Uitspraak 200702603/1


Volledige tekst

200702603/1.
Datum uitspraak: 20 augustus 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellanten sub 1], beiden wonend te [woonplaats],
2. [appellante sub 2], gevestigd te [woonplaats],
3. [appellant sub 3] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
4. [appellant sub 4], wonend te [woonplaats],
5. de vereniging Burger Belang Gestel, gevestigd te Sint-Michielsgestel en de vereniging Vereniging tot behoud van het Groene Hart van Brabant, gevestigd te Boxtel,
6. de vereniging Vereniging tot behoud van het Groene Hart van Brabant, gevestigd te Boxtel,
7. [appellanten sub 7], beiden wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 21 november 2006, kenmerk 1182811, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente
Sint-Michielsgestel (hierna: de raad) bij besluit van 2 maart 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Centrum Sint-Michielsgestel" (hierna: het plan).

Bij uitspraak van 20 maart 2007, no. 200700231/3, heeft de Afdeling dit besluit vernietigd.

Bij brief van 26 maart 2007, kenmerk 1255434/1281944, heeft het college medegedeeld dat het plan van rechtswege is goedgekeurd.

Hiertegen hebben [appellanten sub 1] (hierna: [appellant sub 1]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2007,[appellante sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2007, [appellant sub 3] en anderen (hierna: [appellanten sub 3]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2007, [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2007, de vereniging Burger Belang Gestel en de vereniging Vereniging tot behoud van het Groene Hart van Brabant (hierna: BB-Gestel) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 mei 2007, de vereniging Vereniging tot behoud van het Groene Hart van Brabant (hierna: de vereniging) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 mei 2007, en [appellanten sub 7] (hierna: [appellant sub 7]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 mei 2007, beroep ingesteld. De vereniging heeft haar beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 mei 2007.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. [appellant sub 1], [appellante sub 2], [appellanten sub 3] en [appellant sub 4] hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben de raad, [derde belanghebbende], de vereniging Bouwvereniging Huis en Erf, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hevo B.V. en Zorggroep Elde een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juni 2008, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te Rosmalen, [appellante sub 2], vertegenwoordigd door mr. M.P.A. Oogjen, advocaat te Woerden en ir. J.F.C. Kupers, werkzaam bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kupers & Niggebrugge B.V., [appellanten sub 3], in de persoon van [gemachtigde], [appellant sub 4], bijgestaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, advocaat te Waalre, BB-Gestel en de vereniging, beide vertegenwoordigd door [voorzitter] van de vereniging, en het college, vertegenwoordigd door mr. ing. J.H.M. van Cuyck, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Fransen, advocaat te Amsterdam, mr. J.C.M. Pommer, burgemeester, J.P. van Doorn-van Tuijl, wethouder, ing. N.G.M. Louwes, werkzaam bij RBOI, adviesbureau voor ruimtelijke beleid, ontwikkeling en inrichting, W. Drost, werkzaam bij Cauberg Huygen, Raadgevende ingenieurs B.V., de vereniging Bouwvereniging Huis en Erf, vertegenwoordigd door ir. P. Kleijne, [derde belanghebbende], de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hevo B.V., vertegenwoordigd door G. Ploeg en de Zorggroep Elde, vertegenwoordigd door mr. M.M.A.M. Knoops.

2. Overwegingen

Ontvankelijkheid

2.1. Het college en de raad stellen zich op het standpunt dat het beroep van de vereniging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien zij heeft verzuimd om gemotiveerde bedenkingen tegen het vastgestelde plan in te brengen bij het college.

2.1.1. Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), voor zover hier van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent goedkeuring van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de WRO, voor zover hier van belang, wordt voor de toepassing van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op een beroep als bedoeld in artikel 54, tweede lid, onder d, het inbrengen van bedenkingen overeenkomstig artikel 27, eerste lid, aangemerkt als het naar voren brengen van zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb.

Ingevolge artikel 6:13 van de Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb naar voren heeft gebracht.

2.1.2. Het vastgestelde plan is blijkens de kennisgeving met ingang van 14 april 2006 gedurende zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen bedenkingen konden worden ingebracht eindigde derhalve op 25 mei 2006. De vereniging heeft binnen deze termijn bij brief van 10 mei 2006, bij de provincie ingekomen op dezelfde dag, aangegeven bezwaren te hebben tegen het door de raad vastgestelde plan. Eerst na afloop van voormelde termijn, bij brieven van 30 mei 2006, 21 juni 2006 en 17 juli 2006, heeft de vereniging duidelijk gemaakt welke bezwaren dat zijn.

Het kenbaar maken van het hebben van niet nader aangeduide bezwaren is onvoldoende om bedenkingen in te brengen. In de term "bedenkingen" ligt immers een zekere motiveringseis besloten. De Afdeling ziet evenwel geen aanleiding om het beroep van de vereniging om deze reden niet-ontvankelijk te verklaren en overweegt daartoe het volgende. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Algemene wet bestuursrecht en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Algemene wet bestuursrecht in werking getreden. Indien een bestemmingsplan met de in afdeling 3.4 van de Awb neergelegde uniforme openbare voorbereidingsprocedure is voorbereid, zoals in het onderhavige geval, brengt het in artikel 3:2 van de Awb neergelegde zorgvuldigheidsbeginsel met zich dat de indiener van de binnen de wettelijke termijn ingebrachte niet nader aangeduide bezwaren onverwijld in de gelegenheid wordt gesteld om deze binnen twee weken van gronden te voorzien. Voor zover een termijn van niet langer dan twee weken wordt gegund om de niet nader aangeduide bezwaren van gronden te voorzien, is er geen gevaar dat de in artikel 28, tweede lid, van de WRO neergelegde beslistermijn omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan in gedrang komt.

Het college heeft het voorgaande niet onderkend en heeft de vereniging niet onverwijld in de gelegenheid gesteld om de door haar bij brief van 10 mei 2006 niet nader aangeduide bezwaren binnen twee weken van gronden te voorzien. Gelet hierop kan de vereniging redelijkerwijs niet worden verweten dat zij geen bedenkingen tegen het vastgestelde plan heeft ingebracht en kan de vereniging worden ontvangen in haar beroep.

Toetsingskader

2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb dient te worden onderzocht of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast dient er op toe te worden gezien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

Formele aspecten

2.3. Met betrekking tot het betoog van BB-Gestel, de vereniging, [appellanten sub 3] en [appellant sub 7] dat de goedkeuring van het plan van rechtswege reeds om die reden ertoe leidt dat niet zorgvuldig en gemotiveerd is beslist, wordt overwogen dat de wet zelf de gevolgen regelt die zijn verbonden aan de overschrijding door het college van de termijn om een besluit aan de raad toe te zenden. In dit geval is dat gevolg de goedkeuring van rechtswege van het plan. Het ontbreken van een inhoudelijke toetsing door het college is een rechtstreeks gevolg van deze wettelijke regeling. Het betoog kan daarom niet leiden tot vernietiging van de bestreden goedkeuring van rechtswege.

2.4. [appellant sub 4] betoogt dat aan het plan goedkeuring dient te worden onthouden, omdat in de kennisgeving van de terinzagelegging van het vastgestelde plan niet is vermeld op welke wijze bedenkingen naar voren kunnen worden gebracht.

2.4.1. Niet in geschil is dat de publicatie van 30 maart 2006 waarin kennis is gegeven van de terinzagelegging van het vastgestelde plan onjuistheden bevat en dat in een publicatie van 13 april 2006 opnieuw kennis is gegeven van de terinzagelegging van het vastgestelde plan. Niet is gebleken dat deze laatste kennisgeving niet voldoet aan de eisen die artikel 3:12 van de Awb daaraan stelt. Het betoog van [appellant sub 4] faalt.

