kosten voor het deskundigenrapport van 29 juni 2015, opgesteld vóór de vaststelling van het plan, komen gelet daarop evenmin voor vergoeding in aanmerking. Voor de vergoeding van de kosten van het opstellen van een deskundigenrapport hanteert de Afdeling een forfaitair bedrag van € 75,00 per uur. Blijkens de stukken is aan het opstellen van het deskundigenrapport van 12 oktober 2015 13,5 uren besteed. Het te vergoeden bedrag voor het opstellen van dit deskundigenrapport bedraagt derhalve € 1.012,50.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Breda van 16 juli 2015, kenmerk 43338;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Breda tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.118,01 (zegge: tweeduizend honderdachttien euro en een cent), waarvan € 980,- is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

III. gelast dat de raad van de gemeente Breda aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.

w.g. Uylenburg w.g. Boermans
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2015

758-429.