Uitspraak 201302826/1/R1


Volledige tekst

201302826/1/R1.
Datum uitspraak: 19 februari 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats], en anderen,

en

de raad van de gemeente Venray,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "De Brier" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2013, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. P.A.M. van Hoef, advocaat te Venray, G.H.M. Driesen en N.P.J. van Tilburg, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Hendriks en mr. E. Smids, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Bij uitspraak van 20 november 2013 heeft de Afdeling het beroep van [appellant] en anderen gegrond verklaard en het besluit van de raad van de gemeente Venray van 5 februari 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Brier", voor zover het betreft de zinsnede ", zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels" in artikel 5, lid 5.1, onder a, van de planregels en op de zinsnede "zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels" in artikel 5, lid 5.1, onder b, vernietigd.

Bij faxbericht van 25 november 2013 hebben [appellant] en anderen gewezen op een omissie in deze uitspraak.

Naar aanleiding van dit faxbericht heeft de Afdeling bij brief van 28 januari 2014 aan partijen medegedeeld voornemens te zijn de uitspraak van 20 november 2013 vervallen te verklaren en opnieuw uitspraak te doen.

Bij brieven van 29 januari 2014 en 10 februari 2014 hebben [appellant] en anderen onderscheidenlijk de raad hierop gereageerd en erin toegestemd dat nader onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Gebleken is dat in de uitspraak van 20 november 2013 het beroep wat betreft het plandeel met de bestemming "Detailhandel" voor het perceel Zuidsingel 14-16 niet geheel is besproken. De Afdeling ziet hierin aanleiding om de uitspraak van 20 november 2013 vervallen te verklaren en opnieuw uitspraak te doen op het door [appellant] en anderen ingestelde beroep.

De Afdeling overweegt als volgt.

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

3. Het plan voorziet in een regeling voor het bedrijventerrein De Brier en heeft een beheerkarakter, maar heeft eveneens tot doel perifere detailhandel mogelijk te maken.

4. Het beroep van [appellant] en anderen richt zich tegen het plandeel voor het perceel Zuidsingel 14-16. Zij betogen dat het plan ten onrechte op het perceel Zuidsingel 14-16 uitsluitend volumineuze detailhandel toestaat in de hoofdassortimenten woninginrichting, buiteninrichting en bouwmaterialen, omdat daarmee hun pand, dat leeg staat, minder goed verhuurbaar wordt. Zij wijzen erop dat het huidige assortiment van een aantal andere winkels op het bedrijventerrein niet volumineus is. Het toestaan van gewone detailhandel is volgens hen, gelet op de beperkte omvang van hun pand, goed mogelijk en niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat deze beroepsgrond niet steunt op een door [appellant] en anderen naar voren gebrachte zienswijze, hoewel zij daartoe wel in staat zijn geweest.

4.2. Het verweer dat deze beroepsgrond niet steunt op een door [appellant] en anderen naar voren gebrachte zienswijze treft geen doel. [appellant] en anderen hebben in hun zienswijze artikel 5 van de planregels bestreden. Nu dit planonderdeel is bestreden valt daaronder ook het slechts toestaan van detailhandel in de hoofdassortimenten woninginrichting, buiteninrichting en bouwmaterialen. Gelet hierop is het beroep van [appellant] en anderen in zoverre ontvankelijk.

4.3. Aan het perceel Zuidsingel 14-16 is de bestemming "Detailhandel" toegekend.

Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels, voor zover thans van belang, zijn de voor "Detailhandel" aangewezen gronden bestemd voor:

a. detailhandel in de hoofdassortimenten woninginrichting, buiteninrichting en bouwmaterialen, zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels;

b. ondergeschikte detailhandel in de nevenassortimenten zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels, met dien verstande dat deze ondergeschikte detailhandel per detailhandelsbedrijf maximaal een verkoopvloeroppervlak van 150 m² mag beslaan en maximaal 10% van de jaaromzet mag genereren.