2.5. [appellant sub 4] betoogt verder dat ten onrechte de stukken met betrekking tot verplaatsing van het gemeentehuis en met betrekking tot de financiële onderbouwing van het plan niet ter inzage hebben gelegen met het ontwerpplan en het vastgestelde plan.

2.5.1. Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb, wordt het ontwerpplan, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp, gedurende zes weken ter inzage gelegd.

Ingevolge artikel 26 van de WRO wordt ook het vastgestelde bestemmingsplan voor een periode van ten minste zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. De bestemmingsplanprocedure wordt gekenmerkt door een getrapt stelsel, waarbij het inbrengen van zienswijzen en bedenkingen in beginsel een vereiste is om beroep in te kunnen stellen. Teneinde de betrokkene in staat te stellen om tegen het plan, zoals dat door de gemeenteraad is vastgesteld, gemotiveerd bedenkingen bij het college te kunnen inbrengen, is vereist dat niet alleen het plan ter inzage wordt gelegd, doch tevens de daarop betrekking hebbende stukken.

2.5.2. Naar het oordeel van de Afdeling kunnen de stukken met betrekking tot een verplaatsing van het gemeentehuis niet geacht worden redelijkerwijs noodzakelijk te zijn voor de beoordeling van het plan. Hierbij acht de Afdeling van belang dat in de plantoelichting staat dat verplaatsing van het gemeentehuis mogelijk zal worden gemaakt in een afzonderlijk plan waarin alle belangen dienen te worden afgewogen en waartegen belanghebbenden rechtsmiddelen kunnen aanwenden.

Met betrekking tot de financiële onderbouwing van het plan overweegt de Afdeling dat in de plantoelichting staat dat een gemeenschappelijke grondexploitatie is opgesteld, waaruit blijkt dat het plan financieel uitvoerbaar is. De exacte cijfers zijn om redenen van geheimhouding niet openbaar gemaakt. [appellant sub 4] heeft ter zitting verklaard te begrijpen, dat niet alle cijfers bekend gemaakt kunnen worden. Hij zet echter met name een vraagteken bij de financiële uitvoerbaarheid, omdat er een discussie is geweest over een tekort van 1,9 miljoen euro. Ter zitting is van de zijde van de raad uiteengezet dat voor dit tekort dekking is en dat mogelijke extra kosten wegens vertraging door de gemeente zullen worden afgedekt. Gelet hierop is voldoende aannemelijk dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

2.6. [appellant sub 4] betoogt voorts dat ten onrechte na de vaststelling van het plan en de terinzagelegging daarvan nog onderzoek is gedaan naar de luchtkwaliteit. Uit dit onderzoek komen andere resultaten naar voren dan uit het eerdere onderzoek en nu hij niet in de gelegenheid is gesteld hierop in te gaan in zijn bedenkingen bij het college, is hij in zijn belangen geschaad.

2.6.1. Door RBOI, adviesbureau voor ruimtelijke beleid, ontwikkeling en inrichting (hierna: adviesbureau RBOI) is in het kader van de bestemmingsplanprocedure in opdracht van de raad een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Het luchtkwaliteitsrapport is opgenomen in bijlage 13 bij de toelichting op het plan. In bijlage 18 bij de toelichting op het plan is een nadere uitwerking van dit onderzoek opgenomen. De berekening van de luchtkwaliteit in het plangebied heeft plaatsgevonden met behulp van het rekenprogramma CAR II, versie 4.0.

In 2006 heeft adviesbureau RBOI opnieuw een luchtkwaliteitsrapport opgesteld (hierna: het tweede luchtkwaliteitsrapport). In dit onderzoek is de luchtkwaliteit in het plangebied berekend met het rekenprogramma CAR II, versie 5.0. Het college van burgemeester en wethouders heeft het tweede luchtkwaliteitsrapport bij brief van 26 september 2006, derhalve na het vaststellen van het plan en de terinzagelegging daarvan, aan het college doen toekomen.

2.6.2. Alhoewel het in beginsel ingevolge artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 primair de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur is om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan mede de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit te onderzoeken, staat deze bepaling, noch enige andere, er aan in de weg dat de raad alsnog resultaten van nader onderzoek overlegt, voorafgaand aan het besluit omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan. Het betoog van [appellant sub 4] dat de raad ten onrechte na de vaststelling van het plan onderzoek heeft laten doen faalt.

2.6.3. Uit de WRO noch enige andere wettelijke bepaling volgt dat het college in het algemeen gehouden is de indieners van bedenkingen, door toezending dan wel terinzagelegging, in kennis te stellen van stukken met betrekking tot het plan die na de terinzagelegging van het vastgestelde plan nog aan hem worden toegezonden. Onder omstandigheden kan echter uit het oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding aanleiding bestaan de indieners van bedenkingen in kennis te stellen van dergelijke nadere stukken en hun de gelegenheid te bieden hierop te reageren. In dit geval stelt de Afdeling vast dat het tweede luchtkwaliteitsrapport andere uitkomsten bevat dan het eerdere luchtkwaliteitsrapport met de nadere uitwerking. Voorts heeft de raad het plan op basis van de uitkomsten van het eerdere luchtkwaliteitsonderzoek vastgesteld met toepassing van artikel 7, derde lid, onder b, van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk 2005), terwijl de raad zich naar aanleiding van het tweede luchtkwaliteitsonderzoek op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval sprake is van een situatie, waarin aan artikel 7, derde lid, onder a, van het Blk 2005 toepassing kan worden gegeven. Gelet hierop kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden gesproken van slechts een nadere aanvulling op het eerdere rapport.

2.6.4. Gelet op het voorgaande lag het naar het oordeel van de Afdeling in de rede het tweede luchtkwaliteitrapport ter inzage te leggen dan wel aan de indieners van bedenkingen toe te zenden en hun in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Nu het college een en ander heeft nagelaten, is de goedkeuring van rechtswege in zoverre in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.

Het plan

2.7. Met het plan wordt onder meer beoogd de herontwikkeling van het westelijk gedeelte van het centrum van Sint-Michielsgestel mogelijk te maken. Daartoe voorziet het plan in de nieuwbouw van woningen, winkelpanden, parkeerplaatsen en de verlegging van de Schijndelseweg.

Luchtkwaliteit

2.8. [appellant sub 4] en [appellant sub 1] betogen dat het plan in strijd is met het Blk 2005.

[appellant sub 4] voert in dit verband aan dat in het onderzoek ten onrechte niet wordt uitgegaan van de maximale planologische invulling, ten gevolge waarvan de te verwachten verkeersintensiteiten zijn onderschat. Tevens is volgens hem onduidelijk wat de omvang en begrenzing van het gebied is waarvoor een overschrijding is vastgesteld. Voorts stelt hij dat ten onrechte rekening is gehouden met verkeersmaatregelen die geen rechtstreeks gevolg van het plan zijn en dat de uitvoering van deze maatregelen niet zeker is.

[appellant sub 1] voert in dit verband aan dat ter plaatse van zijn woning het aantal overschrijdingen van het 24-uursgemiddelde aan fijnstof zal toenemen.

2.8.1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de op de plankaart voor "Centrumdoeleinden 1" aangewezen gronden bestemd voor:

a wonen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;

b kantoren;

c detailhandel op de begane grond;

d horeca in de categorie 1, 2 en 3 als bedoeld in bijlage 2 van deze voorschriften al dan niet op de begane grond alsmede ten hoogste vier cafés al dan niet gecombineerd met een hiervoor bedoelde horecavoorziening op de begane grond;

e. partycentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "partycentrum toegestaan" op de plankaart;

f. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

g. maatschappelijke voorzieningen;

h. de instandhouding en bescherming van de op de plankaart als "rijksmonument" of "gemeentelijke monument" aangegeven gebouwen.

