Uitspraak 200900285/2/H1


Volledige tekst

200900285/2/H1.
Datum uitspraak: 7 april 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

de stichting Stichting Hado, gevestigd te Heeze, gemeente Heeze-Leende,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 december 2008 in zaak nr. 07/4120 in het geding tussen:

de stichting Stichting Hado

en

het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende.

1. Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2009, heeft de stichting Stichting Hado (hierna: appellante) hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 december 2008.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

2. Overwegingen

2.1. Appellante is voor het door haar ingestelde hoger beroep € 433,00 aan griffierecht verschuldigd. Een hoger beroep wordt ingevolge artikel 40, vierde lid, van de Wet op de Raad van State niet-ontvankelijk verklaard indien storting of bijschrijving van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de indiener van een beroepschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

2.2. Appellante is bij aangetekend verzonden brief van 13 januari 2009 op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. Daarbij is meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na de dag van verzending van de brief op de rekening van de Raad van State dient te zijn bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State dient te zijn betaald. Tevens is vermeld dat, indien van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, er rekening mee moet worden gehouden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Het bedrag is niet binnen de aldus gestelde termijn op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald. Bij brief van 2 maart 2009 is appellante in de gelegenheid gesteld mede te delen, welke omstandigheden de termijnoverschrijding hebben veroorzaakt. Daarop is geantwoord, dat de gebruikelijke factuur niet bij de brief van 13 januari 2009 zat, de boekhouding om die reden niet tijdig heeft betaald en er een postblokkade was op het adres van appellante.

Dit zijn geen feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest. Ook overigens is van die feiten of omstandigheden niet gebleken.

2.3. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Schortinghuis
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2009

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).

- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.

- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.

- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.

66.