Uitspraak ​201301032/2/R2


Volledige tekst

​201301032/2/R2.
Datum uitspraak: 22 april 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoekers], wonend te Den Dolder, gemeente Zeist,

en

de raad van de gemeente Zeist,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2012, nr. 12RAAD0087, heeft de raad het bestemmingsplan "Paltzerweg 203a" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 maart 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. E.F.J.A.M. de Wit, en de raad, vertegenwoordigd door drs. N.G. Geelkerken, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is [partij] als partij gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan voorziet in een woning op het perceel Paltzerweg 203a te Den Dolder.

3. [verzoekers] kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het plan. Hiertoe betogen zij onder meer dat de voorkeursgrenswaarde voor geluid wordt overschreden ter plaatse van de woning. Zij stellen dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte rekening is gehouden met de geluidafschermende werking van een appartementencomplex op het voormalige Overtoomterrein. Volgens hen zal het appartementencomplex niet worden gerealiseerd.

3.1. De raad stelt dat nu een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van een appartementencomplex op het voormalige Overtoomterrein, in het akoestisch onderzoek uit mocht worden gegaan van de afschermende werking hiervan voor de geluidbelasting op de gevel van de woning. De raad licht verder toe dat, ook als het appartementencomplex niet wordt gerealiseerd, anderszins maatregelen zullen worden getroffen zodat de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) en het Besluit geluidhinder niet overstijgt.

3.2. De vraag of de raad, gelet op het systeem van de Wgh, mocht uitgaan van de afschermende werking van een nog te realiseren appartementencomplex op het zogenoemde Overtoomterrein dan wel eventuele anderszins te treffen maatregelen, leent zich niet voor beantwoording in deze procedure en zal in de bodemprocedure nader onderzocht moeten worden. Nu niet is uit te sluiten dat in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat het plan is vastgesteld in strijd met de Wgh omdat geen hogere grenswaarde is vastgesteld voor de voorziene woning, zodat het besluit niet in stand zal blijven, ziet de voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.

4. De raad dient ten aanzien van [verzoekers] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Het verzoek van [verzoekers] om de raad te veroordelen in de kosten die gemaakt zijn voor het deskundigenrapport wordt afgewezen, nu dat rapport niet van betekenis is geweest voor de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Zeist van 6 november 2012, nr. 12RAAD0087;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Zeist tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

III. gelast dat de raad van de gemeente Zeist aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, ambtenaar van staat.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2013

647.