2.8.2. De Afdeling stelt vast dat artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften een groot aantal verschillende invullingen van de plandelen met de bestemming "Centrumdoeleinden 1" mogelijk maakt, terwijl hierin niet is voorzien in nadere voorschriften, die de mogelijke functies en functiewisselingen binnen deze bestemming reguleren. Voorts staat vast dat afhankelijk van de invulling van deze plandelen verschillende verkeersintensiteiten zullen optreden. Dit brengt mee dat aannemelijk moet zijn gemaakt dat de aannames over de te verwachten verkeersintensiteiten, zoals deze aan de luchtkwaliteitsonderzoeken ten grondslag zijn gelegd, representatief moeten zijn voor de maximale planologische mogelijkheden van de plandelen. In het deskundigenbericht staat hierover vermeld dat de bestemming "Centrumdoeleinden 1" een verdergaande invulling met detailhandel mogelijk maakt dan waarvan in de uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoeken is uitgegaan en dat een indicatieve berekening laat zien dat een groter aandeel van detailhandel binnen deze bestemming zal leiden tot een groter aantal verkeersbewegingen dan is aangenomen in de luchtkwaliteitsonderzoeken. Hieruit volgt dat niet inzichtelijk is of bij een representatief te achten maximale invulling van de betrokken plandelen de in het Blk 2005 genoemde grenswaarden in acht zijn genomen.

Tevens komt uit het tweede luchtkwaliteitsrapport niet duidelijk naar voren op welke punten binnen het plangebied de luchtkwaliteit is gemeten en berekend.

Gelet op het voorgaande is het plan in zoverre onzorgvuldig voorbereid. De overige argumenten binnen deze beroepsgrond behoeven derhalve geen bespreking.

Het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden 1"

2.9. [appellant sub 4] en [appellant sub 7] betogen dat ten onrechte van rechtswege goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden 1".

2.9.1. Hiertoe voert [appellant sub 4] aan dat het aan het plan ten grondslag liggende distributie-planologisch onderzoek ondeugdelijk is en dat het plan onvoldoende sturingsinstrumenten bevat, zodat het mogelijk is dat het gebied volledig wordt ingevuld door detailhandel of kantoren. Hij voert voorts aan dat de parkeerbalans niet deugdelijk is.

2.9.2. Door adviesbureau BRO is distributie-planologisch onderzoek verricht voor het dorpscentrum van Sint-Michielsgestel. Dit heeft geresulteerd in het rapport "Sint-Michielsgestel DPO Dorpscentrum" van 25 maart 2004 (hierna: het DPO). In het DPO is het winkelaanbod van de kern van Sint-Michielsgestel met ongeveer 10.500 inwoners afgezet tegen het winkelaanbod in vergelijkbare kernen met ongeveer tien tot vijftien duizend inwoners. Uit het DPO komt naar voren dat het totale programma voor het dorpscentrum op ruim 9.000 m² bruto vloeroppervlak wordt geraamd. In hetgeen [appellant sub 4] heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gezien voor het oordeel dat dit onderzoek zodanige onjuistheden bevat dan wel leemten in kennis vertoont dat de raad dit niet bij de vaststelling van het plan heeft kunnen betrekken.

2.9.3. Aan verscheidene gronden langs de Schijndelseweg, het Petrus Dondersplein, de Torenstraat en de Nieuwstraat is de bestemming "Centrumdoeleinden 1" toegekend. De gronden met deze bestemming beslaan in het plan ongeveer een oppervlakte van 19.000 m².

2.9.4. In zijn schriftelijke uiteenzetting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat het geenszins de bedoeling van de gemeente is om de oppervlakte van de gronden met de bestemming "Centrumdoeleinden 1" geheel te vullen met winkelfuncties. De gemeente wenst een ontwikkelingsruimte die is afgestemd op een ambitieuze invulling van het DPO. Daarnaast is een veelheid van functies binnen deze bestemming mogelijk en dient rekening te worden gehouden met de ruimte die binnen de bestemmingsvlakken wordt ingenomen door toegangen voor de bovengelegen bouwlagen, interne verkeersruimtes, ingangen van ondergrondse parkeergarages en bergingen voor de appartementen, aldus de raad.

2.9.5. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften, zoals weergegeven in overweging 2.8.1., zijn de binnen de bestemming "Centrumdoeleinden 1" opgenomen functies bij recht toegelaten en zijn voorts geen beperkingen gesteld aan de nieuwvestiging van de functies detailhandel, kantoren, dienstverlenende bedrijven of horecabedrijven in de categorie 1, 2, en 3. Derhalve heeft [appellant sub 4] terecht gesteld dat het plan het in zoverre mogelijk maakt dat het gehele gebied met de bestemming "Centrumdoeleinden 1" met een oppervlakte van ongeveer 19.000 m² door één functie wordt bestreken in plaats van de door raad voorgestane invulling met meerdere functies. Voorts heeft [appellant sub 4] terecht gesteld dat de structuur van het voorzieningenniveau in Sint-Michielsgestel hierdoor kan worden ontwricht en dat gelet hierop ten onrechte in het plan geen nadere voorschriften zijn opgenomen om functiewisseling binnen de bestemming "Centrumdoeleinden 1" te reguleren. Dat de raad dit niet beoogt en het door de raad genoemde sturingselement van gronduitgifte in combinatie met de adviezen van een branche-adviescommissie doen aan het bovenstaande niet af, nu hieraan geen bindende werking toekomt. Het plan is ook in zoverre onzorgvuldig voorbereid. Nu ook in de parkeerbalans ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan, is het aantal benodigde parkeerplaatsen voorts niet op zorgvuldige wijze berekend.

2.10. Voorts betoogt [appellant sub 4] dat de aan zijn percelen toegekende bouwhoogtes en bebouwingspercentages te laag zijn en dat ten onrechte niet is toegestaan dat hij ter plaatse appartementen opricht.

2.10.1. [appellant sub 4] is eigenaar van de percelen Petrus Dondersplein [nrs.] en Schildershof [nr.]. Deze gronden hebben de bestemming "Centrumdoeleinden 1" en de aanduidingen "gebied met wijzigingsbevoegdheid 3" en "p-partycentrum toegestaan". Voorts zijn aan de percelen verschillende aanduidingen met betrekking tot de bebouwingsmogelijkheden toegekend. De percelen hebben één groot bouwvlak, waarbinnen lijnen zijn aangebracht, die blijkens de uiteenzetting van de raad ter zitting, bedoeld zijn als hoogtedifferentiatielijnen. Deze lijnen zijn niet in het renvooi omschreven en tevens in de planvoorschriften niet van enige betekenis voorzien. Hieruit volgt dat aan deze lijnen op de plankaart geen betekenis toekomt, waardoor niet duidelijk is welke maximale bouwhoogtes ter plaatse van toepassing zijn. Het plan is in zoverre vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.

2.10.2. Voor zover [appellant sub 4] stelt dat de aan zijn percelen toegekende aanduiding "gesloten bebouwing" ten onrechte uitsluit dat ter plaatse gestapelde bebouwing wordt opgericht, overweegt de Afdeling, dat gelet op de in artikel 1, lid 42, van de planvoorschriften opgenomen definitie van gesloten bebouwing, deze aanduiding niet tot gevolg heeft dat ter plaatse geen gestapelde bebouwing mag worden opgericht. Dit betoog faalt.

2.11. [appellant sub 7] betoogt dat ten onrechte van rechtswege goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden 1" ter plaatse van de percelen kadastraal bekend nr. [...] en nr. [...]. Hiertoe voert hij aan dat de noodzaak tot het ontwikkelen van centrumfuncties ter plaatse ontbreekt. Door het toestaan van centrumfuncties en aanzienlijke bouwhoogtes achter zijn woning vreest hij voor een aantasting van zijn woon- en leefklimaat in de vorm van inbreuk op zijn privacy en vermindering van bezonning.

