Uitspraak ​201205035/1/A2


Volledige tekst

​201205035/1/A2.
Datum uitspraak: 25 september 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Bolnes, gemeente Ridderkerk,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2012 in zaak nr. 11/2039 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk.

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2011 heeft het college een aanvraag van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.

Bij brief van 18 maart 2011 heeft [appellant] daartegen bezwaar gemaakt en het college verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep op de administratieve rechter als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

Het college heeft met dat verzoek ingestemd en het bezwaarschrift met toepassing van artikel 7:1a, vijfde lid, van de Awb doorgezonden naar de rechtbank.

Bij uitspraak van 16 mei 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 januari 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.M. Smits, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door A.C.P. van Kruijssen, werkzaam bij de gemeente, vergezeld door mr. drs. C.M.L. van der Lee, werkzaam bij de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ), zijn verschenen.

Bij tussenuitspraak van 17 april 2013 in zaak nr. 201205035/1/T1/A2 heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen dertien weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van de overwegingen ervan de gebreken in het besluit van 15 maart 2011 te herstellen en een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 16 juli 2013 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade opnieuw afgewezen.

[appellant] is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 49, eerste en zesde lid, van de Wet op de Raad van State, zoals deze bepaling ten tijde van belang luidde, heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op 1 juli 2008 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) ingetrokken en is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) in werking getreden.

2. In de tussenuitspraak is overwogen dat het college in strijd met de artikelen 3:46 van de Awb heeft gehandeld door de besluitvorming op het advies van de SAOZ van november 2010 te baseren. Uit de tussenuitspraak volgt dat het hoger beroep gegrond is en dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [appellant] tegen het besluit van 15 maart 2011 ingestelde beroep gegrond verklaren en dat besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb vernietigen, omdat het college in dat besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat de maximale mogelijkheden van de krachtens het bestemmingsplan 'Bolnes-Noord 1997' uit te werken bestemming als woongebied van de nabij de woning van [appellant] gelegen gronden bij de vergelijking tussen het oude en het nieuwe planologische regime mogen worden betrokken.

3. Het college heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak een nader advies gevraagd aan de SAOZ. In een nader advies van juni 2013 heeft de SAOZ een vergelijking gemaakt tussen het oude en het nieuwe planologische regime. Uit die vergelijking heeft zij de conclusie getrokken dat [appellant] door het besluit van 4 november 2008, waarbij het college krachtens artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling van het bestemmingsplan 'Bolnes-Noord 1997' heeft verleend, in een licht nadeliger positie is komen te verkeren en dat de waarde van de woning van [appellant] ten tijde van de inwerkingtreding van dat besluit van € 218.000,00 naar € 212.000,00 is gedaald. Voorts is in het nader advies vermeld dat voor zover de schade niet binnen het normale maatschappelijke risico valt, de planologische verandering ten tijde van de aankoop van de woning voor [appellant] voorzienbaar was en de schade op de voet van artikel 6.3, aanhef en onder a, van de Wro, geheel voor zijn rekening mag worden gelaten.

4. Het college heeft het nader advies van de SAOZ aan het besluit van 16 juli 2013 ten grondslag gelegd. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19 van die wet, geacht eveneens voorwerp te zijn van dit geding.

5. [appellant] heeft naar aanleiding van het besluit van 16 juli 2013 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat hij geen bezwaren heeft tegen dat besluit. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.

6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2012 in zaak nr. 11/2039;

III. verklaart het door [appellant A] en [appellant B] bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk van 15 maart 2011, kenmerk RU11/01916;

V. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk van 16 juli 2013, kenmerk 20462, ongegrond;

VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.888,00 (zegge: achttienhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk aan [appellant A] en [appellant B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 384,00 (zegge: driehonderdvierentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. G. Snijders, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van staat.

w.g. Van Altena w.g. Hazen
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2013

452.