Uitspraak ​201211881/1/R1


Volledige tekst

​Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201211881/1/R1.
Datum uitspraak: 31 juli 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellante sub 1], gevestigd te Amsterdam, en anderen,
2. [appellanten sub 2] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellanten sub 2]), beiden wonend te Amsterdam,
3. [appellant sub 3], wonend te Amsterdam, en anderen,
4. [appellant sub 4], wonend te Amsterdam, en anderen,
5. [appellant sub 5], wonend te Purmerend, en anderen,
6. [appellant sub 6], wonend te Amsterdam,
7. [appellanten sub 7], beiden wonend te Amsterdam,
8. [appellante sub 8], gevestigd te Amsterdam, en andere,
9. [appellant sub 9], wonend te Amsterdam,
appellanten,

en

de deelraad van het stadsdeel Centrum,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2012 heeft de deelraad het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Herbestemmen Raambordelen Binnenstad" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en anderen, [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellant sub 6], [appellanten sub 7], [appellante sub 8] en andere en [appellant sub 9] beroep ingesteld.

De deelraad heeft een verweerschrift ingediend.

De deelraad heeft bij brief van 4 april 2013 de niet volledig openbare versie van de notitie "Nadere financiële onderbouwing bestemmingsplan Herbestemmen Raambordelen Binnenstad" van 27 juli 2012 ingezonden. Daarbij heeft hij voor de niet openbare passages van dit stuk verzocht om beperkte kennisneming, als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Bij beslissing van 25 april 2013 heeft een andere kamer van de Afdeling het verzoek om beperkte kennisneming ingewilligd. [appellante sub 1] en anderen, [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellant sub 6] en [appellanten sub 7] is gevraagd om toestemming om mede op grondslag van de informatie in het stuk dat onder beperkte kennisneming is overgelegd uitspraak te doen. Deze toestemming is verkregen.

[appellante sub 1] en anderen, [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen en [appellant sub 6] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2013, waar [appellante sub 1] en anderen, bijgestaan door mr. C.W. Kniestedt, advocaat te Utrecht, [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, allen bijgestaan door mr. R. Ridder, advocaat te Amsterdam, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7], allen bijgestaan door mr. S. Grasboer en mr. W. de Vis, beiden advocaat te Alkmaar, [appellant sub 6], bijgestaan door mr. M. Kashyap, advocaat te Amsterdam, [appellant sub 9] en de deelraad, vertegenwoordigd door P.V.W. van Rossum, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. E.A. Minderhoud, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.

Overwegingen

Toetsingskader

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de deelraad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de deelraad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de deelraad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het plan

2. Het plan voorziet in een vermindering van 62 raambordelen in postcodegebied 1012 met als doel zonering van raamprostitutie in twee gebieden waar deze grotendeels kan blijven bestaan: de Oudezijds Achterburgwal, inclusief zijstraten, en de Oude Nieuwstraat en omgeving. Hieraan ligt het beleid ten grondslag, neergelegd in de nota "Strategienota Coalitieproject 1012, Hart van Amsterdam" (hierna: de Strategienota), vastgesteld door de raad van de centrale stad en de deelraad op 25 juni 2009 onderscheidenlijk 2 juli 2009.

Ontvankelijkheid

3. De deelraad betoogt dat de beroepen van [appellante sub 8] en andere, [appellant sub 6] en [appellant sub 9] niet-ontvankelijk zijn, omdat zij niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Hiertoe stelt hij dat zij geen eigenaar zijn van gronden in het plangebied, zij geen zicht hebben op die gronden en zij zich bovendien onvoldoende onderscheiden van andere inwoners of bedrijven in de gemeente Amsterdam om een voldoende persoonlijk belang te kunnen aannemen.

3.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit als het aan de orde zijnde.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

3.2. Vaststaat dat [appellant sub 6] onder meer "Hotel Royal Taste" en het raambordeel aan de Oudezijds Achterburgwal 47 onderscheidenlijk 49 exploiteert op een afstand van ongeveer 20 m van een gedeelte van het plangebied waar raambordelen niet langer zijn toegestaan. Gelet op deze afstand kan niet worden uitgesloten dat het plan voor [appellant sub 6] leidt tot nadelige effecten wat betreft het ondernemersklimaat ter plaatse, veroorzaakt door een afname van de bezoekers- en toeristenstromen die raambordelen genereren.

Vaststaat voorts dat [appellante sub 8] en andere bedrijven hebben in andere branches dan de prostitutie aan de Singel 100e, 107, 126-130, 132 en 134, Stromarkt 5 en Kattegat 1 en 11. [appellant sub 9] woont aan de Singel 29 op een afstand van ongeveer 60 m van een gedeelte van het plangebied. Hun bedrijven onderscheidenlijk zijn woning zijn gesitueerd in een zone waar raamprostitutie grotendeels kan blijven bestaan op afstanden van minder dan 100 m van een gedeelte van het plangebied. Gelet op deze korte afstanden kan niet worden uitgesloten dat het plan voor [appellante sub 8] en andere en [appellant sub 9] leidt tot nadelige effecten, veroorzaakt door een toename van de bezoekers- en toeristenstromen die de raambordelen in hun zone vanwege de sluiting van de raambordelen in het plangebied genereren.

Reeds hierom hebben [appellant sub 6], [appellante sub 8] en andere en [appellant sub 9] - anders dan de deelraad betoogt - een rechtstreeks betrokken belang bij het plan en kunnen zij in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt als belanghebbenden bij het bestreden besluit. Het betoog van de deelraad met betrekking tot de ontvankelijkheid faalt.

4. [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] betogen dat ten onrechte geen exploitatieplan is vastgesteld. Hiertoe voeren zij aan dat het plan op de locatie ter hoogte van de Nieuwezijdsvoorburgwal 28 en 30 en Spuistraat 3g en 3h voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6.2.1, aanhef en onder b, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Zij betogen dat niet is gebleken dat de kosten van dit bouwplan anderszins zijn verzekerd.