In de assortimentslijst PDV zijn, voor zover thans van belang, ongeveer 60 soorten goederen opgenomen, verdeeld over de categorieën woninginrichting, buiteninrichting en bouwmaterialen, en deze lijst bevat onder meer de soorten goederen wastafels, fornuizen, kamerplanten, tuingereedschappen, plaatmaterialen en isolatiematerialen.

4.4. In de plantoelichting staat dat in de Structuurvisie detailhandel "Venray, beleef de Beste Binnenstad", die tegelijk met het plan op 5 februari 2013 is vastgesteld (hierna: de Structuurvisie), het gemeentelijke detailhandelsbeleid is vastgelegd. In de Structuurvisie is vermeld dat de verschillende winkelgebieden in Venray, te weten het kernwinkelgebied, De Brier en de dorp- en wijkwinkelcentra, elkaar aanvullen. Ieder gebied heeft volgens de Structuurvisie zijn eigen functie en uitstraling, en de gebieden vormen gezamenlijk een fijnmazige detailhandelsstructuur met het koop- of bezoekmotief als leidend principe. Voor recreatief winkelen ofwel fun shoppen is het kernwinkelgebied van Venray aangewezen, voor doelgerichte aankopen ofwel run shoppen zijn De Brier en overige perifere locaties aangewezen en boodschappen worden in de dorp- en wijkwinkelcentra gedaan, aldus de Structuurvisie.

4.5. Volgens het beleid van de raad zoals dat in de Structuurvisie is neergelegd, is De Brier als perifere locatie voor doelgerichte aankopen aangewezen. Het bestemmen van het perceel Zuidsingel 14-16 voor detailhandel in de hoofdassortimenten woninginrichting, buiteninrichting en bouwmaterialen is in overeenstemming met het door de raad gehanteerde beleid. Dat enkele winkels op De Brier thans een ander assortiment voeren dan het plan toestaat en [appellant] en anderen vanwege de huidige leegstand van hun pand harder zouden worden geraakt doordat zij direct aan het plan moeten voldoen, maakt niet dat de raad dit beleid niet heeft kunnen toepassen. Dat afwijkend gebruik onder het gebruiksovergangsrecht is toegestaan neemt niet weg dat het plan is gericht op beëindiging van het afwijkend gebruik. Voorts kunnen [appellant] en anderen ten aanzien van gebruik door derden dat in strijd is met het plan en niet onder het gebruiksovergangsrecht is toegestaan om handhaving verzoeken.

5. [appellant] en anderen betogen dat het plan op hun gronden ten onrechte geen doe-het-zelfzaak toestaat, omdat het assortiment van een doe-het-zelfzaak uitgebreider is dan uitsluitend bouwmaterialen. Voorts betogen zij dat het beperken ingevolge artikel 5, lid 5.1, onder a, van de planregels van het toegestane assortiment met een assortimentslijst geen goede ruimtelijke ordening is, omdat deze regeling niet ruimtelijk relevant is en de gebruiksmogelijkheden te vergaand beperkt. Zij wijzen daarbij op hetgeen in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (hierna: SVBP 2008) daarover staat. Tevens voeren zij aan dat de beperking van het nevenassortiment in lid 5.1, onder b, niet ruimtelijk relevant is en ook onnodig, omdat met het vastleggen van het toegestane assortiment voldoende duidelijk is wat het nevenassortiment is.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellant] en anderen wat betreft het niet als doe-het-zelfzaak bestemmen niet-ontvankelijk is, omdat dit niet in hun zienswijze is aangevoerd en het plan op dit punt niet inhoudelijk gewijzigd is vastgesteld. Voor zover het beroep in zoverre ontvankelijk is stelt de raad zich op het standpunt dat het assortiment dat ingevolge de assortimentslijst PDV is toegestaan vergelijkbaar is met hetgeen op grond van de eerder verleende vrijstelling toegestaan was. Ook wijst de raad erop dat in het pand van [appellant] en anderen geen doe-het-zelfzaak meer gevestigd is. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat een assortimentslijst is opgenomen omdat uit een zienswijze bleek dat onduidelijkheid bestond over de toegestane branches en vanwege het bijzondere belang van de ruimtelijke kwaliteit van het kernwinkelgebied van Venray.

