Uitspraak 201205413/1/A3


Volledige tekst

201205413/1/A3.
Datum uitspraak: 13 maart 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 mei 2012 in zaak nr. 12/1237 in het geding tussen:

[appellant]

en

de korpsbeheerder van het politiekorps Haaglanden (thans: de korpschef van politie).

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2012 heeft de korpsbeheerder een deel van de door [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) verzochte documenten verstrekt.

Bij besluit van 9 februari 2012 heeft de korpsbeheerder het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en alsnog een ontbrekend stuk aan [appellant] verstrekt.

Bij uitspraak van 16 mei 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Partijen hebben toestemming verleend om het onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb), kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), uitsluitend betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt het bedrag van de kosten bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld: a. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief.

Ingevolge de eerste volzin van de bijlage wordt het bedrag van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Bpb, vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen overeenkomstig onderstaande lijst (A) en die punten te vermenigvuldigen met de waarde per punt (B) en met de toepasselijke wegingsfactoren (C).

2.1 In zijn verzoek van 20 december 2011 heeft [appellant] op grond van de Wob verzocht om toezending van onder meer de akte van aanstelling, inclusief eventuele wijzigingsbesluiten, van alle verbalisanten die bij een bepaalde, in het verzoek gespecificeerde, overtreding waren betrokken. Vaststaat dat het wijzigingsbesluit ten aanzien van een bepaalde verbalisant bij het besluit van 13 januari 2012 niet is verstrekt. Naar aanleiding van het tegen dat besluit ingediende bezwaarschrift is bij het besluit van 9 februari 2012 het wijzigingsbesluit alsnog verstrekt onder toekenning van een proceskostenvergoeding met de wegingsfactor "zeer licht"(0,25).

2.2 [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de korpsbeheerder abusievelijk het meest recente besluit ten aanzien van de aanstelling van de verbalisant niet heeft meegezonden, dat er sprake was van een omissie en dat er geen aanleiding bestond voor de veronderstelling dat er sprake was van een weigering het gevraagde stuk over te leggen. Er heeft een inhoudelijke behandeling van het geschil plaatsgevonden en om deze reden diende de wegingsfactor "gemiddeld" (1) in plaats van de factor "zeer licht" (0,25) bij de toekenning van de omvang van de vergoeding in de proceskosten te worden gehanteerd, aldus [appellant].

2.3 Nu het besluit van 13 januari 2012 niet strekt tot openbaarmaking van het wijzigingsbesluit, dient dit besluit, anders dan de rechtbank heeft overwogen, te worden aangemerkt als een weigering het wijzigingsbesluit openbaar te maken. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 11 augustus 2010 in zaak nr. 201001199/1/H3, kan het in bezwaar alsnog verstrekken van dit document niet anders worden aangemerkt dan als een openbaarmaking in de zin van de Wob. Het geschil was gelet hierop inhoudelijk van aard. De Afdeling is van oordeel dat de behandeling van een zaak in de bezwaar- en beroepsprocedure in beginsel behoort tot de categorie gemiddeld, tenzij er duidelijke redenen zijn hiervan af te wijken. Van dergelijke redenen is in de voorliggende zaak niet gebleken. Het betoog van de korpsbeheerder, dat [appellant] ook op informele wijze had kunnen verzoeken om toezending van het ontbrekende stuk, treft geen doel, nu dit immers niet af doet aan het recht om bezwaar te maken tegen een besluit.
Het betoog slaagt.

2.4 Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient gelet op het vorenstaande te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het tegen het besluit van 9 februari 2012 ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking, in zoverre daarbij is nagelaten de wegingsfactor "gemiddeld" (1) in plaats van de factor "zeer licht" (0,25) bij de toekenning van de omvang van de vergoeding in de proceskosten in bezwaar te hanteren. De Afdeling zal het besluit van 9 februari 2012 in zoverre vernietigen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 9 februari 2012.

2.5 In verweer verzoekt de korpsbeheerder om aan de vergoeding voor de proceskosten in beroep en hoger beroep de wegingsfactor "zeer licht" (0,25) toe te kennen. De Afdeling overweegt dat nu het geschil inhoudelijk van aard was, van duidelijke redenen om de wegingsfactor "zeer licht" toe te kennen niet is gebleken.

2.6 De korpsbeheerder dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 mei 2012 in zaak nr. 12/1237;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van de korpsbeheerder van het politiekorps Haaglanden van 9 februari 2012, kenmerk 11-02297, voor zover dit strekt tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar met de wegingsfactor "zeer licht" (0,25);

V. veroordeelt de korpschef van politie tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre treedt in de plaats van het vernietigde onderdeel van het besluit van 9 februari 2010;

VII. veroordeelt de korpschef van politie tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII. gelast dat de korpschef van politie aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 388,00 (zegge: driehonderdachtentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt;

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.

w.g. Vlasblom w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013

280-782.