4.1. Ingevolge artikel 6.12, eerste lid, van de Wro, stelt de deelraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorzien.

Ingevolge het tweede lid kan de deelraad, in afwijking van het eerste lid, bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is.

Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wro, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een exploitatieplan voor gronden, begrepen in een gelijktijdig vastgesteld bestemmingsplan.

Ingevolge het vijfde lid wordt als belanghebbende bij een besluit als bedoeld in artikel 6.12, eerste en tweede lid, in elk geval aangemerkt degene die een grondexploitatieovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot de in het desbetreffende besluit opgenomen gronden of die eigenaar is van die gronden.

4.2. Het beroep van [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] is in zoverre gericht tegen het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18, van de Wro.

Indien de deelraad in dit geval een exploitatieplan zou hebben vastgesteld, zou [appellant sub 6] niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt bij de desbetreffende onderdelen van het exploitatieplan. Daartoe is van belang dat hij geen grondexploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 8.2, vijfde lid, van de Wro heeft gesloten met betrekking tot gronden in het plangebied, geen eigenaar is van gronden in dat gebied en ook anderszins niet is gebleken van belangen van hem die rechtstreeks betrokken zouden zijn bij de vaststelling van de genoemde onderdelen van een exploitatieplan.

De Afdeling overweegt voorts dat de aan de percelen van [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] toegekende bestemming niet voorziet in de realisering van aangewezen bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het exploitatiegebied niet gelijk hoeft te zijn aan het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft, is niet aannemelijk dat, indien de deelraad wel tot het vaststellen van een exploitatieplan zou zijn overgegaan, de percelen van [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] daarin zouden zijn opgenomen als uitgeefbare grond die wordt betrokken in het kostenverhaal en de kostenverevening. Daarbij komt dat er ook geen aanwijzingen bestaan dat op deze percelen werken en werkzaamheden inzake bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen of inrichting van openbaar gebied zullen worden uitgevoerd, waarvoor eisen of regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onder b en c, van de Wro zouden moeten worden vastgesteld.

Gelet op het voorgaande zouden [appellant sub 6], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden bij de vaststelling van een exploitatieplan. Derhalve kunnen zij evenmin worden aangemerkt als belanghebbenden bij het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, van de Wro. Hun beroepen zijn in zoverre niet-ontvankelijk.

Procedureel

5. [appellante sub 1] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] voeren als bezwaar van formele aard aan dat van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan niet zo spoedig mogelijk na of tegelijkertijd met de bekendmaking mededeling is gedaan. Zij achten dit in strijd met artikel 3:43, eerste lid, van de Awb.

5.1. De Afdeling overweegt dat deze beroepsgrond - wat daarvan verder ook zij - betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit die reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.

6. [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] betogen dat het stuk "Meerjareninvesteringsraming Coalitieproject 1012" en het stuk "Voorlopige Investeringsraming Coalitieproject 1012" ten onrechte niet tezamen met het ontwerpplan ter inzage zijn gelegd.

6.1. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wro is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing met dien verstande dat in het artikel enkele aanvullende voorschriften worden gegeven.

Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.

6.2. Het ontwerpplan is met ingang van 13 januari 2012 voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Vaststaat dat de door [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] genoemde stukken niet met het ontwerpplan ter inzage zijn gelegd.

6.3. De stukken "Meerjareninvesteringsraming Coalitieproject 1012" en "Voorlopige Investeringsraming Coalitieproject 1012" bevatten informatie over de financiële onderbouwing van het Coalitieproject 1012. De Afdeling is van oordeel dat deze stukken moeten worden aangemerkt als op het ontwerpplan betrekking hebbende stukken, die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp, als bedoeld in artikel 3:11, eerste lid, van de Awb. Hiertoe wordt overwogen dat uit de toelichting van het ontwerpplan en het vastgestelde plan volgt dat de inhoud van deze stukken is betrokken bij de besluitvorming over het ontwerpplan.

De deelraad heeft na de terinzagelegging van het ontwerpplan aanleiding gezien de notitie "Nadere financiële onderbouwing bestemmingsplan Herbestemmen Raambordelen Binnenstad" van 27 juli 2012 te laten opstellen. Dit betreft blijkens de plantoelichting een actualisatie van de stukken "Meerjareninvesteringsraming Coalitieproject 1012" en "Voorlopige Investeringsraming Coalitieproject 1012". De niet volledig openbare versie van de notitie "Nadere financiële onderbouwing bestemmingsplan Herbestemmen Raambordelen Binnenstad" is met het vastgestelde plan ter inzage gelegd. [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] hebben naar aanleiding van deze stukken inhoudelijke beroepsgronden over de financiële onderbouwing van het plan naar voren kunnen brengen. Gelet hierop is niet aannemelijk dat [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] door een onvolledige terinzagelegging in hun belangen zijn geschaad.

Niet aannemelijk is dat andere belanghebbenden dan [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] hebben afgezien van het naar voren brengen van een zienswijze doordat de stukken "Meerjareninvesteringsraming Coalitieproject 1012" en "Voorlopige Investeringsraming Coalitieproject 1012" niet met het ontwerpplan ter inzage hebben gelegen. In de toelichting op het ontwerpplan wordt immers melding gemaakt van het bestaan van de stukken. Aangenomen mag worden dat eventuele andere belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin zou zijn gewezen op het niet ter inzage liggen van de stukken, dan wel dat zij, na desgevraagd inzage te hebben gekregen in die stukken, na kennisneming daarvan een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding om het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.

