Uitspraak 201307527/1/R1


Volledige tekst

201307527/1/R1.
Datum uitspraak: 26 februari 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Roermond, en anderen,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Roermond,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Oolder Veste" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 februari 2014, waar [appellanten] en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.H.G. Goessens en ing. R. Kok, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan voorziet in een actualiserend planologisch kader voor het woongebied Oolder Veste in Roermond.

3. De raad betoogt dat het beroep van [appellanten] niet-ontvankelijk is, omdat zij niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hiertoe stelt hij dat zij op ruime afstand wonen van het plangebied en daarop geen zicht hebben.

3.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

3.2. [appellanten] wonen op ongeveer 300 m afstand van het plangebied. Het plan maakt woningbouw mogelijk die een verkeersaantrekkende werking zou kunnen hebben op de route waaraan, of in de nabijheid waarvan, appellanten wonen. Gelet hierop hebben [appellanten] - anders dan de raad betoogt - een rechtstreeks betrokken belang bij het plan en kunnen zij in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt als belanghebbenden bij het bestreden besluit. Het betoog van de raad met betrekking tot de ontvankelijkheid faalt.

4. [appellanten] betogen dat de behoefte aan woningbouw die door het plan mogelijk wordt gemaakt ontbreekt.

4.1. De raad stelt dat dit bezwaar buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat dit eerst in de beroepsfase is aangevoerd. Hieromtrent overweegt de Afdeling dat binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden geen rechtsregel eraan in de weg staat dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht.

4.2. De raad stelt dat de maximaal te realiseren 895 woningen reeds in vorige bestemmingsplannen van een planologische bouwtitel zijn voorzien. Van de 895 woningen moeten nog 430 woningen worden gebouwd. In de plantoelichting is met verwijzing naar het woningmarktonderzoek uit 2008 en de Regionale Woonvisie Midden-Limburg Oost 2010-2014 aangegeven dat het voor Roermond belangrijk blijft om te beschikken over plannen voor de bouw van grondgebonden koopwoningen in diverse typen, gezien de beperkte beschikbaarheid van andere plannen in deze marktsegmenten. Vermeld is dat dit ook belangrijk is voor een blijvende sociaaleconomische versterking van Roermond. Gelet op het voorgaande stelt de raad zich op het standpunt dat behoefte bestaat aan woningen. De Afdeling overweegt dat [appellanten] dit niet gemotiveerd hebben bestreden. Hun betoog faalt.

5. [appellanten] vrezen door de binnen het plangebied nog te bouwen 430 woningen een toename van het sluipverkeer over de route vanuit Oolder Veste die over de Roermondsestraat en de in het verlengde daarvan gelegen Roerderweg loopt. Voorts geven ook de bestaande woningen sluipverkeer, terwijl dit volgens het oorspronkelijke plan niet het geval zou zijn. Een extern onafhankelijk verkeersonderzoek naar de gevolgen van het plan voor de sluiproute ontbreekt, alsmede een akoestisch onderzoek. Het prognosemodel uit 1999 is achterhaald. Er zijn volgens [appellanten] allerlei maatregelen mogelijk om de route voor sluipverkeer minder aantrekkelijk te maken. In dit verband wijzen [appellanten] op het ontbreken van een 30 km-inrichting van de gehele sluiproute. De route is ook niet veilig genoeg voor fietsverkeer.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de maximaal aanvaardbare intensiteit op de Roerderweg en de Roermondsestraat in de bestaande situatie niet wordt overschreden. De Afdeling acht niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de Roerderweg en de Roermondsestraat in het Mobiliteitsplan 2020 zijn aangewezen als erftoegangswegen type 1. In de CROW-publicatie 261 is voor dit type weg als vuistregel opgenomen een intensiteit van minder dan 4.000 tot 6.000 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etm). De werkdagintensiteit op de Roermondsestraat bedroeg in november 2012 2243 mvt/etm. Voor de Roerderweg bedroeg in april 2013 de werkdagintensiteit 5241 mvt/etm. De raad stelt terecht dat deze intensiteiten binnen de in de CROW-publicatie genoemde bandbreedte blijven. De Afdeling acht voorts de toelichting van de raad van belang dat de hoofdontsluiting van de wijk Oolder Veste via de Oolderweg loopt. Volgens het verkeersonderzoek, dat is uitgevoerd in het kader van het in 2000 vastgestelde bestemmingsplan waarin de ontwikkeling van Oolder Veste werd mogelijk gemaakt, brengt dit met zich dat de verkeersdruk op de Roermondsestraat en de Roerderweg als gevolg van de nog te realiseren woningen met niet meer dan 375 mvt/etm zal toenemen. De Afdeling ziet in hetgeen is aangevoerd geen reden deze toelichting voor onjuist te houden. Niet aannemelijk is gemaakt dat het prognosemodel uit 1999 is achterhaald. Gelet op de beperkte toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het plan heeft de raad zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen akoestisch onderzoek hoefde te worden verricht.

Voor zover [appellanten] met hun beroep willen bereiken dat verkeersmaatregelen worden genomen om de verkeersintensiteiten op de Roerderweg en de Roermondsestraat terug te dringen, wordt overwogen dat de beslissing om verkeersmaatregelen te nemen buiten het bestek van het plan valt.

6. Het beroep van [appellanten] is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Priem
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2014

646.