Uitspraak 201306113/1/A1


Volledige tekst

201306113/1/A1.
Datum uitspraak: 9 april 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te Langeweg, gemeente Moerdijk,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 mei 2013 in zaak nr. 12/6323 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk.

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2012 heeft het college besloten om de kern Langeweg gesloten te verklaren voor doorgaand vrachtverkeer.

Bij besluit van 3 oktober 2012 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 30 mei 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.T.F. van Berkel, en het college, vertegenwoordigd door ir. A.C. Boonman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:

a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;

b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;

c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.

Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:

a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;

b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.

Ingevolge artikel 15, tweede lid, geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.

Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

Ingevolge artikel 25, eerste lid, worden verkeersbesluiten als gevolg waarvan het verkeer op wegen anders dan die waarop het verkeersbesluit betrekking heeft rechtstreeks en ingrijpend wordt beïnvloed, genomen na overleg met het ten aanzien van die andere wegen bevoegd gezag.

2. Het besluit van 13 maart 2012 strekt tot afsluiting van de kern Langeweg voor vrachtverkeer en is genomen naar aanleiding van klachten van bewoners van de kern Langeweg. Het college heeft besloten dit kenbaar te maken door plaatsing dan wel verwijdering van de verkeersborden C7 (gesloten voor vrachtauto’s) van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 in de Schoolstraat, de Kloosterlaan en de Wethouder Trompersstraat, door verwijdering van de verkeersborden C20 (gesloten voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord is aangegeven) van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en door de geslotenverklaring voor voertuigen met een aslast van meer dan 4,8 ton ter plaatse van de Noordseweg, Hokkenberg en Markweg te Langeweg op te heffen.

Het college heeft aan het besluit van 13 maart 2012 ten grondslag gelegd dat deze maatregel strekt tot het verzekeren van de verkeersveiligheid op de weg, het beschermen van weggebruikers en passagiers, het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan, het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte geluids- en trillingoverlast en schade en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden. Daarbij heeft het in aanmerking genomen dat er in de afgelopen jaren veel klachten zijn ingediend door de inwoners van Langeweg over vrachtverkeer in de kern Langeweg. Voorts heeft het in aanmerking genomen dat de onderzochte alternatieven niet leiden tot het beoogde resultaat.

3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen. Daartoe voert zij aan dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen. Zij exploiteert een bedrijf aan de [locatie] te Langeweg en voor haar bedrijfsvoering is het noodzakelijk dat zij bereikbaar is voor vrachtverkeer. Als gevolg van het verkeersbesluit moet het vrachtverkeer omrijden en wordt haar bedrijf onbereikbaar waardoor zij schade lijdt. Voorts merkt zij in dit verband op dat het college er ten onrechte van uitgaat dat haar bedrijf via een andere route, namelijk die ontstaat met het verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen van 13 maart 2012, bereikbaar zal zijn. Het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen kan zijn verkeersbesluit immers intrekken en in het kader van de belangenafweging van onderhavig besluit dient, gelet op de schade die zij dan zal lijden, hier rekening mee te worden gehouden. Voorts voert zij aan dat het college in het verkeersbesluit slechts heeft gesteld dat sprake is van trilling- en geluidsoverlast, maar dit niet heeft onderbouwd en zij niet inziet hoe de getroffen maatregel de verkeersveiligheid ter plaatse zal verbeteren. Ten slotte stelt zij dat het onduidelijk is welk verkeer nog wel is toegestaan in de kern Langeweg en dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de kern Langeweg niet voor landbouwverkeer is afgesloten. De omstandigheid dat de kern Langeweg niet is afgesloten voor landbouwverkeer, leidt tot rechtsongelijkheid, aldus [appellante]

3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 26 juni 2013 in zaak nr. 201209693/1/A3), komt aan het college bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de begrippen 'veiligheid op de weg', 'bruikbaarheid (van de weg)' en 'vrijheid van het verkeer'. Voorts is het aan het college om de verschillende belangen die betrokken moeten worden bij het nemen van een dergelijk besluit tegen elkaar af te wegen om te beoordelen wanneer de in artikel 2 van de Wvw 1994 vermelde belangen het nemen van een verkeersmaatregel vergen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend op te stellen en te toetsen of de uitleg die het bestuur aan voormelde begrippen heeft gegeven, de grenzen van redelijke wetsuitleg te buiten gaat, of het besluit niet anderszins in strijd is met wettelijke voorschriften en of de afweging van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is dat het college niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.

3.2. In hetgeen [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd, wordt geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen. De gestelde omstandigheid dat het vrachtverkeer van en naar haar bedrijf moet omrijden, leidt niet tot het oordeel dat [appellante] onevenredig door het verkeersbesluit wordt getroffen, omdat, zoals het college onweersproken heeft toegelicht, het in de voor [appellante] meest ongunstige variant gaat om een afstand van maximaal 5,2 km en extra reistijd van ongeveer 5 minuten. Dat het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen zijn besluit van 13 maart 2012 kan intrekken waardoor het bedrijf van [appellante], als gesteld, onbereikbaar wordt, leidt evenmin tot dat oordeel, omdat in dat geval, zoals het college heeft gesteld, alle betrokken belangen opnieuw zullen worden afgewogen en het volledig onbereikbaar maken van een bedrijf een goede reden is tot heroverweging. In dit verband heeft het college opgemerkt dat het niet akkoord zal gaan met een eventuele intrekking van het besluit van 13 maart 2012. Voorts wordt hierbij in aanmerking genomen dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college van burgemeester en wethouders van Drimmelen voornemens is om zijn besluit van 13 maart 2012 in te trekken. Anders dan [appellante] stelt, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college de gestelde trilling- en geluidsoverlast onvoldoende heeft gemotiveerd. Daartoe wordt overwogen dat het college heeft verwezen naar klachten van de bewoners en de door het college gemaakte berekeningen, waaruit blijkt dat er schade of trilling is te verwachten bij de hoeveelheid vrachtauto’s, die voorheen door de kern Langeweg reden. Er bestaat evenmin aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de verkeersituatie ter plaatse door de maatregel zal verbeteren. Daartoe wordt overwogen dat het college zich op het standpunt heeft gesteld dat het vrachtverkeer in de kern Langeweg tot een verkeersonveilige situatie leidt en dat de situatie wordt verbeterd door deze kern af te sluiten voor vrachtverkeer. Dat de politie, als gesteld, ter plaatse kan controleren of de verkeersregels worden nageleefd, zodat de verkeersveiligheid ter plaatse kan worden verzekerd, maakt niet dat de door het college getroffen maatregel niet werkt. Bovendien behoeft het college, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 18 december 2013 in zaak nr. 201211839/1/A3, de absolute noodzaak om een verkeersbesluit te nemen niet aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste lid en tweede lid, van de Wvw 1994, worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat zij ten gevolge van het verkeersbesluit zodanige schade lijdt dat het college die op enigerlei wijze had moeten ondervangen. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het college, nu landbouwverkeer en vrachtverkeer niet op één lijn kunnen worden gesteld, in redelijkheid een uitzondering voor landbouwverkeer heeft kunnen maken. Voor het oordeel dat onduidelijk is welk verkeer in de kern Langeweg wel is toegestaan, bestaat geen aanleiding nu uit de geplaatste verkeersborden volgt welk verkeer in de kern Langeweg is toegestaan.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.

w.g. Koeman w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2014

531-712.