Beleidsmatige keuzes en ruimtelijke relevantie

7. [appellanten sub 2] en [appellant sub 3] en anderen voeren aan dat in de Strategienota staat dat in postcodegebied 1012, behalve raambordelen, ook andere criminogene en economisch laagwaardige functies aanwezig zijn die moeten verdwijnen. Gelet hierop achten zij het in strijd met het verbod van willekeur dat voor het niet als zodanig bestemmen van raambordelen een afzonderlijk plan is vastgesteld.

7.1. De deelraad stelt dat vermindering van het aantal raambordelen een belangrijke bijdrage levert aan de verwezenlijking van de doelstellingen in de Strategienota, inhoudend dat de omvang en (over)concentratie van criminogene, economisch laagwaardige en/of overlast veroorzakende functies in postcodegebied 1012 moeten worden verminderd, de functiebalans in het gebied dient te worden hersteld en een kwalitatief hoogwaardig en divers stadshartgebied moet worden gerealiseerd. Hij stelt dat vooral in de prostitutiebranche en de wereld van de coffeeshops nog veel misstanden voorkomen, zodat ervoor is gekozen prioriteit te geven aan de zonering van raambordelen met het voorliggende plan en het verminderen van het aantal coffeeshops door niet langer gedoogbeschikkingen te verlenen. Op een later moment wordt een plan in procedure gebracht dat zich zal richten op een transformatie van postcodegebied 1012 als geheel, zo stelt de deelraad. De Afdeling is van oordeel dat de deelraad in redelijkheid de keuze heeft kunnen maken om vooruitlopend op de vaststelling van een totaalplan voor postcodegebied 1012 het voorliggende plan vast te stellen. Derhalve faalt het betoog dat deze handelwijze in strijd is met het verbod van willekeur.

8. [appellante sub 1] en anderen, [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] betogen dat geen ruimtelijk relevant argument ten grondslag ligt aan de keuze om het gebruik van hun panden als raambordeel - anders dan in het vorige bestemmingsplan - niet toe te staan. Daaraan ligt volgens hen enkel het in de plantoelichting en de Strategienota beschreven doel van strafrechtelijke aard ten grondslag dat de handhaving van raamprostitutie beheersbaar moet worden gemaakt. Zij betogen dat de bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan niet met dit doel aan de deelraad is verleend. [appellante sub 1] en anderen achten de vaststelling van het plan om deze reden in strijd met het in artikel 3:3 van de Awb neergelegde verbod van détournement de pouvoir.

8.1. De deelraad stelt dat het plan is vastgesteld met het oog op de doorbreking van de monocultuur en een verbetering van de functiemenging in postcodegebied 1012. Dit leidt volgens hem tot een toename van de sociale veiligheid en een beter ondernemers- en woon- en leefklimaat in het gebied dan in de bestaande situatie. De Afdeling stelt vast dat deze argumenten voor de vaststelling van het plan ook in de plantoelichting zijn gegeven. De deelraad stelt terecht dat dit ruimtelijk relevante argumenten zijn. Er bestaat derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de deelraad zijn bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan in strijd met artikel 3.1 van de Wro, gelezen in samenhang met artikel 3:3 van de Awb heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid aan hem is verleend. De omstandigheid dat niet-ruimtelijke argumenten mede een rol hebben gespeeld, leidt niet tot het oordeel dat de deelraad het plan niet in overeenstemming met artikel 3.1 van de Wro heeft vastgesteld ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

9. [appellante sub 1] en anderen, [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7], [appellant sub 6] en [appellante sub 8] en andere voeren verder aan dat niet deugdelijk is gemotiveerd waarom voor de vaststelling van het plan als uitgangspunt is gehanteerd het beleid in de Strategienota dat raamprostitutie in postcodegebied 1012 nog slechts aan de Oudezijds Achterburgwal, inclusief zijstraten, en de Oude Nieuwstraat en omgeving mag worden geconcentreerd en niet buiten deze zones. [appellante sub 1] en anderen, [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] voeren onder meer aan dat niet is aangetoond dat in de bestaande situatie sprake is van overlast en een verstoorde functiebalans, veroorzaakt door de aanwezigheid van raambordelen. [appellante sub 1] en anderen, [appellante sub 8] en andere en [appellant sub 9] betogen dat het gehanteerde uitgangspunt van zonering er bovendien toe leidt dat het ondernemers- en woon- en leefklimaat in de zones waar raamprostitutie nog wel is toegestaan aanzienlijk zal verslechteren. In dit verband wijzen zij erop dat de bezoekers- en toeristenstromen die raambordelen genereren zich aldus over een kleiner gebied zullen spreiden. [appellante sub 1] en anderen betogen verder dat functiemenging en een beter ondernemers- en woon- en leefklimaat beter kunnen worden bereikt door verdunning van de raamprostitutie in het gehele postcodegebied. Volgens hen is ten onrechte niet daarvoor gekozen.

Verder betogen [appellant sub 3] en anderen dat niet valt in te zien waarom raambordelen aan het Oudekerksplein met een ligging op korte afstand van de Oudezijds Achterburgwal en zijstraten moeten verdwijnen, terwijl deze in het Singelgebied - een woonwijk met een ligging op ruimere afstand van de Oudezijds Achterburgwal dan het Oudekerksplein - mogen blijven bestaan. [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] betogen dat niet valt in te zien waarom de raambordelen in het Sint Annenkwartier niet kunnen worden behouden, omdat dit een overzichtelijk stratenblok is waar goed toezicht kan worden gehouden.

9.1. De deelraad stelt dat raamprostitutie één van de criminogene en laagwaardige functies is die overlast veroorzaken in postcodegebied 1012. Dit betreft volgens hem zowel specifieke overlast alsook overlast in algemene zin, die wordt veroorzaakt door de aanzienlijke bezoekers- en toeristenstromen die onder meer de raambordelen in dit gebied genereren. In dit verband wijst de deelraad erop dat deze stromen leiden tot een grote druk op het ondernemers- en het woon- en leefklimaat alsmede tot een zeer intensief gebruik van de openbare ruimte. De Afdeling ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de deelraad ten onrechte stelt dat de aanwezigheid van raambordelen leidt tot overlast voor en een verstoring van de functiebalans in de omgeving.

