Uitspraak 201301213/1/A4


Volledige tekst

201301213/1/A4.
Datum uitspraak: 10 juli 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Arcen, gemeente Venlo,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 21 januari 2013 in zaak nr. 12/620 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Venlo.

Procesverloop

[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Bij uitspraak van 21 januari 2013 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het beroep kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2013, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Ingevolge het derde lid wordt onder een aanvraag verstaan een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen.

Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.

Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is.

Ingevolge artikel 8:1 kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

2. In deze procedure ligt uitsluitend de vraag voor of de rechtbank zich terecht onbevoegd heeft verklaard van het beroep kennis te nemen. De stellingen van [appellant] over de Nationale ombudsman en de gemeentelijke klachtencommissie worden daarom in deze uitspraak buiten bespreking gelaten.

3. [appellant] heeft het college bij e-mailberichten van 12 en 13 februari 2012 verzocht een aansluiting van zijn perceel op het gemeentelijk riool te realiseren en daartoe een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb te nemen.

Het college heeft bij brief van 10 april 2012 te kennen gegeven geen besluit te kunnen nemen. Volgens het college gaat het hier slechts om een verzoek om een feitelijke handeling en is er geen publiekrechtelijke bepaling aan te wijzen op grond waarvan het een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb kan nemen op het verzoek van [appellant].

Bij brief van 16 april 2012 heeft [appellant] het college in gebreke gesteld tijdig een besluit te nemen.

[appellant] heeft tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek beroep ingesteld.

4. De rechtbank heeft overwogen dat de verzoeken van 12 en 13 februari 2012 niet kunnen worden aangemerkt als een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek van [appellant] een verzoek tot het verrichten van een feitelijke handeling en kan het college vanwege het ontbreken van een publiekrechtelijke grondslag geen besluit nemen op het verzoek. Volgens de rechtbank mist het bepaalde in artikel 6:2, aanhef en onder b, gelezen in verbinding met artikel 6:12, tweede lid, van de Awb derhalve toepassing. De rechtbank heeft zich gelet hierop onbevoegd verklaard van het beroep kennis te nemen.

4.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bevoegd is een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb te nemen op zijn aanvraag. Hiertoe voert hij aan dat uit zijn aanvraag van 13 februari 2012 duidelijk blijkt dat hij heeft beoogd dat het college een voor beroep vatbaar besluit zou nemen.

4.2. Een verzoek van een belanghebbende kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, indien het bestuursorgaan is verzocht om een schriftelijke beslissing, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, te nemen. Het college beschikt ter zake van het aansluiten van het perceel op het gemeentelijke riool niet over een bevoegdheid tot het nemen van een op rechtsgevolg gerichte beslissing en heeft derhalve geen bevoegdheid tot het nemen van een besluit. Ook de door [appellant] genoemde Verordening rioolheffing 2012 geeft die bevoegdheid niet. De rechtbank heeft dan ook terecht geconcludeerd dat het college ter zake geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb kon nemen en dat de verzoeken van [appellant] van 12 en 13 februari 2012 geen aanvraag zijn als bedoeld in het derde lid van dat artikel. Dat [appellant] wel beoogd heeft dat een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb zou worden genomen, doet er niet aan af dat een publiekrechtelijke grondslag daarvoor ontbreekt en leidt derhalve niet tot een ander oordeel. Het beroep van [appellant] op het vertrouwensbeginsel leidt, wat daar ook van zij, om dezelfde reden evenmin tot een ander oordeel.

Gelet op het voorgaande doet zich hier niet een met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit voor. Nu ingevolge

artikel 8:1 van de Awb uitsluitend beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat zij onbevoegd was van het beroep kennis te nemen.

Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.

w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013

457-784.