2.11.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de bouwmogelijkheden ter plaatse van de gronden grenzend aan de achtertuin van [appellant sub 7] zijn beperkt ten opzichte van het voorheen geldende plan, waardoor beter is gewaarborgd dat zich geen onevenredig nadelige effecten kunnen voordoen.

2.11.2. Met betrekking tot het betoog van [appellant sub 7] dat geen noodzaak bestaat tot het ontwikkelen van centrumfuncties achter zijn woning wordt het volgende overwogen.

In beginsel komt aan de raad een grote mate van vrijheid toe om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. In de ontwikkelingsvisie "Een nieuw dorpshart voor Sint-Michielsgestel" staat dat noch in functionele zin, noch in ruimtelijke zin in Sint-Michielsgestel een gebied te herkennen is waar sprake is van concentratie van voorzieningen in samenhang met een prettige dorpse ambiance. Voorliggend plan heeft als doel om een nieuw en levendig dorpshart voor de kern Sint-Michielsgestel te creëren. Nu de door de raad toegekende centrumfuncties hieraan kunnen bijdragen, is de goedkeuring van rechtswege in zoverre niet in strijd met de goede ruimtelijke ordening of het recht. Het betoog van [appellant sub 7] faalt in zoverre.

2.11.3. [appellant sub 7] is woonachtig op het perceel Nieuwstraat [nr.]. Dit perceel maakt deel uit van een bouwvlak met de bestemming "Centrumdoeleinden 1", waarbinnen ook de door [appellant sub 7] bestreden plandelen zijn gelegen. Op de plankaart zijn aan deze percelen aanduidingen toegekend. Op het perceel, kadastraal bekend [...], zijn de aanduidingen "7-maximale goothoogte", "11-maximale nokhoogte" en "100-bebouwingspercentage" aangebracht. Aan het perceel, kadastraal bekend nr. [...], welk perceel direct grenst aan het woonperceel van [appellant sub 7], zijn de aanduidingen "3-maximale goothoogte", "5-maximale nokhoogte" en "100-bebouwingspercentage" toegekend. Nu de op de plankaart tussen beide percelen getrokken streep noch in het renvooi noch in de planvoorschriften is opgenomen en verklaard is niet uitgesloten dat grenzend aan de achtertuin van [appellant sub 7] bebouwing wordt opgericht met een maximale goothoogte van 7 meter en een maximale nokhoogte van 11 meter. Dit is, anders dan de raad betoogt, niet een beperking van de bouwmogelijkheden uit het voorheen geldende plan. In het voorheen geldende plan "Petrus Dondersplein/Heesakkers e.o.", vastgesteld door de raad op 20 september 1990, had het perceel, kadastraal bekend nr. [...], anders dan [appellant sub 7] betoogt, de bestemming "Maatschappelijke doeleinden". Ook aan het perceel, kadastraal bekend nr. [...], was de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" toegekend. Uit de plankaart bij dat plan komt naar voren dat deze percelen deel uitmaakten van een groter bouwvlak dat voor 50% kon worden bebouwd en waarvoor een maximale goothoogte was vastgesteld van 6 meter. Nu uit het plan niet duidelijk wordt wat de maximale bouwhoogten zijn voor de door [appellant sub 7] bedoelde percelen, leidt dit tot het oordeel dat het door [appellant sub 7] bestreden plandeel in zoverre is vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.

De verplaatsing van de Schijndelseweg

2.12. [appellant sub 1] en [appellant sub 4] stellen dat het plan ten onrechte van rechtswege is goedgekeurd voor zover daarin de verlegging van de Schijndelseweg mogelijk is gemaakt.

[appellant sub 1] betoogt dat de verlegging van de weg niet noodzakelijk is, indien, zoals ook in de ontwikkelingsvisie voor het dorpscentrum

Sint-Michielsgestel is bepaald, ondergrondse parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Ten onrechte is daar volgens hem geen onderzoek naar gedaan. Tevens vrezen [appellant sub 1] en [appellant sub 4] door de verlegging van de Schijndelseweg een aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] in de vorm van geluidhinder. In dit verband voeren zij aan dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van onjuiste verkeersprognoses. [appellant sub 1] betoogt voorts dat er ten onrechte niet van wordt uitgegaan dat ter plaatse van zijn woning sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh).

[appellant sub 4] voert verder aan dat de rechtbank 's-Hertogenbosch de beslissing op bezwaar in de vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 van de WRO voor het verleggen van de Schijndelseweg reeds heeft vernietigd, maar dat daarbij niet al zijn bezwaren zijn behandeld.

2.12.1. Voorop staat dat de verleende vrijstelling op grond van artikel 19 van de WRO inzake de verlegging van de Schijndelseweg een aparte procedure betreft die thans niet ter discussie staat. De bezwaren van [appellant sub 4] hiertegen kunnen derhalve in deze procedure niet aan de orde komen en de Afdeling is in het voorliggende geschil, anders dan [appellant sub 4] betoogt, niet gebonden aan de uitkomst van de procedure bij de rechtbank.

2.12.2. In de plantoelichting is opgenomen dat uit financieel-economische overwegingen er geen mogelijkheid bestaat om een deel van de parkeergelegenheid voor winkelend publiek ondergronds te realiseren. Gelet hierop faalt het betoog van [appellant sub 1] dat geen onderzoek is gedaan naar de mogelijkheid om een ondergrondse parkeerplaats te realiseren. Anders dan [appellant sub 1] betoogt komt uit de ontwikkelingsvisie "Een nieuw dorpshart voor Sint-Michielsgestel" niet naar voren dat voor alle parkeerplaatsen moet worden voorzien in een ondergrondse parkeergelegenheid. In de ontwikkelingsvisie is slechts bepaald dat het parkeren voor bewoners zoveel mogelijk ondergronds dient te gebeuren; het parkeren voor de centrumbezoekers zal zoveel mogelijk op maaiveld worden gesitueerd, aldus de voornoemde ontwikkelingsvisie.

Voorts komt uit de plantoelichting naar voren dat de Schijndelseweg wordt verlegd, omdat op die manier de parkeervoorzieningen bij de nieuwe winkelblokken komen te liggen. Indien de Schijndelseweg niet wordt verplaatst zullen de winkelblokken aan één zijde van de Schijndelseweg komen te liggen en de parkeergelegenheid aan de andere, waardoor het winkelend publiek de Schijndelseweg zal moeten oversteken, hetgeen gevaarlijke situaties op zal leveren. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het omleggen van de Schijndelseweg noodzakelijk is.

2.12.3. Door adviesbureau RBOI is in het kader van onder meer het verleggen van de Schijndelseweg in opdracht van de raad akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het wegverkeerslawaai. De in deze onderzoeken gebruikte verkeersintensiteiten zijn door Goudappel Coffeng berekend aan de hand van de Regionale Verkeersmilieukaart, waarbij ook de gemeente

Sint-Michielsgestel is aangesloten. In de studie van Goudappel Coffeng staat dat de Regionale Verkeersmilieukaart de situatie beschrijft in 1998 en beschikt over een prognose voor 2010. Ten behoeve van de MER Randweg voor de gemeente 's-Hertogenbosch is in 2003 ook een prognose voor 2015 beschikbaar gekomen. Dit scenario heeft als basis gediend voor de studie van Goudappel Coffeng. Bij de berekeningen van de verkeersintensiteiten is rekening gehouden met verschillende verkeersmaatregelen, zoals het invoeren van 30km-zones in het centrumgebied en 60km-zones op de uitvalwegen, en een verbod voor doorgaand vrachtverkeer in het centrum. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting zijn deze verkeersbesluiten onherroepelijk en gedeeltelijk ten uitvoer gebracht. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat bij de berekening van de verkeersintensiteiten rekening mocht worden gehouden met deze maatregelen. [appellant sub 1] en [appellant sub 4] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de studie van Goudappel Coffeng zodanige onjuistheden of leemten in kennis bevat dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren bij de vaststelling van het plan.