Voorts staat in de plantoelichting dat de redenen die ten grondslag liggen aan de keuze om raamprostitutie in postcodegebied 1012 te zoneren in twee overzichtelijke gebieden waar deze grotendeels kan blijven bestaan: de prostitutie en de daarmee samenhangende randverschijnselen worden beter beheersbaar in de zones waar raambordelen worden geconcentreerd, efficiënter toezicht en handhaving zijn mogelijk in die zones en het leidt aldus tot een verbetering van het ondernemers- en woon- en leefklimaat ter plaatse. De deelraad stelt zich verder op het standpunt dat de gebieden waar raamprostitutie als gevolg van het plan niet langer mogelijk is tegelijkertijd kunnen bijdragen aan een grotere variëteit aan functies, waardoor de monocultuur en de daarmee samenhangende negatieve invloed op het ondernemers- en woon- en leefklimaat in die gebieden worden teruggedrongen. In hetgeen is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat deze toelichting van de deelraad het besluit in zoverre niet kan dragen.

Met betrekking tot het betoog dat functiemenging en een verbetering van het ondernemers- en woon- en leefklimaat beter kunnen worden bereikt door verdunning van raambordelen in postcodegebied 1012 als geheel, wordt overwogen dat de deelraad in zoverre beleidsvrijheid heeft. De deelraad heeft naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid kunnen besluiten niet te kiezen voor verdunning om de reden dat verdunning niet of in mindere mate dan zonering ertoe kan leiden dat het massatoerisme en de met de prostitutie samenhangende randverschijnselen in delen van postcodegebied 1012 zullen verdwijnen.

9.2. Wat betreft het betoog van [appellant sub 3] en anderen dat raambordelen beter behouden kunnen blijven aan het Oudekerksplein in plaats van in het Singelgebied, en het betoog van [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] dat de raambordelen in het Sint Annenkwartier moeten worden behouden, overweegt de Afdeling dat de deelraad ook in zoverre beleidsvrijheid heeft. In de plantoelichting staat dat de strategische ligging in de binnenstad en de mogelijkheid om aan het Oudekerksplein een kwalitatief en hoogwaardig gebied met nieuwe functies te realiseren, bepalend zijn geweest om het aantal raambordelen aan het Oudekerksplein terug te brengen naar nul. Ditzelfde geldt volgens de plantoelichting voor het Sint Annenkwartier. [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] hebben naar het oordeel van de Afdeling geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding geven voor het oordeel dat de deelraad deze keuze niet in redelijkheid heeft kunnen maken.

10. [appellante sub 1] en anderen voeren voorts aan dat tijdens de presentatie van het Coalitieproject 1012 in 2008 herhaaldelijk is gecommuniceerd dat de raamprostitutie in de zijstraten niet hoeft te verdwijnen. Zij betogen dat zij ten tijde van de aankoop van hun panden daarvan zijn uitgegaan en achten afwijking van hetgeen toentertijd is gecommuniceerd in strijd met de rechtszekerheid. [appellante sub 1] en anderen betogen verder dat voor de vaststelling van het plan ten onrechte niet als uitgangspunt is gehanteerd het beleid dat raambordelen als zodanig worden bestemd, maar dat uitbreiding daarvan niet langer is toegestaan. In dit verband wijzen zij erop dat de deelraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Burgwallen" in 2005 wel dit beleid als uitgangspunt heeft gehanteerd. Zij achten afwijking daarvan, korte tijd na de vaststelling van het bestemmingsplan "Burgwallen", eveneens in strijd met de rechtszekerheid.

10.1. De Afdeling overweegt dat de keuze van de deelraad om raamprostitutie niet als zodanig te bestemmen in de panden van [appellante sub 1] en anderen in overeenstemming is met het beleid in de Strategienota dat raamprostitutie in postcodegebied 1012 nog slechts aan de Oudezijds Achterburgwal, inclusief zijstraten, en de Oude Nieuwstraat en omgeving mag worden geconcentreerd, maar niet buiten deze zones. De omstandigheid dat ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan "Burgwallen" in 2005 en ten tijde van de presentatie van het Coalitieproject 1012 in 2008 ander beleid gold, laat onverlet dat de deelraad voor de vaststelling van het voorliggende plan het in 2009 vastgestelde beleid in de Strategienota als uitgangspunt heeft kunnen hanteren. Daarbij is van belang dat de deelraad op grond van gewijzigde inzichten zijn beleid kan wijzigen. In dit geval houdt het gewijzigd inzicht van de deelraad in dat het tot 2009 gehanteerde beleid dat was gericht op het als zodanig bestemmen van bestaande raambordelen, het tegengaan van uitbreiding daarvan en het verbeteren van de leefbaarheid met veel aandacht voor toezicht en handhaving, niet kan leiden tot een herstel van onder meer de functiebalans in het gebied. De Afdeling ziet niet in dat de deelraad zich niet in redelijkheid op dit gewijzigde standpunt heeft kunnen stellen. Strijd met de rechtszekerheid doet zich niet voor.

11. [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] betogen dat de deelraad met de vaststelling van het plan heeft miskend dat de vestiging en exploitatie van seksinrichtingen met de opheffing van het bordeelverbod op 1 oktober 2000 zijn gelegaliseerd.

11.1. De Afdeling overweegt dat de opheffing van het bordeelverbod de bevoegdheid van de deelraad onverlet laat op grond van gewijzigde inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vast te stellen. De opheffing van het bordeelverbod brengt niet met zich dat die gewijzigde inzichten niet kunnen inhouden dat raambordelen moeten verdwijnen. Dit betoog faalt.