5.2. De Afdeling overweegt dat artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, van de planregels van het ontwerpbestemmingsplan, gelezen in samenhang met artikel 1, lid 1.46, aanhef en onder e, voorzag in detailhandel in bouwmaterialen (bouwmarkten). Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, van de planregels van het bestemmingsplan, is detailhandel in bouwmaterialen eveneens toegestaan, maar is het assortiment met de assortimentslijst PDV uit bijlage 2 bij de planregels beperkt. Gelet op deze gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan kan [appellant] en anderen redelijkerwijs niet verweten worden dat zij geen zienswijze tegen het plan op dit punt hebben ingediend, zodat het beroep van [appellant] en anderen in zoverre ontvankelijk is.

5.3. Ingevolge artikel 3.1.2, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) kan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening een bestemmingsplan regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel.

Uit de Nota van Toelichting bij het Bro volgt dat met deze bepaling is bedoeld buiten twijfel te stellen dat branchering ten aanzien van detailhandel in bestemmingsplannen is toegestaan. De bepaling leidt ertoe dat gemeenten ter bevordering van de ruimtelijke economische kwaliteit in hun bestemmingsplannen eisen kunnen stellen ten aanzien van de vestiging van bepaalde branches van detailhandel. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de eisen zullen moeten worden gemotiveerd vanuit overwegingen van ruimtelijke kwaliteit en niet louter kunnen zijn gegrond op argumenten van concurrentiebeperking, aldus de Nota van Toelichting.

5.4. De Afdeling overweegt dat het vaststellen van het toegestane assortiment in de assortimentslijst PDV een te vergaande beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel Zuidsingel 14-16 betekent. Een bestemmingsplan kan weliswaar regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel, maar daaronder valt niet tevens het gedetailleerd vaststellen van het toegestane assortiment. De Afdeling komt tot deze uitleg omdat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening als zodanig niet van belang is welke specifieke goederen verkocht worden wanneer deze binnen de toegestane branche vallen.

6. [appellant] en anderen betogen voorts dat de planregeling van artikel 5, lid 5.1, onder b, van de planregels aangepast dient te worden aan hetgeen in de plantoelichting staat.

In artikel 5, lid 5.1, onder b, van de planregels staat dat ondergeschikte detailhandel per detailhandelsbedrijf maximaal een verkoopvloeroppervlak van 150 m² mag beslaan en maximaal 10% van de jaaromzet mag genereren. In de plantoelichting staat dat ondergeschikt door de gemeente wordt gedefinieerd als maximaal 10% van de jaaromzet en/of van het winkeloppervlak tot een maximum van 150 m² van het winkelvloeroppervlak. De Afdeling overweegt dat artikel 5, lid 5.1, onder b, duidelijk is en dat de plantoelichting geen deel uitmaakt van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

7. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de zinsnede ", zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels" in artikel 5, lid 5.1, onder a, van de planregels en op de zinsnede "zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels" in artikel 5, lid 5.1, onder b, is genomen in strijd met artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] en anderen voor het overige ongegrond.

8. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Bro, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 20 november 2013, zaak nr. 201302826/1/R1 vervallen;

II. verklaart het beroep gegrond, voor zover dit is gericht tegen de zinsnede ", zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels" in artikel 5, lid 5.1, onder a, van de planregels en op de zinsnede "zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels" in artikel 5, lid 5.1, onder b, van de planregels;

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Venray van 5 februari 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Brier", voor zover het betreft de zinsnede ", zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels" in artikel 5, lid 5.1, onder a, van de planregels en op de zinsnede "zoals opgenomen in bijlage 2 (assortimentslijst PDV) van de planregels" in artikel 5, lid 5.1, onder b, van de planregels;

IV. draagt de raad van de gemeente Venray op om binnen vier weken na verzending van de uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl;

V. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

VI. veroordeelt de raad van de gemeente Venray tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,08 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro en acht cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

VII. gelast dat de raad van de gemeente Venray aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, ambtenaar van staat.

Kranenburg Verhage
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2014

655.