2.13. Met betrekking tot het betoog van [appellant sub 1] dat er ten onrechte van wordt uitgegaan dat ter plaatse van zijn woning geen sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wgh, overweegt de Afdeling het volgende.

2.13.1. Niet in geschil is dat de woning van [appellant sub 1], waarvan het noordelijke gedeelte bestaat uit de voormalige huisartsenpraktijk en het zuidelijke gedeelte de feitelijke woning is, is gelegen binnen de zone van de weg.

2.13.2. Op 1 januari 2007 zijn de gewijzigde Wet geluidhinder en het gewijzigde Besluit geluidhinder in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht dat gold vóór de inwerkingtreding van deze gewijzigde Wet geluidhinder en het gewijzigde Besluit geluidhinder op dit geding van toepassing blijft.

Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wgh (oud) wordt onder reconstructie van een weg verstaan: een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg met 2 dB(A) of meer wordt verhoogd.

2.13.3. Door adviesbureau RBOI is in het kader van onder meer het verleggen van de Schijndelseweg in opdracht van de raad akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het wegverkeerslawaai. In dit onderzoek is de geluidsbelasting op de westelijke gevel van de woning van [appellant sub 1] niet berekend. Naar aanleiding van bezwaren van [appellant sub 1] hiertegen is in opdracht van het college door adviesbureau RBOI in een aanvullend akoestisch onderzoek van 24 april 2006 onder meer onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting op de westelijke gevel van de woning van [appellant sub 1]. In dit onderzoek staat dat de geluidsbelasting op de westelijke gevel van de woning van [appellant sub 1] voor het verleggen van de Schijndelseweg 58,2 dB(A) bedraagt en na het verleggen van de Schijndelseweg 60,5 dB(A), zodat derhalve sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh.

Vervolgens is in opdracht van het gemeentebestuur door adviesbureau RBOI opnieuw een rapport, gedateerd 27 april 2006, uitgebracht onder meer inzake de geluidsbelasting op de westelijke gevel van de woning van [appellant sub 1]. In dit laatste rapport staat dat de geluidsbelasting op de westelijke gevel van de woning van [appellant sub 1] voor het verleggen van de Schijndelseweg 53,2 dB(A) is en na het verleggen 54,6 dB(A), zodat geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh. Bij deze laatstgenoemde berekeningen is volgens het rapport rekening gehouden met een geluidsmuur langs de in- en uitrit van het appartementengebouw aan de Dommeloever. Naar aanleiding van dit rapport heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wgh, omdat door het realiseren van een geluidsmuur er op de westelijke gevel van de woning van [appellant sub 1] geen sprake is van een geluidstoename van meer dan 1,5 dB(A).

2.13.4. De raad miskent met dit standpunt echter dat bij het bepalen of de geluidsbelasting met meer dan 2 dB(A) toeneemt uitgegaan dient te worden van de fysieke wijziging van de weg zelf, waaronder het aanbrengen van zogeheten fluisterasfalt kan worden gerekend, en de gevolgen die deze wijziging met zich brengt voor de geluidsbelasting, zonder daarbij al rekening te houden met eventuele maatregelen ter beperking van de geluidsbelasting zoals geluidsschermen. Ter zitting is vorenstaande door de raad erkend. Gelet hierop biedt het opgestelde akoestisch onderzoek geen goed inzicht in de te verwachten geluidsbelasting op de westelijke gevel van de woning van [appellant sub 1]. Het plan is ook in zoverre onzorgvuldig voorbereid.

Cultuurhistorische waarden

2.14. [appellant sub 1] betoogt dat het plan ten onrechte is goedgekeurd voor zover daarin de bouw van het appartementencomplex "Dommeloever" mogelijk wordt gemaakt.

BB-Gestel en de vereniging betogen dat in het plan onvoldoende rekening wordt gehouden met de historische waarden in het plangebied.

Ter ondersteuning van hun standpunten voeren zij aan dat het plan, waaronder de bouw van het appartementencomplex "Dommeloever", in strijd is met het Streekplan Noord-Brabant 2002, Brabant in Balans (hierna: het streekplan) en zal leiden tot een ernstige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het Dommeldal, welk gebied is aangewezen als Belvedèregebied.

[appellant sub 4] betoogt dat de bebouwing die rondom de toren mogelijk wordt gemaakt de zichtlijn vanaf de Dommeloever wegneemt en dat de toren door de forse voorziene bebouwing een deel van zijn uitstraling en zeggingskracht zal verliezen.

2.14.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de bouw van het appartementencomplex "Dommeloever" niet in de weg staat aan het behouden van de karakteristiek van en het zicht op de Dommeloever. Tevens stelt hij dat in het Uitwerkingsplan "Landelijke regio Boxtel, Haaren en Sint-Michielsgestel", vastgesteld door het college bij besluit van 21 december 2004, de locatie van het appartementencomplex is aangeduid als "centrumontwikkeling". De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat op het plandeel twee appartementsblokken zullen worden gerealiseerd, die zo zijn ontworpen dat zij los van elkaar moeten staan. Volgens de raad is het dichtbouwen van de ruimte tussen de twee gebouwen daarom uitgesloten. Met betrekking tot de overige ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt, stelt de raad dat hierdoor belangrijke historische structuren worden hersteld.

2.14.2. In het plan wordt in de bouw van een appartementencomplex ten zuiden van de Schijndelseweg aan de Dommeloever voorzien. Deze gronden hebben de bestemming "Woondoeleinden 1" gekregen en beslaan blijkens de plankaart een oppervlakte van maximaal ongeveer 110 meter bij maximaal ongeveer 30 meter.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor "Woondoeleinden 1" aangewezen gronden onder meer bestemd voor wonen.

Ingevolge artikel 3, tweede lid, onder 1, sub g, van de planvoorschriften mag de goot- en nokhoogte van een gebouw niet meer bedragen dan op de kaart aangegeven goot- en nokhoogte.

Een klein deel van de gronden, gelegen in de oostelijke hoek van het plandeel, heeft de aanduidingen "maximale goothoogte-5", "maximale nokhoogte-5" en "bebouwingspercentage-100". Het overige en grootste deel van de gronden heeft de aanduidingen "maximale goothoogte-17", "maximale nokhoogte-17", "gestapelde bebouwing" en "bebouwingspercentage-100".

2.14.3. In de plantoelichting staat dat de appartementengebouwen aan de Dommeloever binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken moeten worden gerealiseerd. Het gaat volgens de plantoelichting om ruime bouwvlakken die niet geheel mogen worden bebouwd.

Anders dan de raad in zijn reactie heeft betoogd en zoals de raad ter zitting heeft erkend, kan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden 1", gelegen ten zuiden van de Schijndelseweg, voor 100% worden bebouwd. Omdat moet worden uitgegaan van de maximale bouwmogelijkheden van het plan, is niet uitgesloten dat het plandeel volledig kan worden bebouwd. Dat het de bedoeling van de raad is, zoals ook in de plantoelichting en het door de raad op 29 september 2005 vastgestelde beeldkwaliteitsplan is opgenomen, om op het betrokken plandeel twee los van elkaar staande appartementengebouwen te realiseren, waardoor de zichtlijnen van en naar de Dommel, naar is gesteld, gehandhaafd blijven, doet aan het voorgaande niet af. De plantoelichting maakt geen deel uit van het plan en in het vaststellingsbesluit van het beeldkwaliteitsplan is opgenomen dat het beeldkwaliteitsplan geen dwingende regels stelt, zodat aan beide stukken geen dwingende betekenis toekomt. Ook aan het ter zitting door de raad en het college overgelegde alternatieve plan voor bebouwing aan de Dommeloever kan geen betekenis worden toegekend, omdat dit alternatieve plan thans niet ter beoordeling staat. De Afdeling zal derhalve de bezwaren van [appellant sub 1], BB-Gestel en de vereniging beoordelen, uitgaande van de maximale mogelijkheden van het plan.