Belangen van prostituees

12. [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] betogen dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de prostituees die als gevolg van het verdwijnen van raambordelen in postcodegebied 1012 hun werkzaamheden niet langer in dit gebied kunnen uitoefenen.

12.1. In hetgeen is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de deelraad aan het belang bij de realisering van het plan niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen dan aan de belangen van de prostituees bij het behoud van alle raambordelen in postcodegebied 1012. De deelraad heeft daarbij van belang kunnen achten dat de prostituees die werkzaam zijn in de thans nog actieve raambordelen tijd hebben om te zoeken naar een andere werkplek, omdat de bestemmingen in het plan niet alle van de één op de andere dag zullen worden verwezenlijkt.

Globaliteit

13. [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] betogen verder dat aan de percelen die zijn opgenomen in het plan ten onrechte een globale bestemming is toegekend die verschillende functies mogelijk maakt.

13.1. De planregeling laat verschillende functies toe, zoals wonen, kantoren, voorzieningen, galeries, detailhandel en bedrijven. De deelraad heeft in beginsel beleidsvrijheid om de mate van gedetailleerdheid van het plan te bepalen. Uit de plantoelichting volgt dat in alle panden met een prostitutiefunctie diverse functies mogelijk worden gemaakt ten behoeve van het herstel van de functiebalans en een verbetering van het vestigingsklimaat in het gebied. Gelet hierop en gezien de ligging van de panden in het binnenstedelijke gebied is de Afdeling van oordeel dat voldoende is gemotiveerd dat een globale bestemming voor de in het plan aan de orde zijnde percelen de voorkeur heeft. [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] hebben niet aannemelijk gemaakt dat hun belangen door de toekenning van een ruime bestemmingsregeling worden geschaad. Dit betoog faalt.

Horeca

14. [appellant sub 3] en anderen betogen verder dat het mogelijk maken van een horecafunctie in de panden aan het Oudekerksplein niet valt te rijmen met de stellingname van de deelraad dat het woon- en leefklimaat in postcodegebied 1012 onder druk staat en verbetering behoeft. Zij achten het plan om deze reden innerlijk tegenstrijdig.

14.1. In de plantoelichting staat met een verwijzing naar de Strategienota dat de geconstateerde disbalans in postcodegebied 1012 deels wordt gevoed door de grote hoeveelheid en relatief kwaliteitsarme horeca. De primaire doelstelling is dan ook om een verbetering te bewerkstelligen van bestaande horeca. Het toevoegen van extra horeca is in principe niet aan de orde in het postcodegebied, tenzij het nieuwe concept in belangrijke mate kan bijdragen aan de transformatie van het gebied. Uitzondering hierop vormt het gebied op en rond het Oudekerksplein.

Wat betreft het Oudekerksplein staat in de plantoelichting dat met het oog op de diversiteit van het plan ongeveer een derde van de 30 aanwezige panden mag worden ingevuld met horeca. Vermeld is dat in zes panden reeds horeca aanwezig is en dat, gelet hierop, een toename van drie horecavestigingen redelijk is.

14.2. De deelraad heeft horeca door een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. De deelraad stelt zich op het standpunt dat toekenning bij recht van ruime mogelijkheden voor horeca niet wenselijk is, gelet op de geconstateerde disbalans in postcodegebied 1012. Hij stelt verder dat de wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid biedt nader af te wegen of een horecagelegenheid verenigbaar is met het doel dat is gericht op behoud en versterking van een goed woon- en leefklimaat rond het Oudekerksplein. [appellant sub 3] en anderen hebben naar het oordeel van de Afdeling geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven voor het oordeel dat uitbreiding van horeca aan het Oudekerksplein met maximaal drie vestigingen, leidt tot een ernstige verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse. De Afdeling is derhalve van oordeel dat de deelraad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet op voorhand ervan uit hoeft te worden gegaan dat horeca zich niet verdraagt met de realisering van een goed woon- en leefklimaat.

Parkeren

15. [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] betogen dat ten onrechte niet inzichtelijk is gemaakt dat het mogelijk maken van de kantoorfunctie niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk. [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] voeren aan dat het plan wat betreft het aspect parkeren ook niet voldoet aan artikel 2.5.30 van de Bouwverordening 2003 van de gemeente Amsterdam (hierna: de Bouwverordening) dat bij gebouwen parkeerruimte moet worden gerealiseerd.

15.1. Ingevolge artikel 1.3 van de Bouwverordening geldt voor de toepassing van deze verordening de volgende, op de bij deze verordening behorende kaart aangegeven, indeling van de gemeente:

Zone A, begrensd door: Prins Hendrikkade, Geldersekade, Nieuwmarkt, Kloveniersburgwal, Halvemaansteeg, Rembrandtplein, Reguliersdwarsstraat, Koningsplein en Singel;

[…].

Ingevolge artikel 2.5.30, eerste lid, mag, indien een gebouw is gelegen in een zone of gedeelte van een zone als bedoeld in art. 1.3, die door de gemeenteraad is aangewezen als goed bereikbaar per openbaar vervoer - voorzover de omvang of de bestemming van het gebouw ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's daartoe aanleiding geeft - in beperkte mate parkeerruimte worden aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte moet in overeenstemming zijn met het voor de desbetreffende zone door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde parkeerbeleid.

Ingevolge het tweede lid moet, indien een gebouw is gelegen in een ander deel van de gemeente dan wordt bedoeld in het eerste lid, en de omvang of de bestemming van het gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of het stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.

