Uitspraak 201207118/1/A2


Volledige tekst

201207118/1/A2.
Datum uitspraak: 27 februari 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Venlo,

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 juni 2012 in zaak nr. 11/1741 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Venlo.

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2010 heeft de burgemeester een verzoek van [appellant] om nadeelcompensatie afgewezen.

Bij besluit van 16 november 2011 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, voor zover aan de afwijzing van het verzoek ten grondslag is gelegd dat [appellant] niet binnen de invloedssfeer van coffeeshops zou wonen. Het bezwaar is voor het overige opnieuw ongegrond verklaard onder aanvulling van de motivering.

Bij uitspraak van 13 juni 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2013, waar [appellant], vergezeld door V.H. van den Ham, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. C.H.J.M. Michels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij besluiten van 16 juli 2004 heeft de burgemeester vergunningen verleend voor de exploitatie van twee coffeeshops in het pand aan de Bevrijdingsweg 16 te Venlo.

2. [appellant] is sinds 1980 eigenaar van de woning aan de [locatie] te Venlo. Hij stelt dat de exploitatie van de coffeeshops tot een waardedaling van zijn woning van ten minste € 47.058,00 heeft geleid.

3. De burgemeester heeft aan de afwijzing van het verzoek het advies van 1 november 2011 van Tog Nederland Zuid B.V. ten grondslag gelegd. In dat advies is de waarde van de woning direct voor het verlenen van de exploitatievergunningen vastgesteld op € 350.000,00 en direct hierna, op grond van de daadwerkelijke ruimtelijke invloed van deze vergunningen, op € 345.000,00. De geleden schade van € 5000,00 valt binnen het normaal maatschappelijk risico van [appellant].

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester niet het advies aan zijn besluit van 16 november 2011 ten grondslag mocht leggen. Het advies is onzorgvuldig en met onvoldoende kennis van zaken over de huidige situatie met overlast als gevolg van de coffeeshops en de situatie in het verleden tot stand gekomen. Voorts stelt hij dat de waardedaling van de woning buiten het normaal maatschappelijk risico valt en voor volledige vergoeding in aanmerking dient te komen. Ook wijst hij op de uitspraak van de Afdeling van 17 juni 2009 in zaak 200807381/1/H2. In die zaak heeft de Afdeling aan de eigenaar van de woning aan de Bevrijdingsweg 32 te Venlo € 10.000,00 aan nadeelcompensatie toegekend.

4.1. Indien uit het advies op objectieve en duidelijke wijze blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies zonder nadere toelichting niet onbegrijpelijk zijn, mag de burgemeester in beginsel van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht.

4.2. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de in het advies opgenomen taxaties van de woning niet deugdelijk zijn. In de door [appellant] overgelegde taxatie is geen vergelijking gemaakt tussen de waarde van de woning voor en na het verlenen van de exploitatievergunningen en is derhalve de door hem gestelde schade als gevolg van de aanwezigheid van de coffeeshops niet inzichtelijk gemaakt.

Voor zover hij stelt dat door Tog Nederland Zuid B.V. ingeschakelde taxateur onvoldoende bekend is met de situatie ter plaatse en het advies daarom ondeugdelijk zou zijn, treft dit geen doel. Deze enkele stelling is onvoldoende om aan de kennis en kunde van de taxateur te twijfelen en voorts voor het oordeel dat de burgemeester het advies niet aan zijn besluit van 16 november 2011 ten grondslag mocht leggen. Ook overigens heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de in het advies gemaakte vergelijking tussen de oude en de nieuwe situatie op ontoereikende gegevens is gebaseerd.

4.3. [appellant] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de burgemeester zich in navolging van het advies ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door hem geleden schade van € 5000,00 binnen zijn normaal maatschappelijk risico valt.

In het kader van zijn verzoek om nadeelcompensatie heeft [appellant] alleen aanspraak op vergoeding van onevenredige, dat wil zeggen buiten het normaal maatschappelijk risico vallende schade. Hoe groot het normaal maatschappelijk risico is, moet worden bepaald met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang kunnen hierbij onder meer zijn de aard van de overheidshandeling en de aard en de omvang van de toegebrachte schade.

Anders dan [appellant] betoogt, volgt uit de uitspraak van 17 juni 2009 niet dat de waardevermindering van de woning als gevolg van de vestiging van de coffeeshops schade volledig dient te worden vergoed. Uit de uitspraak volgt dat schade als gevolg van de verkeersaantrekkende werking door de vestiging van de coffeeshops dicht bij de Duitse grens voor een deel buiten het normaal maatschappelijk risico valt en voor dat deel voor vergoeding in aanmerking komt. Uit het advies valt af te leiden dat de verkeersaantrekkende werking van de coffeeshops niet aantoonbaar tot een toename van het totaal aantal voertuigen ten hoogte van de woning van [appellant] aan de Bevrijdingsweg tussen de Auxiliatrixweg en Declarantenweg heeft geleid. De waardevermindering wordt dan ook het gevolg geacht van de toename van aan coffeeshops inherente vormen van overlast, zoals geluidsoverlast en het zich hinderlijk ophouden in de omgeving van de coffeeshops, zonder dat sprake is van criminaliteit of orde verstorende gedragingen.

Voor de vaststelling dat de waardevermindering binnen het normaal maatschappelijk risico van [appellant] valt, is in het advies aansluiting gezocht bij artikel 6.2, tweede lid, aanhef en onder b van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dat voorschrijft dat van schade in de vorm van vermindering van de waarde van een onroerende zaak in ieder geval een gedeelte gelijk aan twee procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade voor rekening van de aanvrager blijft. De Afdeling is van oordeel dat de burgemeester in navolging van het advies aansluiting heeft kunnen zoeken bij de in artikel 6.2 Wro neergelegde ondergrens voor de bepaling van de vergoedbaarheid van de schade, nu ook dat stelsel berust op het beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten en de aard van de toegebrachte schade overeenkomstig is. Voorts wordt in aanmerking genomen dat [appellant] geen gegevens heeft verschaft en ook overigens geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd voor het oordeel dat de burgemeester in zijn geval niet twee procent als ondergrens mocht hanteren voor de bepaling van de vergoedbaarheid van de schade.

Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van staat.

w.g. Van Altena w.g. Planken
Voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2013

299.