2.14.4. In de plantoelichting staat dat herontwikkeling van de Dommeloever sanering betekent van de Adrianushoeve en realisering van de ecologische hoofdstructuur. Op het resterende deel kunnen nieuwe functies worden gerealiseerd, waarbij verbetering van de relatie met de Dommel voorop staat, aldus de plantoelichting.

2.14.5. Het Dommeldal, waarbinnen het plangebied is gelegen, is in de rijksnota "Belvedère, beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting" van juli 1999 (hierna: de nota Belvedère) aangewezen als Belvedèregebied en in het streekplan ook als zodanig aangeduid. Met de nota Belvedère wordt beoogd de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling.

In het streekplan staat dat de cultuurhistorische (landschaps)waarden van bovenlokaal belang zijn aangegeven op de door het college vastgestelde "Cultuurhistorische Waardenkaart". Bij de opstelling en uitvoering van ruimtelijke plannen moet met deze waarden rekening worden gehouden. Dit geldt in het bijzonder voor de historisch-landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarde, aldus het streekplan. Op de voornoemde kaart en de kaart "Openheid, waardevolle historische-landschappelijke vlakken en Belvedèregebieden" is het gedeelte van het plangebied dat is gelegen ten zuiden van de Schijndelseweg, waar onder meer de bouw van het appartementencomplex Dommeloever is voorzien, gelegen in een historisch geografisch vlak van zeer hoge waarde. Volgens het streekplan zijn in deze vlakken alleen ruimtelijke ingrepen toelaatbaar die gericht zijn op de voortzetting of herstel van de historische functie en die leiden tot behoud of versterking van de cultuurhistorische (landschaps)waarden. Voorts is nog in het streekplan opgenomen dat onder meer in het Belvedère-gebied Dommeldal de versterking van de samenhang tussen de aanwezige cultuurhistorische (landschaps)waarden van groot belang wordt geacht.

2.14.6. Gelet op de in overweging 2.14.2. beschreven bouwmogelijkheden ter plaatse van het voorziene appartementencomplex Dommeloever, zal het zicht op de Dommel vanaf de dorpskern in zuidwestelijke richting verdwijnen. Deze bouwmogelijkheden moeten in strijd met het in overweging 2.14.5. beschreven beleid inzake cultuurhistorische waarden in het streekplan en het neergelegde beleid in de plantoelichting worden geacht. Niet valt in te zien hoe de bouw van een dergelijk appartementencomplex past binnen het beleid dat ruimtelijke ingrepen slechts zijn toegestaan die leiden tot behoud of versterking van cultuurhistorische waarden of binnen het beleid dat de relatie met de Dommel voorop dient te staan. Hieraan doet niet af dat het gebied in het provinciale uitwerkingsplan "Landelijke regio Boxtel, Haaren en Sint-Michielsgestel" de aanduiding "centrumontwikkeling" heeft gekregen. Immers, zoals de raad met juistheid heeft betoogd, sluit het beleid in het streekplan inzake de cultuurhistorische waarden nieuwe ontwikkelingen met behoud van die waarden ter plaatse niet uit.

2.14.7. Met betrekking tot de overige in het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen, overweegt de Afdeling het volgende.

Dat op grond van de nota Belvedère rekening moet worden gehouden met de cultuurhistorische waarden in het gebied, betekent niet dat ruimtelijke ingrepen in het landschap moeten worden uitgesloten. Op de "Cultuurhistorische Waardenkaart" van het streekplan is het plangebied, met uitzondering van het deel van het plangebied dat is gelegen ten zuiden van de Schijndelseweg, gelegen in een historisch stedenbouwgebied van hoge waarde. Gelet op het in overweging 2.14.5. weergegeven beleid geldt voor deze gebieden dat bij de opstelling van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden met de in het gebied voorkomende cultuurhistorische waarden. In hetgeen BB-Gestel, de vereniging en [appellant sub 4] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat in het plan, met uitzondering van het deel van het plangebied dat is gelegen ten zuiden van de Schijndelseweg, onvoldoende rekening met deze waarden is gehouden. Hierbij acht de Afdeling van belang dat in het kader van de vaststelling van het plan een ontwikkelingsvisie en een beeldkwaliteitsplan is opgesteld. In deze stukken staat dat bij de realisering van de voorziene ontwikkelingen zal worden aangesloten bij de bestaande historische bebouwing rondom het Petrus Dondersplein en dat de hoogte van de voorziene bebouwing zodanig zal zijn dat de toren als herkenningspunt zal blijven fungeren. BB-Gestel, de vereniging en [appellant sub 4] hebben niet aannemelijk gemaakt dat bij het vaststellen van het plan dit niet als uitgangspunt heeft gediend.

Het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden 1" ter plaatse van de Spijt 41 t/m 47a

2.15. [appellante sub 2] betoogt dat het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden 1" ter plaatse van de Spijt 41 t/m 47a ten onrechte van rechtswege is goedgekeurd.

In dit verband voert zij aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de bij de horecaonderneming behorende geluidhinder. Hierdoor is een goed woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners van het voorziene appartementencomplex niet gegarandeerd en vreest zij dat extra isolerende maatregelen zullen moeten worden getroffen.

2.15.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorheen aanwezige woningen maatgevend waren voor de milieunormen en dat daarin door het plan geen verandering optreedt, omdat de afstand tussen het café van [appellante sub 2] en het voorziene appartementencomplex gelijk is aan de afstand tussen het café en de voorheen aanwezige woningen. De raad stelt tevens dat milieunormen, waaronder geluidsnormen zijn begrepen, dienen te worden geregeld in het kader van milieuwetgeving en niet in een bestemmingsplan. In zijn schriftelijke uiteenzetting heeft de raad toegezegd een aantal geluidreducerende maatregelen te zullen treffen ter plaatse van het voorziene appartementencomplex om de door het café gevreesde geluidhinder tegen te gaan. Als de oostelijke gevel van het voorziene appartementencomplex wordt uitgevoerd als een dove gevel, kan het café voldoen aan de in het Activiteitenbesluit opgenomen normen, aldus de raad.

2.15.2. Het door [appellante sub 2] bestreden plandeel heeft de bestemming "Woondoeleinden 1" met de aanduidingen "maximale goothoogte 9", maximale nokhoogte 9" en "bebouwingspercentage 100" en is direct gelegen naast het perceel waarop zij haar bedrijf uitoefent. Alhoewel dit niet dwingend in het plan wordt voorgeschreven, blijkt uit de stukken dat ter plaatse een appartementencomplex van drie bouwlagen met in totaal 16 appartementen is voorzien.

In het thans geldende bestemmingsplan "Petrus Dondersplein/Heesakkers e.o.", vastgesteld door de raad bij besluit van 20 september 1990, heeft het plandeel waarop het appartementencomplex is voorzien de bestemming "Woondoeleinden" met de aanduidingen

"v-vrijstaande woning" en "maximale goothoogte 6". Uit de plankaart behorende bij dit plan komt naar voren dat op het plandeel vier vrijstaande gebouwen aanwezig waren, die elk waren verdeeld in twee woningen. Deze acht woningen zijn inmiddels gesloopt.

