Uitspraak 201307597/2/R6


Volledige tekst

201307597/2/R6.
Datum uitspraak: 4 november 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de stichting Stichting Belangenbehartiging Recreatie-, Horeca-, en Toerismeondernemers Midden Brabant, gevestigd te Tilburg, en anderen,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kempenbaan West 2013" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de Stichting en anderen beroep ingesteld.
De Stichting en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 oktober 2013, waar de Stichting en anderen, vertegenwoordigd door J.J.C.M. van Poppel en H.T.M. Wagemakers en bijgestaan door mr. M.P. Wolf, advocaat te Breda, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.M. van Grinsven, drs. P.A. Wouters, ing. D.W. Kraaij en ing. E.P. Happel, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Leyhoeve B.V., vertegenwoordigd door H. Smits, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Valkenhorst Voorschoten B.V., vertegenwoordigd door W. Appol, als partij gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het realiseren van een hotel, een zorgcomplex en de uitbreiding van het St. Elisabeth Ziekenhuis op de voormalige vuilstortplaats aan de Kempenbaan te Tilburg.

3. De Stichting en anderen richten zich in hun verzoek tegen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk-2" en het plandeel met de bestemming "Horeca" voor het perceel aan de Kempenbaan/Rijksweg A58 te Tilburg. Deze plandelen voorzien in een zorgcomplex met woon/zorg-appartementen, onderscheidenlijk een hotelvoorziening.

4. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

De voorzitter ziet zich gesteld voor de vraag of de Stichting en anderen in de bodemprocedure als rechtstreeks belanghebbenden bij het bestreden besluit kunnen worden aangemerkt. Ter zitting is dienaangaande gesteld dat vanuit het restaurant Etenstijd Tilburg zicht bestaat op het plangebied. De voorzitter is dienaangaande gebleken dat restaurant Etenstijd Tilburg dat behoort tot de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Etenstijd Tilburg B.V. zich op een afstand van minimaal 350 m van het bestreden plandeel met de bestemming "Maatschappelijk-2" bevindt. Tussen het restaurant Etenstijd Tilburg en het voorziene woon/zorgcomplex ligt een park, het Leijpark. Mede gelet op de aard en de omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op het bestreden plandeel mogelijk worden gemaakt, is deze afstand, mede de aanwezigheid van het Leijpark in aanmerking genomen, dat zicht op het plangebied wegneemt, naar het oordeel van de voorzitter te groot om in dit geval voor dit plandeel een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief belang van het restaurant rechtstreeks door het bestreden plandeel "Maatschappelijk-2" wordt geraakt.

4.1. De Stichting Belangenbehartiging Recreatie-, Horeca-, en Toerismeondernemers Midden Brabant heeft blijkens haar statuten onder meer als doel de kwaliteit van het aanbod in de sectoren recreatie, horeca en toerisme in Midden Brabant te bevorderen. Zij beoogt dit doel te bereiken door onder meer continuïteit in bedrijfsvoering van bestaande ondernemingen na te streven, het recreatief en toeristische aanbod in de regio te verbreden en te verbeteren en bij de landschappelijke inpassing uit te gaan van de draagkracht van het gebied.

Gelet op deze doelstelling valt voorts niet in te zien dat het belang dat de Stichting Belangenbehartiging Recreatie-, Horeca-, en Toerismeondernemers Midden Brabant in het bijzonder behartigt rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit voor zover daarbij het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk-2" is vastgesteld, nu het bestreden plandeel voorziet in een woon/zorgcomplex.

4.2. Mercure Hotel Tilburg Centrum dat behoort tot de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Heuvelpoort Hotel B.V., Hotel Gilze dat behoort tot de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Motel Gilze Beheer B.V. en Flamingo Beheer B.V. en geëxploiteerd wordt door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Motel Gilze Exploitatie B.V. en Wegrestaurant Gilze dat behoort tot de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Wegrestaurant Gilze Beheer B.V. en Wegrestaurant Gilze Holding B.V. en geëxploiteerd wordt door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wegrestaurant Gilze Exploitatie B.V. bevinden zich op een afstand van minimaal 1,7 km van het bestreden plandeel met de bestemming "Maatschappelijk-2". Mede gelet op de aard en de omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op dat bestreden plandeel mogelijk worden gemaakt, is deze afstand naar het oordeel van de voorzitter te groot om in dit geval voor dit plandeel een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief belang van hen rechtstreeks door het bestreden plandeel "Maatschappelijk-2" wordt geraakt.

