Uitspraak 201207601/1/R2


Volledige tekst

201207601/1/R2.
Datum uitspraak: 13 maart 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Harderwijk,

en

de raad van de gemeente Harderwijk,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Frankrijk-Vlierburgweg 4" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door C. van den Bedem en M. den Braven, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.

Overwegingen

1. Het plan voorziet in de bouw van vier woningen op het perceel Vlierburgweg 4 (hierna: het perceel) in de wijk Frankrijk te Harderwijk.

Bij besluit van 20 november 2008 heeft de raad het bestemmingsplan "Frankrijk" vastgesteld op grond waarvan het perceel was bestemd als "Woondoeleinden/historische linten" en was voorzien van de aanduidingen "Wijzigingsbevoegdheid V" en "4". De wijzigingsbevoegdheid maakte het mogelijk om binnen bepaalde grenzen op bedoeld perceel vier woningen te realiseren. Tegen dit plandeel is destijds beroep ingesteld. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 30 oktober 2009, in zaak nr. 200904002/2/R2, het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten, voor zover het het perceel betreft, vernietigd, aangezien ten tijde van de vaststelling van het plan geen besluit tot het vaststellen van hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder was genomen.

Met het thans aan de orde zijnde plan wordt het vernietigde plandeel geactualiseerd. Daarbij heeft de raad ervoor gekozen om in het plan bij recht te voorzien in vier woningen op bedoeld perceel in plaats van de onder het bestemmingsplan "Frankrijk" opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

In verband met het plan heeft het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk bij besluit van 15 mei 2012 op grond van de Wet geluidhinder hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege industrieterrein Lorentz en de Newtonweg op de in het plan voorziene woningen.

2. [appellant] betoogt dat de met het plan beoogde bebouwing niet strookt met de voorwaarden voor het perceel zoals opgenomen in artikel 7, onder a, aanhef en onder 5, onderdelen d en e, van de planregels van het vernietigde bestemmingsplan "Frankrijk", waar in de toelichting van het thans aan de orde zijnde plan naar wordt verwezen. In dit verband betoogt [appellant] dat de met het plan beoogde invulling van het perceel geen rekening houdt met de bijzondere en kwetsbare plaats van het perceel en is het volgens [appellant] onduidelijk op welke wijze met het plan de op het perceel aanwezige agrarische waarden, die verwijzen naar het agrarische verleden, worden behouden en versterkt. Verder wordt met het plan niet voldaan aan de voorwaarde dat de bebouwingskenmerken en de inrichting van het bebouwde erf dienen aan te sluiten bij de karakteristieken en kenmerken van de Vlierburgweg, nu het mogelijk wordt gemaakt om op een beperkte oppervlakte vier woningen te realiseren waardoor voor bijzondere ruimtelijke eisen geen ruimte meer is. Ten aanzien van het gegeven dat de raad naar aanleiding van zijn zienswijze de plantoelichting heeft aangevuld met de bijlage Beeldkwaliteitscriteria Vlierburgweg 4 (hierna: de beeldkwaliteitscriteria) betoogt [appellant] dat deze criteria geen handhaafbare voorschriften bevatten op grond waarvan de beoogde bebouwing aan de genoemde voorwaarden moet voldoen.

2.1. De raad stelt dat de kwetsbaarheid van het gebied betrekking heeft op de gehele wijk Frankrijk en niet op het perceel. Voorts stelt de raad dat in de plantoelichting is vermeld dat de ligging, aan de rand van de wijk, de plaats bijzonder maakt. Hierom dient volgens de raad veel aandacht te worden besteed aan de architectuur en de uitstraling van de woningen, waardoor wordt verwezen naar het agrarische verleden van het perceel. Om dit te garanderen heeft de raad de beeldkwaliteitscriteria opgesteld. Deze vormen volgens de raad het uitgangspunt voor het ontwerp van de met het plan mogelijk gemaakte woningen en een bouwplan voor de woningen zal aan deze criteria worden getoetst.

2.2. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het vaststellen van bestemmingen en regels voor gronden. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad bestemmingen en regels voor gronden vast kan stellen die in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd zijn met het recht.

2.3. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat de met het plan beoogde bebouwing geen rekening houdt met de bijzondere en kwetsbare plaats van het perceel heeft de raad ter zitting nader toegelicht dat de genoemde kwetsbaarheid van het gebied ziet op het behouden en het versterken van de in het gebied aanwezige agrarische waarden en dat deze kwetsbaarheid op een aantal percelen in de wijk Frankrijk aanwezig is. Voorts heeft de raad toegelicht dat tijdens de procedure van het vaststellen van het vernietigde bestemmingsplan "Frankrijk" voor een aantal percelen in de wijk, waaronder het onderhavige perceel, bij de gemeente aanvragen voor verdichting door bebouwing zijn ingediend. De gemeente heeft destijds voor die percelen de cultuurhistorische waarden beoordeeld en bekeken of een dergelijke verdichting mogelijk was. Voor het onderhavige perceel is toen bepaald dat een mate van verdichting door bebouwing mogelijk is, nu het perceel op zichzelf geen kwetsbare plaats is. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat op het perceel dusdanige cultuurhistorische waarden aanwezig zijn die met het plan verloren zullen gaan dan wel dat de ligging van het perceel zodanig kwetsbaar is, dat aan het perceel geen woonbestemming met een bouwmogelijkheid voor vier woningen had mogen worden toegekend.

Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het perceel als zodanig niet kan worden aangemerkt als een kwetsbare plaats, waardoor verdichting van dit perceel op de in het plan voorziene wijze kan plaatsvinden zonder dat daardoor de in de wijk Frankrijk aanwezige agrarische waarden worden aangetast. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het perceel is gelegen binnen een grotendeels stedelijke omgeving, aan de rand van de wijk Frankrijk met aan de noordoostzijde van het perceel open gebied. Verder vormt het perceel de noordelijke entree van de wijk Frankrijk en is het, naar de raad onweersproken heeft gesteld, wenselijk om de met het plan beoogde woningen langs de Vlierburgweg te realiseren om deze poortwerking te versterken. Het betoog faalt.

2.4. Blijkens de plantoelichting en hetgeen de raad hierover ter zitting heeft betoogd, acht de raad het van belang dat de met het plan beoogde bebouwing voldoet aan de in artikel 7, onder a, aanhef en onder 5, onderdelen d en e, van de planregels van het vernietigde plan "Frankrijk" opgenomen voorwaarden dat aanwezige waarden die verwijzen naar het agrarische verleden dienen te worden behouden en versterkt en dat de bebouwingskenmerken in de inrichting van het onbebouwde erf dienen aan te sluiten bij de karakteristieken en kenmerken van de Vlierburgweg. De raad heeft naar aanleiding van de zienswijze van [appellant] in de procedure tot het vaststellen van het plan beeldkwaliteitscriteria voor het perceel geformuleerd, die als bijlage bij het plan zijn opgenomen. Met de beeldkwaliteitscriteria heeft de raad invulling aan deze voorwaarden gegeven. Ter zitting heeft de raad verklaard dat het voor de planologische aanvaardbaarheid van de met het plan beoogde woningen noodzakelijk is dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. In dit verband heeft de raad toegelicht dat de beeldkwaliteitscriteria voor dit specifieke perceel gelden en dat deze criteria na vaststelling door de raad onderdeel zijn gaan uitmaken van de welstandsnota van de gemeente Harderwijk. Bij de beoordeling van de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen van de in het plan voorziene woningen zal aan de beeldkwaliteitscriteria worden getoetst.

2.5. Voor zover de raad met betrekking tot de planologische aanvaardbaarheid van het plan voor het waarborgen van de in dit verband door hem van belang geachte voorwaarden verwijst naar de vastgestelde beeldkwaliteitscriteria, die als bijlage bij de plantoelichting zijn opgenomen, stelt de Afdeling vast dat deze niet als zodanig in de planregels zijn neergelegd. Gelet hierop maken de beeldkwaliteitscriteria als zodanig geen deel uit van het plan.

Voor zover de beeldkwaliteitscriteria eisen bevatten die gaan over ruimtelijk relevante aspecten, zoals onder meer de inrichting van het perceel waar de bouwvlakken voor de woningen komen, de vorm en grootte van de bouwvlakken, de onderlinge afstanden en de goot- en bouwhoogte van de woningen en bouwwerken, blijkt uit de verbeelding dat de raad deze aspecten in het plan heeft verzekerd. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in het licht van de beeldkwaliteitscriteria op een onvoldoende wijze door de raad is gedaan.

Voor het overige bevatten de beeldkwaliteitscriteria welstandseisen die aan de beoogde woningen gesteld kunnen worden, maar die, gelet op artikel 12 van de Woningwet, in beginsel niet in een bestemmingsplan kunnen worden opgenomen. Op dit uitgangspunt kan een uitzondering worden gemaakt indien de welstandseisen dienen ter bescherming van een beschermd stadsgezicht. Dit is in het voorliggende geval niet aan de orde. Deze als redelijke eisen van welstand geldende beeldkwaliteitscriteria betreffen een uitvoeringsaspect van het plan. Ingevolge de Woningwet dienen concrete bouwplannen getoetst te worden aan redelijke eisen van welstand, zodat bedoelde aspecten langs die weg aan de orde kunnen komen.

Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voornoemde voorwaarden uit artikel 7, onder a, aanhef en onder 5, onderdelen d en e, van de planregels van het vernietigde plan "Frankrijk" op een voldoende wijze bij het plan zijn betrokken en dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het betoog faalt.

3. Voor zover [appellant] betoogt dat de geluidsbelasting vanwege industrieterrein Lorentz en de Newtonweg op de met het plan beoogde woningen hoger is dan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting en dat de raad ten onrechte niet heeft gemotiveerd dat het niet mogelijk of wenselijk is om effectieve maatregelen te treffen die de geluidsbelasting op de woningen beperken, overweegt de Afdeling als volgt.

[appellant] heeft dit standpunt tevens naar voren gebracht in het kader van zijn beroep tegen het besluit van 15 mei 2012 tot het vaststellen van hogere waarden voor de met het plan beoogde woningen, in zaak nr. 201207603/1/R2. Bij uitspraak van heden heeft de Afdeling in die zaak overwogen dat dit betoog van [appellant] faalt. De Afdeling ziet in deze procedure geen aanleiding voor een ander oordeel.

In hetgeen [appellant] in zoverre heeft aangevoerd ziet de Afdeling evenmin grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig heeft mogen achten. Het betoog faalt.

5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013

159-772.