2.15.3. In opdracht van [appellante sub 2], die sinds 2000 ter plaatse het café exploiteert, heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kupers & Niggebrugge B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van het café op het voorziene appartementencomplex. Hierbij heeft vergelijking plaatsgevonden tussen de geluidsbelasting op de thans mogelijke vrijstaande woningen en op het voorziene appartementencomplex. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een akoestisch rapport van 4 januari 2007. De conclusie in het akoestisch rapport is dat door de bouw van het nieuwe appartementencomplex ter plaatse hogere muziekgeluidsniveaus zullen optreden vergeleken met de voormalige woningen en dat het geluidsniveau ten gevolge van het gebruik van kratten en vuilnisemmers buiten ook zal toenemen. Hierdoor zal het café verschillende extra geluidwerende voorzieningen moeten aanbrengen, hetgeen aanzienlijke kosten met zich brengt, aldus het akoestische rapport.

2.15.4. De Afdeling overweegt dat nu het appartementencomplex op slechts enkele meters van het café is voorzien, het op de weg van de raad lag om onderzoek te doen naar de geluidsbelasting van het café op het voorziene appartementencomplex. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in vergelijking met het thans geldende planologische regime het plan voorziet in grotere en hogere bebouwing en dat na het realiseren van het voorziene appartementencomplex ter plaatse zestien woningen in plaats van acht woningen aanwezig zullen zijn, waardoor, zoals ook uit het deskundigenbericht naar voren komt, de oostelijke gevel van het voorziene appartementencomplex een aanzienlijk grotere oppervlakte zal hebben dan de oostelijke gevel van de inmiddels gesloopte woning. Gelet hierop zal het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer gaan gelden voor punten waar dat voorheen niet het geval was. Tevens acht de Afdeling van belang dat, zoals de raad in zijn schriftelijke uiteenzetting en ter zitting heeft erkend, het voorziene appartementencomplex dichter bij het café zal zijn gesitueerd dan voorheen de meest oostelijk gelegen woning. Gelet hierop heeft de raad zich zonder daartoe akoestisch onderzoek te verrichten niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de geluidsruimte voor het café door het realiseren van het plan niet zal verslechteren.

Voorts dienen bij een besluit de normen te worden betrokken die gelden ten tijde van het nemen van dat besluit. Het Activiteitenbesluit, dat op 19 oktober 2007 is vastgesteld, is op 1 januari 2008 in werking getreden. Gelet hierop diende bij de vaststelling van het plan en de goedkeuring daarvan rekening te worden gehouden met de normen in het Besluit

horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. In dit laatst genoemde besluit is de term dove gevel niet opgenomen.

Gelet op het voorgaande is het plan ook in zoverre onzorgvuldig voorbereid.

De percelen Nieuwstraat [nrs.]

2.16. [appellanten sub 3] betogen dat ten onrechte van rechtswege goedkeuring is verleend aan de plandelen met de bestemming "Gemengde doeleinden" ter plaatse van de percelen Nieuwstraat [nrs.]. Zij vrezen dat de op deze percelen toegelaten bebouwingsmogelijkheden zullen leiden tot een aantasting van hun woon- en leefklimaat in de vorm van verlies van privacy en uitzicht en in de vorm van verminderde bezonning.

2.16.1. [appellanten sub 3] zijn woonachtig op de percelen Ceintuurweg 1a, 1 en 3. Hun woonpercelen grenzen aan de achterzijde aan de percelen Nieuwstraat [nrs.]. Aan laatstgenoemde percelen is in het plan, evenals aan de naastgelegen percelen Nieuwstraat [nrs.], de bestemming "Gemengde doeleinden" toegekend.

2.17. [appellanten sub 3] voeren aan dat de bouwvlakken van de percelen Nieuwstraat [nrs.] te groot zijn. Ten onrechte zijn volgens hen de aan- en bijgebouwen binnen het bouwvlak van de hoofdgebouwen opgenomen.

2.17.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat op de percelen Nieuwstraat [nrs.] slechts hoofdbebouwing mogelijk is tot een diepte van twaalf meter.

2.17.2. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor "Gemengde doeleinden" aangegeven gronden bestemd voor onder meer de doeleinden wonen en bedrijven.

Ingevolge artikel 9, tweede lid, onder 1, sub b, van de planvoorschriften mag een hoofdgebouw uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

Op de plankaart zijn op de percelen Nieuwstraat [nrs.] bouwvlakken ingetekend met een diepte die varieert tussen de tien en zeventien meter, met uitzondering van de percelen Nieuwstraat [nrs.], waar het toegekende bouwvlak ingevolge de plankaart ongeveer 41 meter diep is.

Door het toekennen van een bouwvlak aan het perceel Nieuwstraat [nr.] dat ongeveer 41 meter diep is, is gelet op artikel 9, tweede lid, onder 1, sub b, van de planvoorschriften, niet uitgesloten dat binnen het gehele bouwvlak een hoofdgebouw kan worden opgericht. Gelet hierop is de raad er ten onrechte van uitgegaan dat op de percelen Nieuwstraat [nrs.] slechts hoofdbebouwing mogelijk is tot een diepte van twaalf meter. Het plan is ook in zoverre onzorgvuldig voorbereid.

2.18. [appellanten sub 3] betogen voorts dat de maximaal toegestane goot- en nokhoogte voor de gebouwen achter het hoofdgebouw op de percelen Nieuwstraat [nrs.] en de goot- en nokhoogtes van de hoofdgebouwen op de percelen Nieuwstraat [nrs.] te hoog zijn. Zij voeren hiertoe aan dat in strijd met het standpunt van de raad deze hoogtes niet overeenkomstig de bestaande situatie zijn bestemd. Tevens is niet uitgesloten dat op het gehele bouwvlak van de percelen Nieuwstraat [nrs.] hoofdbebouwing met een goot- en nokhoogte van zes, onderscheidenlijk tien meter wordt opgericht, omdat op de plankaart en in de planvoorschriften niet is voorzien in hoogtedifferentiatie.

2.18.1. Op de plankaart zijn op de percelen Nieuwstraat [nrs.], voor zover thans van belang, op het oostelijk deel van de percelen de aanduidingen "6-maximale goothoogte", "10-maximale nokhoogte" ingetekend en op het westelijk gedeelte de aanduidingen "3-maximale goothoogte" en "6-maximale nokhoogte". Op het perceel Nieuwstraat [nr.] zijn geen afzonderlijke aanduidingen opgenomen met betrekking tot de goot- of nokhoogte en aan het perceel Nieuwstraat [nr.] zijn de aanduidingen

"6-maximale goothoogte" en "10-maximale nokhoogte" toegekend. De percelen hebben één groot bouwvlak, waarbinnen lijnen zijn aangebracht, die blijkens de uiteenzetting van de raad ter zitting, bedoeld zijn als hoogtedifferentiatielijnen. Deze lijnen zijn niet in het renvooi omschreven en tevens in de planvoorschriften niet van enige betekenis voorzien. Hieruit volgt dat aan deze lijnen op de plankaart geen betekenis toekomt, waardoor niet duidelijk is welke maximale bouwhoogtes ter plaatse van toepassing zijn. Het plan is in zoverre vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.

2.19. [appellanten sub 3] betogen dat ten onrechte van rechtswege goedkeuring is verleend aan de aanduiding "kv-kantoor op verdieping toegestaan", voor zover deze aanduiding is toegekend aan de gebouwen achter het hoofdgebouw op de percelen Nieuwstraat [nrs.]. Volgens hen kan slechts bestaand gebruik van de bovenverdieping als kantoor als zodanig worden bestemd.

2.19.1. Uit het in zoverre niet bestreden deskundigenbericht komt naar voren dat het voorste deel van de bebouwing achter de woning Nieuwstraat [nr.] uit twee bouwlagen bestaat, waarvan een deel wordt gebruikt voor het archief van bouwtekeningen. Het overige deel van deze achterbebouwing bestaat uit één bouwlaag. Nu de raad, gelet op hetgeen in de zienswijzenota is opgenomen, slechts heeft beoogd het bestaande gebruik als kantoorfunctie als zodanig te bestemmen, heeft de raad niet bereikt wat hij heeft beoogd. De aanduiding "kv-kantoor op verdieping toegestaan" is immers toegekend aan bebouwing die ten tijde van het vaststellen van het plan slechts bestond uit één bouwlaag en waarin derhalve ten tijde van het vaststellen van het plan geen kantoorfunctie werd uitgeoefend. Het plan is ook in zoverre onzorgvuldigheid voorbereid.