4.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de voorzitter de verwachting dat de Stichting en anderen in de bodemprocedure niet als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb bij het bestreden besluit zullen worden aangemerkt, voor zover daarbij het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk-2" is vastgesteld en dat het beroep van de Stichting en anderen in de bodemprocedure in zoverre derhalve niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De voorzitter ziet gelet hierop aanleiding het verzoek van de Stichting en anderen, voor zover het betrekking heeft op dit plandeel, af te wijzen.

5. De Stichting en anderen betogen dat het plan niet voldoet aan de voorwaarden die artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) stelt voor het mogelijk maken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daartoe voeren zij aan dat van een actuele regionale behoefte aan het vier-sterren-plus hotel niet is gebleken. Volgens de Stichting en anderen ontbreekt een rapport van een onderzoek naar de behoefte aan een dergelijk hotel in Tilburg. In dit verband wijzen zij op de conclusie in het rapport Stand van zaken hotelmarkt Tilburg 2009, die door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 23 maart 2010 is overgenomen, dat de ontwikkeling van het hotelaanbod in de stad en regio de komende jaren groter is dan de groei van de vraag. Voorts voeren de Stichting en anderen aan dat indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, niet is beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien en dat indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, niet is beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. In dit verband wijzen zij op de conclusies in het rapport Stand van zaken hotelmarkt Tilburg 2009, die door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 23 maart 2010 zijn overgenomen. Deze conclusies houden in dat initiatieven voor accommodaties in het hoogwaardige segment (vier- en vijf-sterren klassen) voorbehouden zijn aan de binnenstad en het spoorzone-gebied en dat initiatieven voor accommodaties aan de snelweg gesitueerd dienen te worden aan de Kempenbaan (geen vier- of vijf-sterren klassen).

5.1. Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaande stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, wordt verstaan onder stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

5.2. Gelet op de ontwikkelingen waarin het plan voorziet acht de voorzitter het niet uitgesloten dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de in het plan onder meer mogelijk gemaakte hotelvoorziening aan de Kempenbaan/Rijksweg A58 te Tilburg dient te worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid , aanhef en onder i, van het Bro. Dit brengt mee dat ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro met het oog op zorgvuldig ruimtegebruik in de plantoelichting inzichtelijk moet zijn gemaakt dat deze ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte en in hoeverre in die behoefte binnen het bestaande stedelijke gebied van de betreffende regio kan worden voorzien als nader omschreven in deze bepaling.

In de plantoelichting is vermeld dat er voor de locatie aan de Kempenbaan/Rijksweg A58 te Tilburg een concrete gegadigde is die een hotel voor eigen rekening en risico wil realiseren en dat de gegadigde naar aanleiding van onderzoek tot de conclusie is gekomen dat voldoende marktruimte bestaat voor de hotelvoorziening. Ter zitting is door de raad nader toegelicht dat van voldoende behoefte aan het voorziene hotel is uitgegaan, nu ten tijde van de vaststelling van het plan sprake was van een concreet initiatief van Valkenhorst Voorschoten B.V. Naar voorlopig oordeel is aldus in de plantoelichting niet met concrete gegevens inzichtelijk gemaakt in hoeverre wordt voorzien in een actuele regionale behoefte en ontbreekt in de plantoelichting ook verder een beschrijving als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat in het rapport Stand van zaken hotelmarkt Tilburg 2009, waarvan de conclusies door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 23 maart 2010 zijn overgenomen, is geconcludeerd dat de ontwikkeling van het hotelaanbod in de stad en regio de komende jaren groter is dan de groei van de vraag. Gelet op het vorenstaande acht de voorzitter het niet uitgesloten dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de raad zijn verantwoordingsplicht, zoals neergelegd in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro bij de vaststelling van het plan niet is nagekomen en dat het besluit tot vaststelling van het plan in zoverre niet in stand zal blijven.

6. Gelet op hetgeen onder 5.2. is overwogen en in aanmerking genomen de betrokken belangen, ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De overige gronden behoeven derhalve geen bespreking.

7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Tilburg van 10 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kempenbaan West 2013", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Horeca" voor het perceel aan de Kempenbaan/Rijksweg A58 te Tilburg;

II. wijst het verzoek voor het overige af;

III. veroordeelt de raad van de gemeente Tilburg tot vergoeding van bij de stichting Stichting Belangenbehartiging Recreatie-, Horeca-, en Toerismeondernemers Midden Brabant en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Tilburg aan de stichting Stichting Belangenbehartiging Recreatie-, Horeca-, en Toerismeondernemers Midden Brabant en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Lodeweges
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2013

625.