15.2. Vaststaat dat de in het plangebied gelegen panden zijn gelegen in Zone A als bedoeld in de Bouwverordening. Uit artikel 2.5.30 van de Bouwverordening volgt niet - anders dan [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] betogen - dat bij gebouwen in dit gebied parkeerruimte moet worden gerealiseerd, zulks in verband met de goede bereikbaarheid per openbaar vervoer. Gelet hierop faalt het betoog dat sprake is van strijd met artikel 2.5.30 van de Bouwverordening.

15.3. Met betrekking tot het aspect parkeren stelt de deelraad voorts dat de parkeerdruk in de binnenstad hoog is en dat bewoners en bedrijven binnen de geldende kaders in aanmerking kunnen komen voor een parkeervergunning. Vergunninghouders mogen ook in de Plantagebuurt buiten de binnenstad parkeren waar in de regel altijd een parkeerplaats beschikbaar is, aldus de deelraad. Verder wijst hij erop dat bezoekers, bewoners en ondernemers gebruik kunnen maken van de openbare parkeergarages in en rond de oostelijke binnenstad. Naar het oordeel van de Afdeling is niet aannemelijk gemaakt dat het plan desondanks zal leiden tot een aanzienlijke verhoging van de parkeerdruk in de binnenstad. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het gebied goed bereikbaar is per openbaar vervoer.

Monumentale status van panden

16. [appellant sub 3] en anderen wijzen erop dat de prostitutiepanden aan de Enge Kerksteeg 1, de Oude Kerksteeg 34 en het Oudekerksplein 36 een monumentale status hebben. De monumentale status staat volgens hen eraan in de weg dat deze panden worden verbouwd ten behoeve van een functie die het plan mogelijk maakt. Ten onrechte is met deze omstandigheid geen rekening gehouden, aldus [appellant sub 3] en anderen.

16.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat bestaat uit het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waarop het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

16.2. Gelet op het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo, zal de eigenaar van een pand met een monumentale status, voorafgaand aan een verbouwing van dat pand, moeten beschikken over een omgevingsvergunning. De deelraad stelt terecht dat dit echter niet met zich brengt dat weinig mogelijkheden resteren om deze panden te verbouwen met het oog op een functiewijziging. Het betoog faalt.

Economische en financiële uitvoerbaarheid

17. [appellante sub 1] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] betogen dat moet worden gevreesd voor leegstand en verloedering van panden. Zij voeren aan dat de functiewijziging waar het plan toe noopt geen rendabele exploitatie mogelijk maakt van panden die nu als raambordeel worden geëxploiteerd. Reeds aangekochte panden aan het Oudekerksplein 4, 22, 26 en 30 staan volgens [appellanten sub 2] en [appellant sub 3] al geruime tijd leeg. [appellante sub 1] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] wijzen er ook op dat woningbouwcorporatie De Key - één van de samenwerkingspartners van de gemeente - zich reeds uit het project 1012 heeft teruggetrokken. Zij achten aannemelijk dat meer samenwerkingspartners van de gemeente zich zullen terugtrekken vanwege het lage rendement dat met het project kan worden behaald. [appellanten sub 2] en [appellant sub 3] en anderen wijzen er verder op dat de economische crisis naar verwachting nog minstens vijf jaar zal duren.

Met betrekking tot de kantoorfunctie die mogelijk wordt gemaakt, voeren [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] aan dat dat veel kantoorruimte in Amsterdam leeg staat en dat geen behoefte bestaat aan nieuwe kantoorruimte.

17.1. De deelraad stelt dat niet direct na de aankoop en transformatie van de raambordelen rendement zal kunnen worden behaald. Dit zal volgens hem pas mogelijk zijn op het moment dat alle raambordelen in het gebied zullen zijn gesloten, de functiebalans in het gebied daadwerkelijk is hersteld en bewoners en bedrijven weer bereid zullen zijn zich te vestigen in de desbetreffende delen van de historische binnenstad. Gelet hierop zullen de panden, aldus de deelraad, voorafgaand aan de definitieve invulling van functies veelal op tijdelijke basis worden verhuurd. Hij stelt dat dit, rekening houdend met de staat van de raambordelen die worden gesloten, gebeurt tegen marktconforme huurprijzen. De deelraad stelt verder dat de diverse functies die het plan in voormalige raambordelen mogelijk maakt, zoals wonen, kantoren, voorzieningen, galeries, detailhandel en bedrijven, op de langere termijn - zij het binnen de planperiode van tien jaar - voldoende mogelijkheden bieden voor een rendabele exploitatie van de panden die nu als raambordeel worden geëxploiteerd. De Afdeling acht niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. De omstandigheid dat veel kantoorruimte in Amsterdam leeg staat leidt niet tot een ander oordeel. Hierbij wordt in aanmerking genomen de onweersproken verklaring van de deelraad ter zitting dat de leegstand van kantoorruimte zich met name voordoet op kantoorterreinen buiten de Amsterdamse binnenstad. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat het plan in voormalige raambordelen ook diverse andere functies mogelijk maakt.

Met betrekking tot de vrees dat samenwerkingspartners van de gemeente zich uit het project zullen terugtrekken, stelt de deelraad dat dit vanwege de huidige economische crisis en de maatregelen van het kabinet, niet kan worden uitgesloten. Dit laat volgens hem de mogelijkheid onverlet van samenwerking met andere partners dan de partners waarmee de gemeente thans samenwerking beoogt. In het geval onverhoopt met geen enkele partner privaatrechtelijke overeenstemming kan worden bereikt over herontwikkeling van de panden, zal de gemeente deze zelf minnelijk verwerven, deze enige tijd beheren en op een later moment verkopen of de gronden in erfpacht uitgeven, aldus de deelraad. Hij stelt dat niet hoeft te worden verwacht dat de huidige economische omstandigheden blijvend eraan in de weg zullen staan dat zich voor verwerving dan wel uitgifte in erfpacht geen gegadigden zullen aandienen. De Afdeling overweegt dat geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die aannemelijk maken dat dit onjuist is. Daarin wordt derhalve geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de deelraad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet uitvoerbaar is.

