Uitspraak 201302359/1/A4


Volledige tekst

201302359/1/A4.
Datum uitspraak: 21 augustus 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Koninklijke Schippersvereniging "Schuttevaer" (hierna: Schuttevaer), gevestigd te Rotterdam,
appellante,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 februari 2013 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Strukton Civiel Projecten B.V., handelend onder de naam Combinatie Meppelerdiepsluis, een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van damwanden, (af)meerpalen, geleidepalen en een steiger op het perceel aan de Hasselterdijk 33a te Zwartsluis, in verband met de ombouw van de Meppelerdiepsluis tot schutsluis.

Tegen dit besluit heeft Schuttevaer beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.

In artikel 2.10, eerste lid, is bepaald op welke gronden een omgevingsvergunning voor bouwen mag worden geweigerd.

2. Schuttevaer betoogt dat de omgevingsvergunning niet kon worden verleend omdat de uitvoering van het bouwplan ertoe leidt dat de te realiseren schutsluis niet zal voldoen aan bepalingen uit de Richtlijnen Vaarwegen 2011 over wachtplaatsen en de locatie en afmetingen van meerpalen.

2.1. Deze beroepsgrond faalt. Gelet op artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo dient het college uitsluitend te beoordelen of zich een van de in dat artikel genoemde weigeringsgronden voordoet. Indien zich geen van de genoemde weigeringsgronden voordoen, is het college gehouden de omgevingsvergunning te verlenen. De door Schuttevaer gestelde strijdigheid met de Richtlijnen Vaarwegen 2011 is niet in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen als weigeringsgrond, zodat het college de omgevingsvergunning op grond daarvan niet kon weigeren.

3. Het beroep is ongegrond

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.

w.g. Wortmann w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013

262-792.