Uitspraak 201305603/1/R3
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2014:1410
- Datum uitspraak
- 23 april 2014
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 9 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Zonnedauw" vastgesteld.
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- RO - Noord-Brabant
201305603/1/R3.
Datum uitspraak: 23 april 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Deurne,
appellante,
en
de raad van de gemeente Deurne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Zonnedauw" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 maart 2014, waar [appellante], bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door ir. N.C.M. Scharp-Hendriks en mr. C.A.A. Span, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in achttien woningen tussen de Zonnedauw en de Kulertseweg te Deurne.
3. Ter zitting heeft [appellante] de beroepsgrond met betrekking tot het pad achter haar woning ingetrokken.
4. De raad heeft gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu [appellante] geen zienswijze naar voren heeft gebracht tegen het ontwerp van het plan.
4.1. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij tegen het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
4.2. Bij brief van 13 november 2012 heeft [belanghebbende] namens de Werkgroep Zonnedauw een zienswijze ingediend. In die brief is niet vermeld wie tot deze groep behoort. Als bijlage bij het zienswijzegeschrift is een handtekeningenlijst opgenomen. Op deze handtekeningenlijst is vermeld dat degenen die de lijst hebben ondertekend, instemmen met de zienswijze van de Werkgroep Zonnedauw. [appellante] heeft onder andere de lijst ondertekend. Verder heeft [appellante] ter zitting verklaard dat zij namens de werkgroep de contacten met de raad heeft onderhouden in het kader van deze procedure. De raad heeft dit niet bestreden. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de Afdeling de zienswijze tegen het ontwerp geacht worden mede te zijn ingediend namens [appellante]. Om die reden ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. [appellante] kan zich niet verenigen met het plan voor zover dat voorziet in de bouw van woningen op of nabij de zogeheten Peelrandbreuk, die door het plangebied loopt. Zij betoogt dat de gronden nabij deze aardkundige breuk gevoelig zijn voor heiwerkzaamheden en dat nu al scheurvorming in haar woning optreedt. Door het heien van de palen voor de nieuwe woningen zullen meer scheuren ontstaan. Volgens haar zijn andere locaties geschikter om te bouwen. Zij heeft daartoe een alternatief aangedragen. Verder betoogt zij dat de gronden op en nabij de Peelrandbreuk een groenbestemming hadden moeten krijgen, zoals dat ook ten aanzien van de nabijgelegen gronden waarop het bestemmingsplan "Heiakker e.o./Noordrand" betrekking heeft, is gebeurd.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het risico op schade aan woningen ten gevolge van de uitvoering van het plan buiten deze procedure valt. Verder stelt hij dat in het plan is verzekerd dat niet op en nabij de Peelrandbreuk mag worden gebouwd, zodat schade door bouwwerkzaamheden aan de nabijgelegen woningen niet te verwachten is. Dat in het bestemmingsplan "Heiakker e.o./Noordrand" aan de gronden waar de Peulrandbreuk onder ligt en daar dicht omheen de bestemming "Groenvoorziening" is toegekend, wil volgens hem niet zeggen dat per definitie aan alle gronden binnen de gemeente boven of nabij de Peelrandbreuk een vergelijkbare bestemming moet worden toegekend. De in dat plan gekozen bestemming voor die gronden bewerkstelligt enkel dat de Peelrandbreuk nagenoeg bebouwingsvrij en zichtbaar blijft in de vorm van een park.
5.2. Aan de door [appellante] bedoelde gronden is de bestemming "Woongebied" toegekend. De Peelrandbreuk doorsnijdt deze gronden aan de noordzijde en oostzijde van het plangebied. Aan vijf meter brede stroken grond aan weerszijden van de Peelrandbreuk is de aanduiding "attentiegebied - peelrandbreuk" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Woongebied" aangewezen gronden bestemd voor wonen en openbare nuts- en verkeersvoorzieningen.
Ingevolge artikel 8, lid 8.1, onder 8.1.1, zijn de gronden gelegen binnen de aanduiding "attentiegebied - peelrandbreuk" in afwijking van het bepaalde bij de onderliggende bestemmingen in de eerste plaats bestemd voor het behoud en bescherming van aardkundige waarden, alsmede voor de veiligheid in verband met aardverschuivingen.
Ingevolge het bepaalde onder 8.1.2, is het oprichten van gebouwen alleen toegestaan als het gebouw uitsluitend aan één zijde van de Peelrandbreuk dat wil zeggen geheel op de slenk of op de horst, is gebouwd, zoals blijkt uit een sonderingsonderzoek.
5.3. Het te kiezen type fundering en de wijze waarop de woningen worden gebouwd, komt in beginsel eerst bij de uitvoering van het plan aan de orde. Dit is slechts anders indien ten tijde van het vaststellen van het plan op voorhand reeds duidelijk is dat de uitvoering daarvan zo veel schade met zich brengt, dat het plan financieel niet uitvoerbaar is. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat deze omstandigheid zich thans voordoet.
Over het aangedragen alternatief overweegt de Afdeling dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De raad heeft gesteld dat de woningen in het door [appellante] aangedragen alternatief op een groenbestemming binnen een ander bestemmingsplan zouden moeten worden gebouwd, terwijl de gronden waarop in het voorliggende plan de woningen kunnen worden gebouwd in het hiervoor geldende plan al een uit te werken woonbestemming hadden. Het realiseren van woningen op de gronden met de groenbestemming is daarom ruimtelijk gezien bezwaarlijker dan het mogelijk maken van woningen binnen de plangrenzen van het voorliggende plan. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op dat standpunt kunnen stellen.
Over de groenbestemming overweegt de Afdeling dat de enkele omstandigheid dat in het bestemmingsplan "Heiakker e.o./Noordrand" aan de gronden waaronder de Peelrandbreuk ligt een groenbestemming is toegekend om een bouwvrije zone te waarborgen, niet met zich brengt dat de raad in het voorliggende plan hier eveneens voor diende te kiezen. Daarbij betrekt de Afdeling dat de raad ter zitting onweersproken heeft verklaard dat in Deurne niet overal waar de Peelrandbreuk loopt, een groenbestemming is opgenomen. Het betoog faalt.
6. [appellante] betoogt dat het plan financieel niet uitvoerbaar is, hetgeen volgens haar blijkt uit een onderzoek van Fakton, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 31 maart 2011.
6.1. De raad stelt dat het rapport waarnaar [appellante] verwijst geen betrekking heeft op het voorliggende plan, maar op een eerder initiatief waarbij werd uitgegaan van de bouw van vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen. Dit initiatief is in bedoeld rapport financieel en maatschappelijk negatief beoordeeld. Naar aanleiding van dit rapport is besloten in het plan te voorzien in een stedenbouwkundige opzet en bouw- en gebruiksmogelijkheden die passen bij woningen voor starters die in collectief particulier opdrachtgeverschap gerealiseerd zullen worden. Deze woningen worden gedeeltelijk aaneengesloten gebouwd. Hierdoor scoort het plan volgens de raad uit een oogpunt van uitvoerbaarheid maatschappelijk en financieel positief. [appellante] heeft dat niet gemotiveerd bestreden. De Afdeling ziet in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de raad aanleiding had moeten zien voor de conclusie dat het plan financieel niet uitvoerbaar is. Het betoog faalt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Van Helvoort
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2014
361.