18. [appellante sub 1] en anderen betogen voorts dat het gebruik van hun panden voor raamprostitutie ten onrechte onder het overgangsrecht is gebracht. Hiertoe voeren zij aan dat nog niet vaststaat dat het gebruik van panden als raambordeel daadwerkelijk overal in het plangebied zal worden beëindigd. In dit verband wijzen zij erop dat in de notulen van de inspraakbijeenkomst van 16 juni 2011 over het concept ontwerpbestemmingsplan is aangegeven dat is gekozen voor een fasering van het Coalitieproject 1012, dat het project op bepaalde momenten zal worden geëvalueerd waarbij zal worden bezien of het project doorgang moet vinden en dat de eerste evaluatie pas enkele jaren na de vaststelling van het plan zal plaatsvinden.

18.1. De deelraad stelt dat de in het voorliggende plan opgenomen bestemmingen binnen de planperiode zullen worden verwezenlijkt. Dat in de notulen van de inspraakbijeenkomst van 16 juni 2011 over het concept ontwerpbestemmingsplan een passage is vermeld die anderszins kan doen vermoeden, geeft geen aanleiding hieraan te twijfelen. Daarbij is van belang dat de inspraakfase geen onderdeel uitmaakt van de in de Wro en het Bro geregelde bestemmingsplanprocedure, maar daaraan voorafgaat. De Afdeling is niet gebleken dat de desbetreffende passage in de aan het plan ten grondslag liggende stukken is herhaald, zodat de stelling van de deelraad kan worden gevolgd dat hij die passage in de notulen niet onderschrijft.

19. [appellante sub 1] en anderen, [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellanten sub 7] en [appellant sub 6] betogen dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet is verzekerd. Zij voeren onder meer aan dat uit de gelijknamige notities "Economische en financiële uitvoerbaarheid ontwerp-bestemmingsplan Herbestemmen raambordelen binnenstad" van Ecorys en Akro Consult van 21 februari 2012 volgt dat de kosten voor planschade en de verwerving van panden aanzienlijk hoger zullen zijn dan het bedrag dat hiervoor in de gemeentelijke begroting is opgenomen. [appellante sub 1] en anderen wijzen in dit verband ook op de bevindingen in het door hen overgelegde taxatierapport van Gloudemans van 28 mei 2013. Verder is betoogd dat uit de media en uit het onderzoeksrapport "Coalitieproject 1012, Grip op ambitie?" van de Rekenkamer Amsterdam van september 2011 blijkt dat de kosten van het plan hoger zijn dan het bedrag dat hiervoor in de gemeentelijke begroting is gereserveerd.

19.1. De deelraad stelt met verwijzing naar de plantoelichting en de notitie "Nadere Financiële onderbouwing bestemmingsplan Herbestemmen Raambordelen Binnenstad" dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan is verzekerd.

19.2. In de plantoelichting staat dat voor 35 van de 62 panden waar raamprostitutie op grond van het voorliggende plan moet worden beëindigd, geldt dat de prostitutiefunctie ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan reeds was beëindigd. Omdat de gerealiseerde functiewijziging in die panden reeds overeenkomt met de planregels van het voorliggende plan en de financiële afwikkeling van die functiewijziging is afgerond, zijn deze panden in het onderzoek naar de economische en financiële uitvoerbaarheid buiten beschouwing gelaten. Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan vond nog in 30 panden raamprostitutie plaats. Over de beëindiging van de prostitutiefunctie in drie panden is inmiddels met de desbetreffende eigenaren overeenstemming bereikt. Derhalve zijn ook deze panden in het onderzoek naar de economische en financiële uitvoerbaarheid buiten beschouwing gelaten, aldus de plantoelichting. In het onderzoek is rekening gehouden met de kosten die zullen moeten worden gemaakt om een beëindiging te bewerkstelligen van de prostitutiefunctie in de resterende 27 panden.

In de plantoelichting staat dat verschillende scenario’s zijn uitgewerkt waarmee de beoogde functiewijziging kan worden gerealiseerd:

1. zelfrealisatie van de nieuwe bestemming door de huidige eigenaren;

2. minnelijke verwerving van panden door de gemeente en haar partners door middel van uitruil;

3. minnelijke verwerving van panden door de gemeente, gevolgd door uitgifte in erfpacht aan een partner;

4. verwerving door middel van onteigening.

In de plantoelichting is per scenario beschreven met welke kosten rekening is gehouden.

Verder is in de plantoelichting toegelicht dat in het kader van de omvang van de door de gemeente in ieder scenario te maken kosten, naast de reeds opgedane (ruime) ervaringen en expertise, gebruik is gemaakt van diverse openbare bronnen. Met betrekking tot de kosteninventarisatie (dan wel te betalen schadeloosstellingen bij eventuele onteigening) zijn de volgende gegevens gebruikt, voor zover deze beschikbaar waren:

1. eigendomsgegevens;

2. (bouw)technische gegevens;

3. gebruiks- en exploitatiegegevens;

4. de gebruiksmogelijkheden van panden op grond van het vorige bestemmingsplan;

5. de gebruiksmogelijkheden van panden op grond van het voorliggende bestemmingsplan;

6. de Woz-waarden.

In de plantoelichting staat voorts dat de notitie "Nadere financiële onderbouwing bestemmingsplan Herbestemmen Raambordelen Binnenstad" van 27 juli 2012 is opgesteld. Deze notitie bevat een raming van de door de gemeente te maken planschadekosten, investeringen die verband houden met de beëindiging van de prostitutiefunctie van de 27 panden die nog als zodanig worden gebruikt alsmede schadeloosstellingen. De financiële uitvoerbaarheid is gedekt door een projectreserve en een voorziening ten behoeve van het plan. De financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan is daarmee verzekerd, aldus de conclusie in de plantoelichting.

