Uitspraak 201303720/1/A3


Volledige tekst

201303720/1/A3.
Datum uitspraak: 20 november 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het verzoek van:

[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],

om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2012, in zaak nr. 201106350/1/A3.

Procesverloop

Bij uitspraak van 25 april 2012, in zaak nr. 201106350/1, heeft de Afdeling het hoger beroep van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw-West (hierna: het dagelijks bestuur) gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2011 in zaak nr. 10/2487 vernietigd en het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 april 2013, hebben [verzoekers] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 oktober 2013, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Lohman, advocaat te Amsterdam, en ing. A. van de Woerd, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb zoals deze destijds luidde, kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

2. [verzoekers] hebben een verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2012 ingediend wegens verkregen ongevallencijfers, inhoudende de ongevallen op de ventweg van 2002 tot en met 2010. Uit de cijfers blijkt dat het dagelijks bestuur tijdens de zitting bij de Afdeling tweemaal ten onrechte heeft verklaard dat er geen ongevallen zijn geweest op de ventweg, aldus [verzoekers]. Deze ongevallencijfers moeten volgens [verzoekers] worden aangemerkt als feiten of omstandigheden in de zin van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.

2.1. [verzoekers] zijn op 11 mei 2012 op de hoogte geraakt van de ongevallencijfers. Het verzoek om herziening is evenwel pas op 17 april 2013 ingediend. Dat zijn meer dan elf maanden nadat [verzoekers] op de hoogte zijn geraakt van de ongevallencijfers. Gelet op het in artikel 6:12, vierde lid, van de Awb tot uitdrukking gebrachte beginsel, dat van een rechtsmiddel, indien het aanwenden daarvan niet aan een termijn is gebonden, niet onredelijk laat gebruik mag worden gemaakt, is de Afdeling van oordeel dat het verzoek in dit geval onredelijk laat is ingediend. Dat [verzoekers], zoals zij stellen, sinds 1 november 2012 niets meer vernomen hebben van hun voormalige advocaat en deze niet om herziening heeft verzocht, komt voor risico van [verzoekers] en rechtvaardigt niet dat zij met het doen van het verzoek om herziening meer dan elf maanden hebben gewacht.

3. Gelet op het vorenstaande is het verzoek niet-ontvankelijk.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.

w.g. Koeman w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013

280-805.