Uitspraak 201406359/2/A2


Volledige tekst

201406359/2/A2.
Datum beslissing: 19 januari 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op een verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,

om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.

Procesverloop

Tijdens de openbare behandeling ter zitting van 19 januari 2015 van zaak nr. 201406359/1/A1 heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. Steendijk (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van deze zaak.

De staatsraad heeft niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft het wrakingsverzoek op 19 januari 2015 ter openbare zitting behandeld, waar [verzoeker] is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Beslissing
Bij mondelinge beslissing van 19 januari 2015 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.

Overweging
1. Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2. [verzoeker] betoogt dat hij onder meer een HBO-studie Rechten heeft gedaan en bekend is met de jurisprudentie van de Afdeling in zaken over kinderopvangtoeslag, waar zijn zaak ook over gaat. Hij stelt dat burgers in die zaken doorgaans weinig kans maken. Zijn zaak verschilt evenwel van die zaken, hetgeen hij de staatsraad ter zitting van de Afdeling duidelijk wilde maken, aldus [verzoeker]. Op de zitting vroeg de staatsraad hem of hij niet had kunnen weten dat hij een eigen bijdrage diende te betalen om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag, waarbij zij heeft betrokken dat hij heeft gestudeerd. Uit deze vraag volgt volgens [verzoeker] dat de staatsraad vooringenomen is, nu ook mensen die hebben gestudeerd fouten kunnen maken zoals hij heeft gedaan en zij blijkens die vraag niet open stond voor die mogelijkheid.

2.1. Het verzoek wordt afgewezen. De wraking rust op de grond dat de staatsraad door de voormelde door haar ter zitting gestelde vraag blijk heeft gegeven van vooringenomenheid jegens [verzoeker]. Uit deze vraag die bij de staatsraad naar aanleiding van het eigen betoog van [verzoeker] is opgekomen kan, anders dan [verzoeker] stelt, niet reeds worden afgeleid dat de staatsraad jegens hem een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij hem ter zake bestaande vrees dat de staatsraad zijn zaak niet in onpartijdigheid en zonder vooringenomenheid zal beoordelen, objectief gerechtvaardigd is.

Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Reuveny
voorzitter griffier

622.