Uitspraak 201400676/1/R1


Volledige tekst

201400676/1/R1.
Datum uitspraak: 22 oktober 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, wonend te Tubbergen,
2. [appellant sub 2], wonend te Tubbergen,

en

de raad van de gemeente Tubbergen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2013 heeft de raad de aanvraag van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] om een bestemmingsplan vast te stellen voor een gebied tussen de Reutummerweg en de Weleveldstraat te Tubbergen afgewezen.

Bij besluit van 16 december 2013 heeft de raad de bezwaren tegen dit besluit ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2014, waar [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Rutjes, werkzaam bij het openbaar lichaam Noaberkracht Dinkelland Tubbergen, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.

2. De aanvraag betreft de verwezenlijking van een luxe kapsalon met cursus- en wellnessfunctie, een gezondheidscentrum en vier woningen op een locatie tussen de Reutummerweg en de Weleveldstraat te Tubbergen.

3. Voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] zich beroepen op een akkoordverklaring van het provinciebestuur met hun plannen, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat in dezen de raad het beslissingsbevoegde orgaan is. Een standpunt van het provinciebestuur over die plannen, zo daar al sprake van is, laat onverlet dat de raad beleidsvrijheid toekomt.

4. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voeren aan dat de raad hun aanvraag op ondeugdelijke gronden heeft afgewezen. Het bevreemdt hen dat op de Reutummerweg dienstverlenende beroepen op zichzelf zouden kunnen worden toegestaan, terwijl de realisatie van een gezondheidscentrum vanuit planologisch oogpunt niet wenselijk wordt geacht, omdat het niet inpasbaar is in de lintbebouwing aan de Reutummerweg en niet harmoniseert met de groene omgeving. Zij vragen zich af waarom een kapsalon met wellness centrum, anders dan een gezondheidscentrum, wel harmoniseert met de groene omgeving en niet te fors is. Voorts betogen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] dat de raad ten onrechte niet wil meewerken aan de realisatie ter plaatse van vier woningen. De zogeheten 90%-regeling is volgens hen door de gemeente in het leven geroepen om deze woningbouw tegen te gaan.

4.1. De raad stelt dat vanuit de stedenbouwkundige visie de bebouwing waar de aanvraag betrekking op heeft in de groene functie niet wenselijk is. Een nieuw bebouwingslint met zakelijke en persoonlijke dienstverlening, zoals een kapsalon met cursus- en wellnessruimte, zou ter plaatse op zichzelf inpasbaar zijn. Evenwel acht de raad het uit een oogpunt van kwaliteitsverbetering van de kern en ter voorkoming van leegstand, niet gewenst om bestaande activiteiten die in het winkelgebied in de kern Tubbergen thuis horen, naar een locatie daarbuiten te verplaatsen. Zou een plan worden voorgelegd voor een dienstverlenende activiteit die zodanig van omvang is en een dusdanige parkeerbehoefte genereert dat deze redelijkerwijs niet in het winkelgebied in de kern kan worden gerealiseerd, dan is medewerking daaraan niet uitgesloten. De voorgenomen bouw van een gezondheidscentrum acht de raad te fors. De raad acht vier woningen ter plaatse in de groene functie vanuit ruimtelijk oogpunt niet wenselijk, maar staat op zichzelf niet afwijzend tegenover de bouw van twee woningen, mits aan randvoorwaarden wordt voldaan. Het is in dit verband beleid om geen nieuwe locatie in ontwikkeling te nemen, voordat een reeds in ontwikkeling zijnde locatie voor ongeveer 90% is uitgegeven.

4.2. In het bestemmingsplan "Tubbergen kern" is aan de gronden waar de aanvraag betrekking op heeft de bestemming "Agrarisch gebied" toegekend.

4.3. De Afdeling overweegt dat volgens de raad op de desbetreffende locatie enige bebouwing ten behoeve van dienstverlening alsmede twee woningen op zichzelf niet zijn uitgesloten. De raad heeft van belang mogen achten dat bebouwing aldaar harmoniseert met de groene omgeving en dat er zicht blijft op het groene achterland. De enkele omstandigheid dat de locatie naast een woonwijk is gelegen, maakt dat niet anders. De raad heeft voorts de in de aanvraag begrepen bebouwing in haar onderlinge samenhang mogen beoordelen. Het is op zichzelf niet onredelijk om aan bebouwing voor dienstverlening voorwaarden te stellen uit het oogpunt van behoud van de positie van het winkelgebied in de kern. Dat inmiddels medewerking wordt verleend aan de vestiging van een kapsalon/wellnesscentrum aan de Reutummerweg betekent niet dat de raad had moeten instemmen met de voorgelegde plannen. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben voorts niet aannemelijk gemaakt dat het standpunt van de raad over de omvang van de plannen voor een gezondheidscentrum ter plaatse onredelijk is. Het standpunt van de raad dat de gevraagde vier woningen vanwege ruimtelijke motieven onwenselijk zijn, is ook niet onredelijk. Weliswaar acht de raad aan de Weleveldstraat twee woningen mogelijk, maar daar ziet de aanvraag niet op. Aan het beleid om geen nieuwe locatie in ontwikkeling te nemen, voordat een reeds in ontwikkeling zijnde locatie voor ongeveer 90% is uitgegeven, wordt, nu de woningen ruimtelijk niet aanvaardbaar worden geacht, niet toegekomen.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bebouwing waar de aanvraag betrekking op heeft, gelet op de omvang en de situering ervan ter plaatse ruimtelijk niet aanvaardbaar is. Het betoog faalt.

5. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de raad in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld.

5.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] aangehaalde situaties verschillen van de aan de orde zijnde situatie.

Ten aanzien van de situatie aan de L. von Bönninghausenstraat gaat het volgens de raad om één woning. Het plan aldaar sluit aan bij bestaande bebouwing en past in de lintbebouwing van de straat, anders dan bij de Reutummerweg, waarbij de aansluiting ontbreekt en zou worden gebouwd midden in de groene ruimte.

Ten aanzien van het plan Veldwijk stelt de raad dat het een binnenstedelijke woningbouwontwikkeling betreft waarmee een open plek tussen de bestaande woningen van Tubbergen wordt ingevuld. De situering is daarmee een andere dan het geval is in de situatie waar de aanvraag van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betrekking op heeft.

In hetgeen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd is geen aanleiding gelegen voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie.

6. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat een wethouder ter zake van hun plannen een toezegging heeft gedaan, waardoor gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt.

6.1. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] niet aannemelijk hebben gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat de door hen gewenste bebouwing planologisch mogelijk zou worden gemaakt. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld. De gestelde omstandigheid dat volgens de desbetreffende wethouder het bouwplan, in geval de provincie akkoord zou zijn, wat hem betreft door zou mogen gaan, is onvoldoende voor een ander oordeel.

7. Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen ongegrond.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Van der Wiel w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2014

91.