Het plandeel met de bestemming "Verkeers- en verblijfsdoeleinden" naast het perceel Nieuwstraat [nr.].

2.20. [appellant sub 7] betoogt dat ten onrechte van rechtswege goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Verkeers- en verblijfsdoeleinden" naast het perceel Nieuwstraat [nr.]. In dit verband voert hij aan dat ten onrechte geen akoestisch onderzoek is gedaan naar de geluidsbelasting op de noordelijke gevel van zijn woning en dat sprake is van een reconstructie.

2.20.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de akoestische situatie ter plaatse van de woning van [appellant sub 7] is onderzocht en dat daaruit naar voren is gekomen dat wordt voldaan aan de Wgh.

2.20.2. [appellant sub 7] is woonachtig op het perceel Nieuwstraat [nr.]. Het plandeel met de bestemming "Verkeers- en verblijfsdoeleinden" is gelegen direct ten noorden van het perceel van [appellant sub 7] en voorziet in de aanleg van een ontsluitingsweg van het Petrus Dondersplein naar de Nieuwstraat. In het voorheen geldende plan "Petrus Dondersplein/Heesakkers e.o.", vastgesteld door de raad op 20 september 1990, had dit plandeel de bestemming "Gemengde bebouwing". Thans is ter plaatse een apotheek gevestigd.

2.20.3. Ingevolge artikel 77, aanhef en onder a, van de Wgh, voor zover thans van belang, wordt bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, vanwege het college van burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld naar de geluidsbelasting die door geluidsgevoelige objecten binnen de zone, vanwege de weg zou worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluidoverdracht beperken.

Ingevolge artikel 74, eerste lid, van de Wgh bevindt zich langs een weg een zone met een nader in dat artikellid aangeduide breedte.

In artikel 74, tweede lid, onder b, van de Wgh, is bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt.

Uit de plantoelichting en het verhandelde ter zitting blijkt dat voor de Nieuwstraat een regime van 30 kilometer per uur geldt. Voorts is voldoende zeker dat voor de nieuw aan te leggen weg langs de woning van [appellant sub 7] eveneens een regime van 30 kilometer per uur zal worden ingesteld. Gelet hierop behoefde de raad op grond van de Wgh bij het voorbereiden van de vaststelling van het plan geen akoestisch onderzoek uit te voeren.

Een goede ruimtelijke ordening wordt voor het aspect geluid echter slechts gedeeltelijk ingevuld door de Wgh en heeft daarbuiten een zelfstandige betekenis. Bij de belangenafweging dient de geluidsbelasting voor de woning van [appellant sub 7] derhalve uitdrukkelijk te worden betrokken. In de beantwoording van de zienswijze van [appellant sub 7] heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de effecten van het aanleggen van de weg langs de woning van [appellant sub 7] merkbaar zullen zijn, maar dat bij de detaillering van de inrichting hieraan aandacht zal worden besteed. In dit kader heeft de raad toegezegd medewerking te verlenen aan het realiseren van geluidwerende voorzieningen, zoals het plaatsen van een erfafscheiding. Gelet hierop heeft de raad de belangen van [appellant sub 7] voldoende bij de vaststelling van het plan betrokken. Het betoog van [appellant sub 7] faalt.

Conclusies

2.21. Gelet op hetgeen in 2.6.4 is overwogen, is de conclusie dat hetgeen [appellant sub 4] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat de goedkeuring van rechtswege moet worden geacht tot stand te zijn gekomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.

2.21.1. Gelet op hetgeen in 2.8.2. is overwogen, is de conclusie dat hetgeen [appellant sub 4] en [appellant sub 1] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met de bij een besluit te betrachten zorgvuldigheid. De goedkeuring van rechtswege is derhalve in strijd met artikel 3:2 van de Awb in samenhang met artikel 10:27 van deze wet.

2.21.2. Gelet op hetgeen is overwogen in 2.9.5., is de conclusie dat hetgeen [appellant sub 4] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden 1" is vastgesteld in strijd met de bij een besluit te betrachten zorgvuldigheid. De goedkeuring van rechtswege is derhalve ook in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb in samenhang met artikel 10:27 van deze wet.

2.21.3. Gelet op hetgeen is overwogen in 2.10.1., 2.11.3. en 2.18.1., is de conclusie dat hetgeen [appellant sub 4], [appellant sub 7] en [appellanten sub 3] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden 1" ter plaatse van de percelen Petrus Dondersplein [nrs.], het perceel Schildershof [nr.] en de percelen, kadastraal bekend nr. […] en nr. […], en het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" ter plaatse van de percelen Nieuwstraat [nrs.] zijn vastgesteld in strijd met het beginsel van de rechtszekerheid. De goedkeuring van rechtswege is derhalve in zoverre in strijd met dit algemene rechtsbeginsel in samenhang met artikel 10:27 van de Awb.

2.21.4. Gelet op hetgeen is overwogen in 2.13.4., 2.15.4., 2.17.2. en 2.19.1, is de conclusie dat hetgeen [appellant sub 1], [appellante sub 2] en [appellanten sub 3] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het plandeel met de bestemming "Verkeers- en verblijfsdoeleinden" voor zover het betrekking heeft op de verlegging van de Schijndelseweg, het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden 1" ter plaatse van de percelen Spijt 41 tot en met 47a en het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" ter plaatse van de percelen Nieuwstraat [nrs.] zijn vastgesteld in strijd met de bij een besluit te betrachten zorgvuldigheid. De goedkeuring van rechtswege is derhalve ook in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb in samenhang met artikel 10:27 van deze wet.

2.21.5. Gelet op hetgeen is overwogen in 2.14.6., is de conclusie dat hetgeen [appellant sub 1], BB-Gestel en de vereniging hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden 1" gelegen ten zuiden van de Schijndelseweg in strijd met een goede ruimtelijke ordening had moeten worden geacht. De goedkeuring van rechtswege is derhalve in strijd met artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Awb.

2.21.6. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

2.21.7. Uit het vorenstaande volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het plan.

Proceskosten

2.22. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 1], [appellant sub 4] en [appellante sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellanten sub 3], BB-Gestel, de vereniging en [appellant sub 7] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt de goedkeuring van rechtswege;

III. onthoudt goedkeuring aan het plan;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de goedkeuring van rechtswege;

V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij de volgende appellanten in verband met de behandeling van hun beroepen opgekomen proceskosten:

A. bij [appellanten sub 1] tot een bedrag van € 836,48 (zegge: achthonderdzesendertig euro en achtenveertig cent), waarvan € 805,00, is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

B. bij [appellante sub 2] tot een bedrag van € 2.535,60 (zegge: tweeduizend vijfhonderdvijfendertig euro en zestig cent), waarvan € 805,00, is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;;

C. bij [appellant sub 4] tot een bedrag van € 805,00 (zegge: achthonderdvijf euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

de bedragen dienen door de provincie Noord-Brabant aan de onderscheiden appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan de volgende appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht vergoedt:

A. aan [appellanten sub 1] het bedrag van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro);

B. aan [appellante sub 2] het bedrag van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro)

C. aan [appellant sub 4] het bedrag van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro);

D. aan [appellant sub 3] en anderen het bedrag van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro);

E. aan [appellanten sub 7] het bedrag van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro);

F. aan de vereniging Burger Belang Gestel het bedrag van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro);

G. aan de vereniging Vereniging tot behoud van het Groene Hart van Brabant het bedrag van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro).

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Broekman
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2008

12-533.