19.3. Ingevolge artikel 3.1.6, aanhef en onder f, van het Bro, gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.

19.4. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financieel-economische uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de deelraad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.

19.5. De Afdeling heeft kennisgenomen van de niet volledig openbare versie van de notitie "Nadere financiële onderbouwing bestemmingsplan Herbestemmen Raambordelen Binnenstad" van 27 juli 2012 en stelt vast dat de kosten van het plan en het daarvoor beschikbare budget met elkaar in evenwicht zijn.

De deelraad heeft ter zitting toegelicht dat in de notities van Ecorys en Akro Consult is uitgegaan van onjuiste aannames, bijvoorbeeld wat betreft het feitelijk aantal weg te bestemmen ramen en het gehanteerde bruto aanvangsrendement. In het taxatierapport van Gloudemans is een planschadevergoeding geraamd voor de eigendommen en exploitatie van [appellante sub 1] en anderen. Hieromtrent heeft de deelraad ter zitting toegelicht dat verklaarbaar is dat de in dit rapport geraamde planschadevergoeding per raam hoger is dan het gemiddelde bedrag waarvan bij de vaststelling van het plan is uitgegaan, reeds omdat de raming in het rapport van Gloudemans betrekking heeft op de zeven meest rendabele panden in het plangebied.

De Afdeling overweegt voorts dat uit het onderzoeksrapport "Coalitieproject 1012, Grip op ambitie?" van de Rekenkamer Amsterdam van september 2011 niet zonder meer de conclusie volgt dat de kosten van het plan hoger zijn dan het bedrag dat hiervoor in de gemeentelijke begroting is gereserveerd. Aan berichtgeving in de media wat dit punt betreft gaat de Afdeling voorbij.

De deelraad heeft ter zitting voorts benadrukt dat voldoende middelen voorhanden zijn om alle kosten te betalen die zullen moeten worden gemaakt om een beëindiging te bewerkstelligen van de prostitutiefunctie in de aan de orde zijnde panden, ook indien de kosten hoger blijken te zijn dan waarvan bij de vaststelling van het plan is uitgegaan. Daarbij heeft de deelraad ter zitting verklaard dat zonodig kan worden geput uit de algemene reserve van de centrale stad. De Afdeling ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding hieraan te twijfelen. Het enkele betoog ter zitting dat niet vaststaat dat de raad van de centrale stad zal instemmen met een eventuele gedeeltelijke bekostiging uit de algemene reserve, is hiervoor onvoldoende.

Het voorgaande in aanmerking genomen ziet de Afdeling in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de deelraad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan dusdanige kosten met zich brengt dat dit niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.

20. [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] betogen voorts dat aannemelijk is dat tussen de gemeente Amsterdam en private samenwerkingspartners afspraken zijn gemaakt die, indien deze worden nagekomen, zullen leiden tot ongeoorloofde staatssteun. Hiertoe stellen [appellanten sub 2] en [appellant sub 3] en anderen dat uit een e-mail van 10 augustus 2007 van de advocaat van N.V. Stadsgoed aan de toenmalige advocaat van de gemeente Amsterdam over de aankoop van de zogenoemde Geerts-panden door N.V. Stadsgoed met een financiële verstrekking van de gemeente, blijkt dat de desbetreffende financiële verstrekking als staatssteun moest worden aangemerkt. Volgens hen valt niet in te zien waarom dergelijke verstrekkingen die zullen worden gedaan in het kader van de minnelijke verwerving van andere panden waar het voorliggende plan betrekking op heeft, niet als staatssteun zullen hoeven worden aangemerkt

20.1. De deelraad stelt dat in geval van verwerving van panden door één van haar samenwerkingspartners het desbetreffende pand zal worden getaxeerd met en zonder prostitutiefunctie. De aldus mede door een onafhankelijke taxateur bepaalde planschade zal door de gemeente aan de samenwerkingspartner worden vergoed. De Afdeling ziet in hetgeen [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] hebben aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de door de gemeente te verstrekken vergoedingen meer zouden omvatten dan een vergoeding van planschade. Reeds hierom bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de deelraad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het bestemmingsplan niet uitvoerbaar is vanwege door de gemeente aan private samenwerkingspartners toegezegde bedragen voor planschade.

Herhalen en inlassen zienswijzen

21. Voor zover [appellante sub 1] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] in hun beroepschrift voor het overige hebben verwezen naar de inhoud van hun zienswijzen, overweegt de Afdeling dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellante sub 1] en anderen, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] hebben in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit in zoverre onjuist is.

Overig

22. In de enkele stelling van [appellant sub 9] en [appellante sub 8] dat de vaststelling van het plan ertoe zou kunnen leiden dat de Amsterdamse grachtengordel haar plaatsing op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO verliest, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de deelraad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. De Afdeling ziet evenmin aanleiding voor dit oordeel in het niet nader onderbouwde standpunt van [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellanten sub 7] dat onvoldoende rekening is gehouden met de afstandseisen als bedoeld in de Wet milieubeheer, de Wabo en het Activiteitenbesluit milieubeheer die gelden voor het toestaan van inrichtingen.

Conclusie

23. De beroepen van [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellant sub 6] en [appellanten sub 7] zijn, voor zover ontvankelijk, ongegrond. De beroepen van [appellante sub 1] en anderen, [appellanten sub 2], [appellant sub 3] en anderen [appellante sub 8] en andere en [appellant sub 9] zijn ongegrond.

Proceskosten

24. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, [appellant sub 6] en [appellanten sub 7] niet-ontvankelijk voor zover deze zijn gericht tegen het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan;

II. verklaart de beroepen onder I voor het overige en de overige beroepen geheel ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Priem
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013

646.